“Ik ga pas na de lockdown de huren halen,” informeert de man die onze huren verzamelt mij. Het is begin juni en de overheid heeft net een nieuwe lockdown ingevoerd voor zes dagen. “Misschien hebben de huurders eerst het geld nodig om eten te kopen,” vervolgt hij.
De man is streng gelovig. Zelf heeft hij al de helft van zijn salaris geweigerd, omdat wij vanwege Corona ook maar de helft van de huren hadden opgehaald. Ik had nog aangedrongen dat hij recht had op zijn volledige salaris, maar hij had resoluut geweigerd.
“Dat geld is haram (verboden voor moslims),” vond hij.
Als wij maar de helft hadden gekregen, dan hoorde hij niet alles te nemen, was zijn mening. Stellig had hij de rest van zijn salaris terug gegeven.
De zesdaagse lockdown wordt al snel verkort tot twee dagen. Een groep mensen begint te protesteren en is van mening dat de overheid alleen maar een lockdown invoert, omdat ze geen salarissen wil uitbetalen.
“Corona bestaat niet in Koerdistan,” is het wereldvreemde motto van deze groep.
Maar wie niet in Corona gelooft, zal ook weinig doen zichzelf of anderen te beschermen.
Ondertussen stapt na een onenigheid het gezondheidsteam op de grens van Iran en de provincie Slemani op, terwijl zij eigenlijk de reizigers moet controleren. Tel dit bij elkaar op en je ziet een enorme stijging in het aantal besmettingen.
Om een beetje een idee te geven: Koerdistan-Irak heeft een oppervlakte dat redelijk vergelijkbaar is met heel Nederland, maar ons inwoneraantal ligt beduidend lager. We hebben ongeveer 6 miljoen inwoners en 1 tot 2 miljoen vluchtelingen. De inwoners leven behoorlijk geconcentreerd. In de vier provinciale hoofdsteden Erbil, Slemani, Duhok en Halabja wonen samen alleen al ongeveer zo’n 2,5 miljoen mensen. De rest van de inwoners zit vooral in de kleinere steden. Ook de vluchtelingen leven in groepen samen in speciale kampen. Grote delen van de Koerdische regio zijn dus heel dun of helemaal niet bevolkt.
Op 1 maart is de eerste besmetting binnen de Koerdische regio vastgesteld. Twee en een halve maand later hebben we deze cijfers:
– 14 mei: 392 totaal bevestigde besmettingen (waarvan 5 overleden en 10 actief).
Sinds het gezondheidsteam is opgestapt en de groep ongelovigen is opgestaan, hebben we met heel andere cijfers te maken gekregen:
– 1 juni: 728 totaal bevestigde besmettingen (waarvan 7 overleden en 301 actief).
– 15 juni: 2307 totaal bevestigde besmettingen (waarvan 47 overleden en 1244 actief).
– 30 juni: 6144 totaal bevestigde besmettingen (waarvan 207 overleden en 4082 actief).
Logischerwijs zit verreweg het grootste aantal besmettingen (ca 70%) en doden (ca 85%) in de provincie Slemani, omdat zij direct naast Iran zitten en dus veel besmettingen van daar heeft binnen gekregen nadat het gezondheidsteam is opgestapt. Natuurlijk helpt het de bewoners van Slemani ook niet mee dat in hun provincie de meeste tegenstanders van de Koerdische overheid wonen.
Je kunt voor of tegen een overheid zijn, maar ik denk dat de Koerdische overheid veel voor haar burgers heeft gedaan. Nog voor de eerste besmetting bekend werd, zijn de eerste maatregelen genomen. De overheid heeft miljoenen dollars verzameld, zodat arme mensen geholpen kunnen worden. Alleen al bij mijn weten zijn er sowieso honderd zes en dertig duizend voedselpakketten uitgedeeld. Gedurende in ieder geval twee maanden heeft de Koerdische overheid geen geld gevraagd voor de hoofdstroom en voor het afval en ook de boetes voor het niet naleven van de maatregelen zijn niet gestegen tot extreme bedragen. Ik denk dat niet de overheid het heeft verknoeid, maar dat dat meer te danken is geweest aan de mensen zelf.
Er gelden nog wel maatregelen, maar er is geen strenge controle op het naleven ervan. Alle personen in taxi’s moeten maskers dragen. Als dat niet het geval is, heb je kans op een boete van omgerekend 37,50 euro. In Erbil zie ik steeds meer taxi-chauffeurs en passagiers zich aan deze maatregel houden. Buiten Erbil kom ik niet, omdat de provinciale grenzen al sinds lange tijd gesloten zijn. Officieel worden maskers ook geadviseerd aan mensen in privé-voertuigen als ze met meerdere mensen een auto delen. Sommigen zie ik inderdaad maskers dragen.
Persoonlijk vind ik de maatregelen goed vol te houden, hoewel de maskers in de zomerse hitte van veertig graden niet bepaald een pretje zijn. Zeker niet als je je beseft dat deze temperaturen in juli en augustus nog gaan oplopen tot en met vijftig of vijfenvijftig graden,
***
Een paar maanden geleden waren de oppas en ik al tot tweemaal toe naar Massif gelopen. Een wandeling van zo’n dertien kilometer waarover we twee en een half uur hadden gedaan. Het laatste stuk bergopwaarts. Al een tijdje hebben we het erover hoe lang het zou duren als we de wandeling in tegengestelde richting doen. Bergafwaarts. Volgens de oppas moeten we dat makkelijk in anderhalf uur kunnen doen, maar dat lijkt mij een te groot verschil. Ik gok op zeker twee uur.
“Zullen we kijken hoe lang het echt duurt?” vraagt de oppas op een dag aan mij.
Ik ga akkoord en bel mijn schoonfamilie om toestemming te vragen voor de ongebruikelijke wandeling.
Het antwoord is: “Liever niet, maar als jullie het per se willen, ga maar en bel als er iets gebeurt.”
En zo besluiten we compleet onvoorbereid op 7 juni te kijken wie van ons dichter bij het antwoord zit over hoe lang de terugweg zal duren.
Ik parkeer mijn auto bij de achteringang van de school, die bewaakt wordt door de Asayish (Koerdische Veiligheidsdienst) van de Khanzad regio.
“Vind je het erg als ik hier mijn auto parkeer?” vraag ik de man van de Asayish.
De man kent mij van alle keren die ik naar school ben gekomen.
“Nee, hoor, zet hem daar verderop maar neer,” antwoordt hij.
“Gaan jullie weer sporten?” wil hij weten.
“Ja, klopt,” antwoord ik met een glimlach.
We lopen een klein stukje voor ik een taxi aanhoud.
“Voor hoeveel breng je ons naar Massif?” vraag ik de chauffeur die het autoraampje naar beneden heeft gedaan.
“Hoeveel vind je een goede prijs?” wil hij van mij weten.
“Geen idee. Zeg jij maar.”
“Is tienduizend dinar goed? (ongeveer zeven euro vijftig)” vraagt hij twijfelend.
Sommige taxichauffeurs vragen wel vijftienduizend dinar, dus vind ik zijn aanbod redelijk.
“Hebben jullie wel mondmaskers mee?” vraagt hij voor de zekerheid.
“Ja, hoor.”
Bij Bastora blijkt weer een extra controlepunt te staan. In de verte ziet de taxichauffeur de politie al op de weg staan.
“Hebben jullie ook handschoenen aan?” wil hij ineens weten.
“Nee, ik wist niet dat deze ook verplicht waren,” zeg ik eerlijk.
Snel geeft hij mij twee handschoenen van zijn eigen voorraad. Ik doe een aan en geef de andere aan mijn oppas. Onze handschoenloze handen verstoppen we onder onze tas. Zonder problemen laat de politie ons door.
De taxichauffeur zet ons af in Massif, waar we eerst een bezoekje brengen aan mijn schoonmoeder. Met de man van een van mijn schoonzussen rijden we even later terug tot aan het stoplicht op het belangrijkste kruispunt van Massif en gaan we nog heel even langs de Holland Bazaar supermarkt die daar op de hoek staat. Rond tien voor zeven in de avond vertrekken we richting huis. Het is nog licht, maar het is niet meer verzengend heet, omdat ook zomers de zonsondergang nooit laat op de avond is.
We lopen Massif uit en bereiken al vrij snel de bergweg. Soms stoppen we even om wat foto’s te maken. Een auto aan de andere kant van de weg toetert naar ons. Een goede vriend van de familie, zie ik.
“Willen jullie mee rijden?” roept de jongeman vanuit zijn auto.
“Nee, dank je, we willen graag lopen,” roep ik terug.
Vanaf de bergweg nog voor we het vaste controlepunt van Massif hebben bereikt, blijven we even staan kijken naar de zonsondergang boven een droge vlakte wat veel weg heeft van een soort van woestijn. Een auto stopt naast ons.
“Kom instappen,” hoor ik de man zeggen.
Het is een bekende van mij. Eerst weigerde ik, maar de man blijft aandringen. Uiteindelijk stappen we maar in om hem een plezier te doen. Ik weet dat hij het zeker niet kan waarderen dat we langs de kant van de weg lopen.
“Waar staat je auto?”
“Onderaan de berg bij het benzinestation,” verzin ik, omdat ik niet wil dat hij ons de hele weg terug naar huis brengt.
“Ik zie je auto niet staan?” zegt hij als we bij het benzinestation arriveren.
Pas nadat ik buiten de auto sta, antwoord ik met een lach: “Omdat de auto niet hier staat, maar bij school.”
De man schudt zijn hoofd en rijdt weg.
Terwijl de auto van de kennis optrekt, lopen wij verder vanaf het benzinestation. We hebben maar een paar minuten in de auto gezeten, maar dit scheelde zeker een half uur lopen. Een dik stuk glas komt precies vast te zitten in mijn schoenzool, wat een pijnlijke druk onder mijn voet geeft. Balancerend op het andere been, peuter ik het stuk glas eruit. Gelukkig is het net niet scherp genoeg om door de hele zool te snijden.
Al snel kunnen we het kasteeltje van Banaman links langs de weg op een heuveltje zien. Omringd door een paar huizen die lager staan. Ondertussen zijn we aan de andere kant van de weg gaan lopen om het tegemoetkomende verkeer te zien aan komen rijden. Verderop bij het nieuwe viaduct moeten we eerst weer naar de andere kant van de weg, omdat dat een kortere route is.
Naast het viaduct ligt een rijstrook rechtdoor die naar Bastora leidt. De weg is er smal en we lopen zoals op de meeste plekken in de berm, die vol ligt met losse stenen. Ik verzwik mijn rechtervoet en terwijl ik mijn evenwicht probeer terug te krijgen, val ik voorover op mijn linkerknie.
“Oei, het voelt alsof er wat bloed uitkomt,” zeg ik, maar ik kan moeilijk mijn broek uittrekken aan de kant van de weg en zie weinig andere mogelijkheden dan gewoon doorlopen. Mijn rechtervoet doet wat pijn, maar ik klaag verder niet. We maken wat grapjes over dat mijn voeten straks thuis misschien wel zullen opzwellen, zodra ik mijn schoenen uit zal trekken. Lachend lopen we verder. We hebben nog ongeveer anderhalf uur te gaan.
Inmiddels is de zon volledig onder en komt ons enige licht van de naderende auto’s. De straatlantaarns werken weer eens niet, omdat er geen hoofdstroom is.
Bij het nieuwe controlepunt van de Asayish dat in 2014 is opgezet, maar uiteindelijk maar een week of twee in gebruik is genomen, omdat Daesh (IS) toen nog actief was en ze blijkbaar toch liever het controlepunt dichterbij de stad wilden houden, steken we opnieuw de weg over om weer tegen het verkeer in te kunnen lopen. In het donker is het lastiger de afstand van de auto’s in te schatten. Het is druk, maar veilig en wel halen we de overkant van de weg.
In de bocht vlakbij het kleine dorpje Okhsar gebruiken we het licht van onze telefoons om wat zichtbaarder te zijn voor het verkeer. Er branden nog altijd geen straatlantaarns en we lopen op de vluchtstrook tegen het verkeer in, omdat de berm praktisch onbegaanbaar is.
Tegen negen uur bereiken we mijn auto die vlakbij school staat. Ondertussen ben ik door de losliggende stenen nog enkele keren door mijn enkels gegaan, wat niet echt bevorderlijk is geweest voor de pijn die ik toch al voel aan mijn rechtervoet. Bovendien brandt mijn knie nog steeds wat door de val op de scherpe stenen naast het viaduct. Opgelucht neem ik plaats op de bestuurdersstoel in de auto en rijd naar huis.
***
De volgende middag moet ik naar de fysiotherapeut.
“Hoe komt je knie zo beschaafd?” willen de man en zijn vrouw, de assistente, weten.
“Ik ben gevallen,” vertel ik.
“Waarom?”
Ik glimlach en antwoord: “Ik heb gisteravond gewandeld vanaf Massif tot aan school. Bij het viaduct verzwikte ik mijn rechtervoet en toen viel ik. Mijn voet doet trouwens nog steeds pijn.”
“Heel goed van jou,” antwoordt de man sarcastisch.
De fysiotherapeut hoort bij de conservatievere Koerdische stammen en ik weet dat ook hij geen voorstander is van lange wandelingen door vrouwen.
“Beter niet doen,” legde hij me eens uit toen ik het over onze eerdere wandelingen naar Massif had, “Ik weet dat je niet van hier bent, maar mensen begrijpen het niet, ze gaan praten en stel dat er iets gebeurt. Stel dat iemand jullie dwingt mee te gaan in hun auto. Je weet dat zoveel mensen hier wapens hebben.”
“Dan bel ik jou,” grap ik, “Mag jij mij komen redden. Je werkt niet voor niets ook voor de Asayish (Koerdische Veiligheidsdienst)”
***
De derde woensdag van juni ga ik al vroeg naar Baharke, een klein stadje vlakbij Erbil dat in de laatste jaren flink is gegroeid. Ik haal daar een man op, die met mij meegaat om de olie en de filter van de auto te laten verversen. Samen rijden we naar de officiële dealer aan de 100 meter straat, zoals we dat hier noemen. We nemen plaats in een wachtruimte en krijgen thee, terwijl de monteur zijn werk doet.
Vervolgens moeten we door naar een andere plek waar een soort van APK-keuring voor de auto wordt gedaan. Blijkbaar is de laatste al sinds april dit jaar verlopen en dus wordt het hoog tijd voor een nieuwe. We halen eerst een EHBO-setje voor achter in de auto. Dat is verplicht, laat de man mij weten, en zonder dat setje komt de auto niet door de keuring.
Ik rijd. Zonder de man zou ik deze plek nooit hebben gevonden, dus het is maar goed dat hij bij mij is. Vlak voor het keuringsbedrijf zetten we snel onze mondmaskers op. Bij de ingang word ik getemperatuurd met een voorhoofdthermometer.
“Jij mag door, maar hij moet wachten,” vermeldt de man die net mijn temperatuur heeft opgemeten, “In verband met Corona, mag maar een persoon ons terrein op.”
“Weet je wat?” zeg ik tegen de man die met mij mee is, “Ik wacht wel buiten. Jij kan deze dingen beter regelen dan ik.”
En zo rijdt hij het terrein op, is de man bij de ingang even in de war, omdat ik ben uitgestapt en biedt hij me snel een plek aan op een stoel in een hokje niet groter dan een gemiddeld toilet, maar waar wel een kleine airconditioning hangt. Blijkbaar is de hitte buiten te warm om een vrouw te laten wachten en ik neem dankbaar gebruik van zijn aanbod.
Na een minuut of twintig is de man met mijn auto terug en blijkt dat we eerst de banden moeten laten balanceren, de ruitenwisser van het achterraam moeten vervangen plus een lampje. We rijden naar een straat waar meerdere kleine automonteurs een kleine garage naast elkaar hebben. Bij de een worden de autobanden gebalanceerd, terwijl we op een bankje in de zaak mogen wachten. Bij de ander wacht ik in de auto, als de man de ruitenwisser en het lampje koopt. Uiteindelijk kunnen we terug naar de keuringsdienst.
Opnieuw zijn we met ons tweeën in de auto en weer wordt maar een persoon toegelaten op het terrein. De bewakers aan deze kant van het terrein wijzen me naar een wat groter hokje van de beveiliging. Daar mag ik wachten tot mijn auto klaar is.
Niemand is in het hokje. Er ligt een niet passend tapijtje op de vloer. Verder staan er een paar stoelen en een tafeltje waarop een grote ronde glazen asbak met wat uitgedrukte sigaretten staat. Dat kan nog hier in Koerdistan. Een soort van lang smal bureau is over de gehele lengte van het hokje onder het raam aan de muur bevestigd. Op het bureau staat een klein drinkwaterreservoir en ernaast ligt een zwart vest van de bewaking met een geweer. Zomaar voor het grijpen.
Ik zie er blijkbaar betrouwbaar uit, want hoewel tot twee keer toe een van de bewakers even binnenkomt, komt niemand op het idee dat dat vuurwapen daar eigenlijk niet onbeheerd zou moeten liggen. Blijkbaar zijn ze banger voor Corona dan voor een onbekende vrouw die in haar eentje bij een van hun vuurwapens zit. Ik onderdruk een glimlach. Ook dat kan nog gewoon in Koerdistan en eerlijk gezegd geniet ik ervan dat dit allemaal nog mogelijk is. Maar ik ga er ook vanuit dat ze voldoende mensenkennis hebben, want wellicht ben ik niet de enige die ooit in dit hokje heeft mogen wachten, terwijl er een vuurwapen voor het grijpen ligt.
***
Op de terugweg naar Baharke nodigt de man me bij hem thuis uit. Zijn vrouw is ook thuis, dus ik neem het aanbod aan. Ze hebben een eenvoudig, maar netjes huis. Via de keuken kom ik in de woonkamer, waar twee grote kleden op de vloer liggen, enkele kussen tegen de muren zijn geplaatst en een televisie aan de wand onder de trap hangt. Er staan geen meubels.
“Mag ik eerst mijn handen wassen?” vraag ik.
De man wijst mij naar een van de vier deuren die in de woonkamer uitkomen. Daarachter zit een badkamer en een apart toilet.
De vrouw bereidt snel wat rijst met tomatenpuree er doorheen, een salade met schijfjes komkommer en tomaten en gebakken blokjes kipfilet. Als drinken brengt ze water en “doy” (een yoghurtdrank aangelengd met water). We eten op de grond.
Na het eten drinken we zwarte thee met zachte caramel suikerklontjes en daarna bedank ik hen voor de gastvrijheid en vertrek. Terug naar huis.
***
Ondertussen hebben mijn drie thuiswonende kinderen vakantie gekregen. De jongste van zes heeft haar laatste schooldag op 4 juni al gehad. Mijn zoon van negen en mijn dochter van vijftien hebben respectievelijk op vrijdag 19 en op zaterdag 20 juni hun eerste vakantiedag, omdat zij eerst examens hebben gedaan. De Minister van Onderwijs heeft kort ervoor besloten dat leerlingen van lokale scholen geen examens krijgen en dat hun al dan niet overgaan naar de volgende klas gebaseerd zal worden op de resultaten van het eerste trimester. De internationale scholen, waar onze kinderen ook op zitten, mogen hun eigen regels bepalen.
Deze laatste examens gebeuren online, in kleine groepjes en met camera’s en microfoons open. Gelukkig is er hooguit maar een examen per dag. Op een vast tijdstip. Het is veel beter geregeld dan de proefexamens een week of drie daarvoor en ik moet toegeven dat ik met deze examens behoorlijk minder stress heb ervaren dan met die proefexamens.
Nu de zomervakantie is begonnen, hebben de kinderen iets meer rust. Het systeem van online leren, is niet voor mijn jongste twee weggelegd. Meer dan eens heeft het mij flink wat overredingskracht gekost hen achter de lessen te zetten, maar ook meer dan eens hebben ze minder goed meegedaan met de lessen. Na de vakantie zullen ze er toch weer online tegenaan moeten, want hoewel de scholen in heel Koerdistan-Irak al dicht zijn sinds 26 februari, zeggen de geruchten dat ze niet meer open gaan tot en met december dit jaar.
***
Alsof de wereld niet voldoende bezig is met Corona, hebben wij in de tussentijd te maken met bombardementen van Turkije op Koerdistan-Irak. Volgens de officiële berichtgeving zijn de bombardementen bedoeld voor de PKK-strijders die zich schuilhouden, maar het bombarderen gebeurt ook op andere plekken in Koerdistan. Makhmur ligt onder vuur. Op ongeveer een uur rijden vanaf ons huis. Sommige nachten horen we de gevechtsvliegtuigen langs ons huis vliegen. Als je wakker bent en in onze tuin staat, kun je de bommen op Makhmur horen vallen. Ook andere plekken als Amediya, het Qandil gebergte en zelfs Sinjar waar Yezidi’s wonen, worden gebombardeerd. Het noorden van Koerdistan-Irak tegen de grens met Turkije is inmiddels onveilig gebied en families uit deze regio hebben hun huizen moeten ontvluchten. In de nacht van 30 juni op 1 juli wordt Sidakan, op twee uren rijden vanaf ons huis, gebombardeerd. In de Nederlandse media wordt er amper aandacht aan besteed en ik verwacht dat Turkije voorlopig nog wel even doorgaat met het bombarderen.
***
De eerste zondag van de vakantie, 21 juni, besluit ik vrij plotseling dat ik met de kinderen een dagtrip wil maken. Ik vraag iemand van de familie welke wegen open zijn zonder gebruik te hoeven maken van “wasta” (relaties, connecties, waarmee je buiten de regels om wat meer dingen mag doen). Volgens hem is de weg tot aan de watervallen Gali Ali Beg en Bekhal open. De trekpleisters zelf zijn in ieder geval nog tot en met 1 juli gesloten voor publiek, maar vanaf de weg kun je de watervallen al goed zien.
Via de nieuwe tunnel onder de berg Pirmam rij ik door langs Kore en Shaqlawa. Hier zit je al meteen in het berggebied. Vorig jaar heb ik de route met mijn ouders gereden en hoewel er niet echt adequate bewegwijzering is, lukt het met Google Maps prima. Alleen bij controlepunten vertel ik de kinderen even hun maskers te dragen, omdat we met ons vieren in de auto zitten. Op een T-splitsing direct na een controlepunt neem ik de linkerweg en komen we na zo’n vijf minuten op een haarspeldweg uit bij de Gali Ali Beg waterval. Op een andere auto na, is het parkeerterrein is leeg.
We maken wat foto’s en rijden terug naar het controlepunt, waar we de andere weg inrijden.
Een paar minuten later arriveren we op een brug waar we rechts de grote Bekhal waterval zien. Het onweert inmiddels flink en zo nu en dan valt er aardig wat regen uit de lucht, maar als je al een paar weken leeft in temperaturen van rond de veertig graden, is zo’n bui best wel eens lekker fris. Ik betaal een klein bedrag van omgerekend zo’n een euro vijftig voor het parkeren. De man wijst ons naar een hokje met een metalen deur waarachter een trap naar beneden gaat. Via die trap komen we onder bij de waterval uit.
“Wow! Dit lijkt wel alsof dit in het jaar 2000 is gebouwd!” roept mijn zoon uit die zelf in 2010 is geboren.
Ik voel me spontaan heel oud en schud lachend mijn hoofd.
Met een enorme kracht komt het water naar beneden, zodat het op veel plekken compleet wit lijkt. De opspattende druppels komen op ons haar terecht als we vlak langs de waterval lopen. Het voelt heerlijk fris aan.
Tenslotte gaan we naar de Alana Vallei waar ikzelf ook nog nooit eerder ben geweest. We komen eerst weer door het dorpje Khalifan waar ik een plastic tas met wat eten en drinken koop in een klein winkeltje. Restaurants zijn nog gesloten vanwege de Corona maatregelen. Omgerekend betaal ik in totaal twee euro vijfentwintig voor een halve literfles mineraalwater, twee blikjes Pepsi cola, een Mountain Dew drinken, een pakje koekjes, drie pakjes met kauwgums, een zakje chips en wat snoepgoed voor de jongste twee. Uiteindelijk heeft de hele dagtrip voor ons vieren mij inclusief het benzinegeld achttien euro vijfenzeventig gekost. Voor dat bedrag kun je nog eens een dagje eropuit.
De weg door de Alana Vallei zit op veel plaatsen vol gaten, maar het uitzicht is prachtig. Hier zijn nog groene bomen die afsteken tegen de bergen in de verte. Volgens Google Maps gaat deze weg ook door naar Erbil, maar het einde van de weg is afgezet door het controlepunt.
“Is de rest van de weg afgesloten?” vraag ik de man van de Asayish.
“Klopt. Waar wil je naartoe?”
“Erbil.”
“Wil je dat ik voor je ga vragen of je verder mag?” zegt de man nu, “Maar dan zit je aan de andere kant wel weer met een andere afsluiting. Dus dan moet je weer vragen.”
“Nee, dat hoeft niet. Afgesloten is afgesloten,” antwoord ik en keer de auto.
En weer rijden we terug over de weg vol gaten, langs de groene bomen in de vallei en de prachtige bergen in de verte. Langs het paard dat naast de weg in de berm staat te grazen. De ganzen die hier en daar met hun jongen de weg oversteken en de kleine kinderen die hier nog langs de kant van de weg spelen.
Via Harir rijden we terug naar huis. Om twintig voor vijf komen we thuis aan. Vijf uren nadat we zijn vertrokken. Na zoveel weken zo lang beperkt naar buiten te kunnen, voelt het geweldig dat we er even tussen uit zijn geweest.
***
Woensdag 24 juni plannen mijn dochter van vijftien en ik nog een uitje voor ons beiden. We hebben nog steeds te maken met bepaalde maatregelen en het liefst zou ik vanwege de schitterende natuur in de bergen richting Choman en Haji Omaran vlakbij de Iraanse grens rijden, maar dat schijnt even niet tot de mogelijkheden te behoren, vanwege Corona en de bombardementen. En dus rijden we via de Pirmam tunnel naar Shaqlawa. Een half uurtje rijden vanaf ons huis en de natuur is hier ook geweldig.
Jaren geleden, in 2007, ben ik ooit eens naar Raban Boya in Shaqlawa geweest, maar ik heb geen idee waar deze heilige plek voor christenen en moslims precies is. Het is dat ik de locatie via Google maps al heb opgezocht, anders zou ik er zonder enig vermoeden langsgereden zijn. Waar in Nederland een dergelijke attractie kilometers van tevoren zou zijn aangegeven, weet ik nu door Google maps dat ik bij de supermarktketen Teammart Sorke meteen het onopvallende smalle weggetje ernaast moet inrijden. Een paar meter verder herken ik de berg van Raban Boya. De grote poortdeuren zijn gesloten, maar een kleine open deur ernaast geeft alsnog toegang.
“Zullen we kijken tot hoe ver we verder kunnen?” vraag ik mijn dochter.
“Waar is het?” vraagt ze, terwijl ze tuurt naar de enorme berg voor ons.
“Zie je daarboven dat hek?” Ik wijs in de verte, halverwege de berg, “Voor zover ik mij herinner, is die trap tot ongeveer de helft en daarna komt een minder goed begaanbaar stuk.”
“Tot daar helemaal?” zegt ze verbaasd, “In deze hitte? Dan ga ik zo zweten.”
“Met niets doen ga je ook zweten in deze hitte,” antwoord ik luchtig, maar ze ziet af van een tocht naar boven.
Zodoende rijden we een rondje door Shaqlawa zelf. Een eeuwenoude stad die tegen de berg Safeen aanligt, waardoor je prachtige uitzichten hebt. In de winters valt er geregeld sneeuw en kan het zo koud worden dat waterleidingen bevriezen. Iets waar wij in ons dorp, een half uur rijden verderop, niet over kunnen meepraten. Bij ons valt hooguit een bodempje sneeuw en daalt de temperatuur maximaal tot een of twee graden onder nul. Als het echt heel koud is…
***
In de avond van 28 juni besluit de overheid opnieuw een totale lockdown in te voeren. Tot en met 4 juli. Mits het niet verlengd wordt. Ditmaal alleen voor de provincie Erbil. Ik denk dat het idee erachter is dat Slemani toch niet mee wil doen en Duhok en Halabja nog redelijk onder controle zijn.
Ik zie het tegenwoordig meer als een soort verplichte kans om me even terug te trekken uit de drukke routine van het dagelijkse leven. Ik slaap uit, zwem in ons zwembad in de achtertuin en voor de rest geniet ik van de rust. Zo erg is een totale lockdown nu ook weer niet.
***
De middag voor de lockdown ga ik nog even naar Erbil voor een paar boodschapjes die ik in ons dorp niet kan krijgen. In de avond ga ik naar Massif. Eerst laat ik de auto van binnen en van buiten wassen. Het is tegen half zes als de auto bijna schoon is. Ik bel de fysiotherapeut of hij heel misschien nog even tijd heeft voor een behandeling.
Tien voor zes zit ik in zijn wachtruimte. Het duurt even voor ik aan de beurt ben. Na de behandeling nodigen de man en zijn vrouw me uit mee naar hun huis te komen. Eigenlijk wil ik niet, omdat het al laat is en ze ongetwijfeld moe zijn geworden van hun lange werkdag, maar ik kom er niet onderuit.
Even later zit ik aan de crèmekleurige plastic tuintafel op hun terras. Schuin achter mij mist een tegel in de grond waar een hoge boom groeit. Minstens zo hoog als het huis.
De kinderen, de vrouw en het zusje van de fysiotherapeut dekken de tafel. Ze brengen rijst, een rode soep die over de rijst moet, komkommersalade met yogurt, nan (platte broden), boter, geitenkaas, water en thee. Ik zit te praten met de fysiotherapeut en zijn moeder. Ik heb haar pas een paar maanden geleden leren kennen, maar zij herinnert mij nog van toen ik in 2008 in Koerdistan kwam wonen. Als niet-Koerdische moet ik behoorlijk zijn opgevallen in die tijd in het kleine bergstadje waar iedereen elkaar kende.
Iets voor elven vertrek ik richting huis. Het is laat, ik moet nog even snel langs de Holland Bazaar en de nieuwe lockdown start vanaf middernacht. Op naar een nieuwe periode van verplicht wat stappen terug doen en niksen.