Het leven is een beetje surrealistisch geworden. We redden het wel, maar tijdens de oorlog van eind 2017 en zelfs destijds met Daesh (IS) in de jaren vanaf 2014, was het leven in Koerdistan makkelijker. Maatregelen, die zijn ingevoerd nog voor de eerste Corona besmetting de regio bereikt heeft, volgen elkaar nu snel op en worden om de zoveel dagen strikter.
26 februari. Van de ene op de andere dag sluiten alle scholen in Koerdistan-Irak. Volgens mij is het pas op 1 maart dat de eerste besmetting binnen de Koerdische grenzen komt. Ik zorg voor een eerlijke voorraad boodschappen in huis. Meer dan gemiddeld, maar niet tot in het overdrevene. Verder kom ik weinig buiten en de kinderen hebben op een uurtje na daags voor de lockdown het huis niet meer verlaten.
In de nacht van 13 op 14 maart precies om twaalf uur ’s nachts gaat de lockdown in. Eerst voor de steden Slemani en Erbil. Slemani kom ik zelden. Daar merk ik in mijn dagelijkse leven niets van. Erbil is een stad waar ik minstens vijf keer per week kom. Voor mijn boodschappen, voor mijn werk, voor mijn plezier. Nu kan ik de stad nog steeds zien liggen vanuit mijn woonkamer- en keukenraam, maar ik ben er al bijna drie weken niet meer geweest.
Nog voor de eerste lockdown van achtenveertig uur afloopt, wordt deze verlengd met nog eens tweeënzeventig uur. Inmiddels geldt de maatregel voor alle inwoners van Koerdistan-Irak. Ik ga er automatisch al vanuit dat we zeker tot na Newroz (het drie dagen durende Koerdisch Nieuwjaar dat op 21 maart begint) vastzitten, omdat ik simpelweg niet kan geloven dat ze eerst de hele regio op slot zetten om vervolgens met Newroz iedereen de kans te geven hun picknickseizoen met de hele familie te starten. En dat gebeurt ook niet.
Op 20 maart wordt door artsen in Erbil een Facebook groep opgericht. Om gratis medisch advies te kunnen verstrekken aan mensen die nu hun huis niet kunnen verlaten. Een mooi initiatief. Via een andere Facebook groep geef ik zo ook al mijn adviezen aan mensen die ongerust zijn over de mondgezondheid. Ik vind het fijn dat mensen elkaar op zo’n manier kunnen helpen. En daar hoeft niet altijd iets tegenover te staan. Zeker in zulke bijzondere tijden, waarin salaris niet een vanzelfsprekendheid is, is het goed om van alle kanten iets te balanceren.
Op internet lees ik een bericht waarin staat dat mensen van de Koerdische overheid grote delen van hun salaris hebben ingeleverd om geld in te zamelen voor de armeren van de samenleving. Een bedrag van achttien miljoen dollar is bij elkaar gelegd.
Precies een maand na de sluiting van de scholing, op 26 maart, gaat een online lesprogramma van start. De eerste anderhalve week zijn het alleen nog de vakken Engels en Rekenen, maar daarna wordt het tempo flink opgeschroefd. Grade 1, waar mijn jongste dochter van zes jaar in zit, heeft op de zondagen, dinsdagen en donderdagen vijf lesuren per dag. Op de maandagen en woensdagen vier lesuren per dag. Per week elf lesuren Engels, acht lesuren Rekenen en vier lesuren Koerdisch. Mijn zoon van negen die in Grade 4 zit, heeft vier lesuren per dag op de zondagen tot en met de woensdagen en vijf lesuren op de donderdagen. Negen lesuren Engels in de week, acht lesuren Rekenen en vier lesuren Koerdisch. Daarbij komt huiswerk van deze vakken en van Science wat je via de tablet moet insturen. Verder moeten ze verplicht dagelijks via een website minstens twintig minuten een online boek lezen. Dat gaat via inlogcodes, zodat school in de gaten kan houden of iedereen wel op schema loopt. Overigens staat daar dan wel weer heel een enorme keus aan interessante boeken op.
Mijn tweede dochter van vijftien regelt gelukkig haar eigen online lessen en het huiswerk dat ze krijgt, want het is best verwarrend soms om de lestijden voor ieder kind apart in de gaten te houden. Door middel van diverse alarmen die ik op mijn mobiel heb ingesteld, probeer ik de jongste twee op tijd achter hun tablet te hebben.
Het is lastig jongere kinderen zo gemotiveerd te krijgen dat ze hun online lessen goed volgen, maar we doen ons best. Op 6 april valt aan het begin van hun tweede lesuur ook nog eens het huisinternet uit, zodat ze geen lessen kunnen volgen.
“Zorg wel dat ze de lessen op hun eigen tijd inhalen,” vermelden de AQC’s van de school (degenen die de leervorderingen van de kinderen in de gaten houden) mij, als ik hen telefonisch laat weten dat we even geen internet hebben. Het tempo mag vooral niet verslappen.
In het begin van de lockdown zijn de regels nog redelijk soepel. Het thuis zitten, lijkt meer een soort advies dan een dwingende maatregel. Er zijn wel veel extra controlepunten ingesteld, waarbij de mannen die deze controlepunten bewaken allemaal willen weten waar je naartoe gaat en die je al dan niet doorgang kunnen weigeren. Met mijn pasje waarmee ik sta ingeschreven als behandelaar in de gezondheidszorg heb ik een tijdje privileges. Eens in de zoveel dagen kan ik naar het bergstadje Massif voor boodschappen. Tot een van de laatste dagen van maart. Ik word gestopt bij het belangrijkste checkpunt op de bergweg naar Massif. Zonder Corona-gedoe bestaat dit checkpunt ook, maar na een groet en meestal geen vragen, omdat ze mij al kennen, laten ze me hier altijd door. Maar dit zijn andere tijden.
“Massif is dicht,” vertelt de man van de Asayish mij.
“Ik heb geen brood meer thuis,” leg ik hem uit.
“Ga naar Mala Omar of Bastora om brood te kopen,” is zijn antwoord.
Onze kinderen eten dat brood niet. Dat brood is taai en valt als een blok in je maag zodra het is afgekoeld. Invriezen en ontdooien werkt bij dat brood ook niet.
“Je zult hier moeten keren. Ik kan je niet doorlaten,” is zijn reactie.
En zo keer ik iets verder op de weg waar de vangrails in het midden van de beide wegen ontbreken.
Ik rij ongeveer vijftig meter terug naar het checkpunt aan de andere kant van de weg en wil net mijn pasje terug vragen, dat de mannen van de Asayish nog steeds hebben als een van hen zegt: “Wacht hier even.”
Hij wijst me naar de rechterkant van de tweebaansweg die nu tijdens de lockdown is afgesloten.
Een fractie van een seconde vraag ik me af of ik toch problemen ga krijgen, maar dan zegt hij: “Voor deze ene keer mag je toch door, maar zorg dat je snel terug komt.”
De man geeft me mijn pasje terug en wijst me de weg terug naar het keerpunt. Aan de verkeerde kant van de bergweg rij ik de vijftig meter terug naar het keerpunt en vervolg mijn weg naar Massif.
De bakkerij is aan het begin van Massif, nog voor het stoplicht, maar de volgende lading broodjes zal pas na een uur klaar zijn, vertelt de bakker mij. Ik rij door naar drie supermarkten: Holland Bazaar meteen rechts op de hoek bij het kruispunt, een kleinere lokale supermarkt waarvan ik de naam niet ken en de Teammart schuin tegenover de bakker. Het is gewoon een feit dat je in Koerdistan bij geen enkele supermarkt alle producten van je complete boodschappenlijstje kunt kopen.
Voor elke supermarkt trek ik een nieuw paar handschoentjes aan die naast me op de bijrijdersstoel liggen. Er ligt ook een doosje mondmaskers, maar die laat ik even voor wat het is. Binnen een uur heb ik de meeste van mijn boodschappen binnen.
Ik rij opnieuw terug naar de bakker en na nog een kwartier wachten zijn dan eindelijk de broodjes klaar. Vers uit de oven. De stoom komt er nog vanaf en geeft een lichte condens aan de binnenkant van de transparante plastic tas, waarin de broodjes worden meegegeven.
Ik vervolg mijn weg naar huis. Opnieuw langs het checkpunt op de bergweg van Massif, waar ik de mannen nog maar eens bedank dat ze me hebben doorgelaten.
De natuur leeft ook in Koerdistan zichtbaar op van de mensen die in hun huizen moeten blijven. Op de heenweg naar Massif ben ik op de autoweg eerst al een herder met een kudde geiten tegen gekomen. Ze zijn zo de beide wegen overgestoken en verdwijnen verderop achter de heuvel in de berm. Verderop twee koeien in de middenberm die staan te grazen. Op de bergweg staat een paard midden op de weg en nog een eentje in de berm. Als ik voorbij kom rijden, kijkt het paard me aan, alsof het mij wil zeggen dat ik niet op de weg hoor.
Thuis verdeel ik het brood over twee lades in onze vrieskast en geef wat aan de oppas en de tuinman. Ik geef hen de tien pakjes thee met diverse zakjes suikerklontjes, die ik voor hen heb gekocht. De rest van de boodschappen komt in de voorraadkast in de keuken.
Enkele maanden geleden heb ik geld gekregen vanuit Nederland en Amerika. Dit geld ligt nog te wachten op een goede bestemming. Aan een lokale vriend, die ik vertrouw, heb ik gevraagd mij te helpen, zodat dit geld bij de juiste mensen terecht komt. Hij belt me en vraagt of hij wat mag geven aan iemand die dringend een hartoperatie moet ondergaan en niet voldoende geld heeft ervoor. Natuurlijk.
De volgende dag spreken we af langs de kant van de autoweg tussen Massif en Erbil. Ik sta op hem te wachten vlakbij de brug die naar de wijk Green Land gaat. Zo’n drie kilometer van ons huis vandaan.
“Er is vannacht een huis afgebrand van een gezin dat sowieso al praktisch niets had. Bovendien heeft een van hen nierproblemen,” vertelt de vriend mij als hij naast mijn auto staat.
Ik geef hem geld voor beide gezinnen. In normale omstandigheden zouden we samen zijn gegaan, maar hij werkt voor Asayish en heeft beroepsmatig makkelijker doorgang bij de checkpunten.
Via via hoor ik dat er geruchten gaan dat er Corona is vastgesteld bij enkele mensen in het dorp.
“Straks gooien ze ons dorp ook nog compleet op slot, zeker?” zeggen de tuinman en ik tegen elkaar.
Per direct stappen we in de auto om nog snel wat boodschappen te halen. Niet in het dorp zelf, maar in de Aria supermarkt in de woonwijk Bafrin City. Deze winkel is wat duurder en ligt iets verder van het dorp af, zodat ik ervanuit ga dat minder dorpelingen deze winkel bezoeken. Voor de overige boodschappen gaan we langs de nationale supermarktketen Teammart in Bastora. En dan terug naar huis.
Het is voorlopig de laatste keer dat we boodschappen hebben kunnen doen, want hoewel de geruchten over besmettingen in het dorp misschien toch niet blijken te kloppen, is er sinds 1 april een complete lockdown ingesteld. Niemand mag zijn huis nog verlaten.
Op 4 april blijken er toch nog teveel mensen moeite te hebben aan de regels te voldoen en dus gaat Asayish over tot arrestaties. Ergens op het internet lees ik dat tweehonderd eenendertig mensen de eerste dag zijn gearresteerd en er tientallen auto’s en motoren in beslag zijn genomen. Grote kans dat dat alleen maar over Erbil of Slemani ging.
“Echt niet naar buiten gaan, hoor,” waarschuwt de vriend die voor Asayish werkt mij telefonisch, “Ook in Massif zijn al zo’n vijftig mensen gearresteerd.”
Om te voorkomen dat de accu van mijn auto zwak wordt, laat ik een klein half uurtje in de ochtend van 5 april de motor van mijn auto draaien. Bij ons komt weinig Asayish, maar zelfs zo nu en dan rijden ze hier door de straat. Ik ga ervanuit dat ook als ze me in de auto zien zitten, ik niet meteen meegenomen zal worden. Dat risico durf ik wel te nemen.
Ondertussen lopen twee herdersjongens, waarvan een op een ezel, met hun kudde geiten voor mijn auto langs. Mensen die dieren moeten verzorgen, hadden in ieder geval aan het begin van alle maatregelen de mogelijkheid dit te blijven doen. Waarschijnlijk dat ze nu ook de vrijstelling nog hebben, want waar zorg je anders ervoor dat de geiten hun gras krijgen? Echte boerderijen met omheinde weilanden en grazend vee heb ik hier nog niet gezien. De herders zijn nog niet weg te denken uit het straatbeeld van het Koerdische platteland. Soms brengen ze ook hun kuddes naar onze grond. Onze grond bestaat uit drie niveaus, waarbij ons huis en de tuin op het hoogste niveau liggen en volledig omsloten zijn door een twee meter hoge muur aan de straatzijde en een laag hekje aan de achterzijde. Ongeveer vier meter lager direct achter onze tuin ligt ons tweede stuk grond, waar we drie jaar geleden fruitbomen hebben geplant. Daarachter ligt ons laatste stuk grond. Zo’n vier meter lager dan het middelste stuk. Hier is alleen gras. In de ruim drie jaren die we hier wonen, ben ik nog niet een keer op dat onderste stuk grond geweest. Het pad ernaartoe is erg onregelmatig, zodat je er makkelijk valt en je moet opletten dat je niet wordt gebeten of gestoken door slangen, schorpioenen, kameelspinnen of de megagrote woestijnduizendpoten.
Momenteel zitten de schorpioenen nog onder de grond. Een dag of drie geleden heeft de tuinman met meer geluk dan wijsheid een steek gemist van een dodelijke zwarte schorpioen van behoorlijke omvang. Het beest zat onder een graspol die de tuinman uittrok om ruimte te maken voor het cement dat op een deel van ons pad moest worden aangebracht. Onderaan onze heuvel staat onze watertank naast een hokje waar de pomp inzit, die het grondwater naar ons huis pompt. Op de grond ernaast wordt een huis gebouwd, zodat we onze watertank op ons eigen pad willen zetten. Vandaar het cement dat nodig is om bij regenbuien verzakkingen door een gevulde watertank tegen te gaan. Verzakkingen van de aarde verbuigen de watertank namelijk ook. Maar goed. Daar onder de graspol, die plaats moest maken voor het cement, zag de tuinman ineens de schorpioen. De schorpioen heeft het niet overleefd.
Onze broodvoorraad is ondertussen aardig geslonken. Nog een laatste broodje in de vrieskastlade. Ik kan wel zonder. Eens per week eet ik eens een broodje. Maar mijn jongste dochter en de tuinman met de oppas eten wel graag dagelijks hun brood. Als de nood aan de man komt, zal ik nog zelf aan het brood bakken moeten. Wie weet ontpopt er zich dan toch nog een of andere keukenprinses in mij. Stel je voor dat ik diep verstopte talenten ga ontdekken. Verse groenten en fruit hebben we niet meer. Nog wel voldoende blikgroente, maar juist nu ben ik extra blij dat ik een ruime maand geleden een flinke voorraad vitaminepillen voor iedereen heb ingeslagen. Dit zijn de momenten waarop mensen waarschijnlijk niet voldoende vitamines uit hun maaltijden kunnen halen.
Onze gasvoorraad in de tank op zolder begint leeg te raken. Wij zijn niet aangesloten op een centraal gassysteem en moeten dus eens in de zoveel maanden een vrachtwagen met gas laten komen, die de tank op zolder bijvult. Uit voorzorg heeft de tuinman vast onze vloerverwarming uitgezet, want van datzelfde gas koken we ook op onze gasfornuizen en voorlopig verwacht ik niet de mogelijkheid te hebben een vrachtwagen met gas te kunnen laten komen. Gelukkig hebben we de laatste weken weinig stroomuitval, zodat we in ieder geval af en toe de verwarming van de airconditioning aan kunnen zetten. En hoewel het buiten al iets van ruim twintig graden is, duik ik nu elke avond met een warme kruik mijn bed in. Ik kan zo niet tegen kou.
Vrij naar buiten gaan zit er voorlopig nog niet in. De Koerdische overheid heeft al laten weten dat de totale lockdown verlengd wordt voor onbepaalde tijd of tot 10 april. Dat is mij dan weer niet duidelijk geworden. Via Twitter lees ik dat onze minister president de mensen bedankt voor het binnen blijven. Dat niet iedereen zich daaraan houdt, is dan weer op een filmpje op te zien. Een man van de Asayish of peshmerga heeft net een automobilist staande gehouden en ze raken in een discussie. De Asayish/peshmerga wil weten waarom de man naar buiten is gegaan, terwijl dat verboden is. Het blijkt dat de verloofde van de automobilist nog bij zijn aanstaande schoonouders woont en hij reist dus dagelijks op en neer naar hun huis. Maar dat mag nu net niet.
Op het moment dat de automobilist na de korte woordenwisseling zegt dat hij “nu naar huis gaat”, zegt de Asayish/peshmerga: “Wacht jij maar”.
Hij laadt zijn pistool en schiet zonder aarzeling de beide voorbanden van de auto lek.
Ook een manier om mensen van de straat te houden….
Maar hoe vreemd dit ook mag lijken in Nederlandse ogen, toch kan ik er begrip voor opbrengen. Koerdistan-Irak heeft nu eenmaal niet de capaciteit om net als in Nederland het virus ongecontroleerd het land door te laten gaan. Onze regio telt zo’n zes miljoen inwoners en een of twee miljoen vluchtelingen. Relatief gezien hebben we weinig artsen en weinig IC-bedden. De Koerdische regio kan in zo’n korte tijd eenvoudigweg niet veel mensen tegelijk behandelen voor het Corona-virus. De genomen maatregelen hebben in ieder geval voorlopig de verspreiding enigszins gecontroleerd gehouden. In de avond van 7 april (ruim 5 weken na de eerste besmetting) staat onze teller op tweehonderd achtentachtig besmettingen in de Koerdische regio van de twaalfduizend honderd tweeëntwintig testen die er zijn uitgevoerd sinds 1 maart. Honderd en tien mensen zijn inmiddels hersteld en drie overleden, zodat we nog honderd vijfenzeventig besmette mensen over hebben. Twintig van deze mensen zijn in Erbil, zevenenzeventig in Slemani, zeven in Duhok en een in Halabja. De rest zal elders verspreid zitten over Koerdistan. Maar ook hier zal het aantal blijven stijgen. En dus zijn de maatregelen strikt.
Wel is Koerdistan begonnen met de inrichting van Erbil International Fair vlakbij het Sami Abdulrahman park, waar op andere momenten exhibities worden gegeven voor bijvoorbeeld boeken of alles op medisch of tandheelkundig gebied. Nu komen er duizend bedden voor de behandeling van Corona-patiënten.
In de ochtend van 7 april krijg ik bericht dat de winkels open zijn en dat we toestemming hebben naar buiten te gaan voor boodschappen halen tussen acht uur in de ochtend en zes uur in de avond. Geen overbodige luxe nu ik vrijwel niets meer thuis heb op wat blikgroenten en pakken rijst na. En nadat ik in de nacht ervoor een uur wakker heb gelegen van de trek, omdat ik als ontbijt zes walnoten had gegeten, daarna een normale warme maaltijd heb gehad, maar vanaf de middag alleen nog water en thee had gedronken en twee droge koekjes had gegeten om de trek wat te stillen.
Rond tien uur vertrek ik van huis. Ik spreek met een vriendin af, die aan de andere kant van het checkpunt van Erbil woont en toevallig ook voor Asayish werkt, dat als ik niet door het checkpunt kom, zij voor mij brood en eventueel andere dingen koopt en dat we dan beiden tot aan het checkpunt komen om de spullen te wisselen.
Eerst rij ik naar het dorp. De hoofdweg is afgesloten door twee grote donkergroene wagens van de Asayish. Mannen van de Asayish lopen over de straat. Blijkbaar is het de bedoeling dat iedereen de auto parkeert en dan lopend het dorp in gaat. Ik koop twee volle plastic tassen met verse groentes en wat fruit: aubergines, courgettes, langwerpige uien, rode uien, komkommers, paprika’s, lange knapperige sla, bananen, mandarijnen, sinaasappels, peterselie en dille. Meer kan ik niet tillen. Ik breng alles eerst terug naar de auto voor ik naar een andere groentewinkel ga voor tomaten, groene appels, citroenen, kiwi’s, wortels en aardappelen. De veertig centimeter lange bladeren die we voor de dolma gebruiken, kan ik niet vinden.
Net als ik naar Aria supermarkt wil aan de Pirmam street (de autoweg tussen Erbil en Massif) bedenk ik me dat ik heel misschien eens moet proberen of ik benzine mag tanken. Daarvoor moet ik voorbij het checkpunt van Erbil, want niet elk benzinestation verkoopt goede benzine en juist de benzinestations van Kurdnaft en Shimal liggen net buiten “mijn gebied”.
“Mag ik tanken bij Shimal en boodschappen halen bij Amas en FMM?” vraag ik de man bij het checkpunt.
“Alleen vandaag mag je door,” is zijn antwoord.
Ik ben al blij zat, want “vandaag” is prima.
Ondertussen app ik de vriendin met wie ik heb afgesproken: “Ik ben door!”
“Meen je dat?” antwoordt ze.
“Ja, ik probeer bij de andere controlepunten ook door te gaan. Als dat lukt, hoef je niet voor mij naar de winkel en de bakker,” laat ik haar weten.
“Is goed. Als je wel problemen krijgt, bel mij,” schrijft ze terug.
Geen idee of zij iets voor mij zou kunnen regelen, maar het is vast niet verkeerd dat ze zelf bij Asayish werkt.
Een paar honderd meter verderop: het volgende extra controlepunt.
“Mag ik tanken bij Shimal en boodschappen doen bij Amas en FMM?”
“Je mag niet naar Shimal. Dat is te ver,” vindt deze man van de Asayish.
“Maar van het vorige checkpunt mocht ik wel door,” probeer ik.
“Vooruit. Ga maar,” zegt hij nu en laat me door.
Nog een paar honderd meter tot het volgende extra controlepunt. Het ziet ernaar uit dat ze heel wat tijd hier doorbrengen, want de groep mannen van de Asayish is groot en ze hebben zelfs enkele donkergroene tenten in de middenberm tussen de beide autowegen opgezet. Een van hun auto’s staat op de linker weghelft geparkeerd.
“Heb je een toestemmingsbewijs dat je vandaag de weg op mag?” vraagt de eerste man.
“Nee,” antwoord ik.
Hij wijst naar een andere man die verderop staat naast hun voertuig. Daar moet ik wachten.
“Mag ik naar Shimal om te tanken?” vraag ik deze man.
“Nee, je mag niet door,” zegt de man van de Asayish streng.
“Maar de vorige twee zeiden dat ik wel mocht,” ik begin op een kind te lijken dat eerst aan mama en dan aan papa toestemming vraagt om naar een feestje te gaan.
“Het mag niet.”
“Is er echt geen mogelijkheid? Ik wil alleen even tanken,” probeer ik.
“Werk je bij het benzinestation?” wil hij weten.
“Nee.”
“Welk werk doe je?”
“Dokter,” zeg ik. Iedere behandelaar wordt onder de noemer dokter geschaard in Koerdistan, dus hoewel ik officieel die titel in Nederland niet heb, is het soms nodig de titel hier wel te gebruiken.
Ik overhandig hem mijn “dokterspasje”.
“Maar toch mag het niet,” begint de man van de Asayish opnieuw.
Inwendig zucht ik, maar boos worden, helpt niet en dus glimlach ik vriendelijk naar de man. Ach, en uiteindelijk doen zij natuurlijk ook gewoon hun werk.
“Wat als ik mijn “eqama” (verblijfsvergunning) aan jou geef en dat ik het dan straks terug krijg van jou? Dan weet je dat ik echt nergens anders heen ga,” stel ik nu voor.
“Oké, dat is goed.”
Eindelijk gaat de man van de Asayish akkoord. Ik geef hem mijn eqama en rij door tot aan het benzinestation. Na weer te hebben volgetankt, rij ik netjes terug.
Eerst weer een extra controlepunt.
“Waar ga je naartoe?” vraagt de man.
“Naar huis.”
“Waar woon je?”
Ik noem de naam van ons dorp.
“Hoe kom je hier?”
“Ik moest even tanken,” antwoord ik.
Ik mag door. Ik rij door tot aan de groep mannen waar ik mijn verblijfsvergunning heb afgegeven en parkeer op de linker weghelft van de autoweg direct naast de berm, vlakbij een van hun tenten en hun voertuig.
“Kan ik je helpen?” vraagt een van de mannen.
“Ik heb mijn eqama achter gelaten bij een van jullie,” zeg ik.
De man roept zijn collega, die al vrij snel aan komt lopen.
“Alleen vandaag mocht je door, omdat je een dokterspasje hebt,” waarschuwt hij nog even, terwijl hij mij mijn verblijfsvergunning terug geeft.
“Dat begrijp ik.”
“Kan ik je ergens anders nog mee helpen?” vraagt hij.
“Nee, dank je wel,” zeg ik.
Eindelijk kan ik door naar de Amas supermarkt. Daar blijkt een flinke rij mensen met winkelwagentjes buiten te wachten. Het personeel laat een voor een mensen naar binnen, als er bij de uitgang wat mensen zijn uitgegaan. De handvaten van de winkelwagens worden door twee medewerkers schoongemaakt bij de ingang.
Vlak bij de volgende supermarkt iets verderop, FMM, haal ik eerst brood bij de bakker. Veertig zachte halve stokbroodjes; “samoon” heet het hier. Deze supermarkt laat wel iedereen binnen, maar er hangt een groot doorzichtig plastic tussen de man achter de kassa en de winkelende mensen.
Ik spreek nog even met een vriendin.
We zijn het er beiden over eens dat tijden van oorlog makkelijker waren voor ons dan de lockdown van nu.
Daarna vertelt ze dat ze enkele dagen eerder naar de supermarkt is gegaan en daar zag dat de jongen die mensen vertelt handschoentjes te dragen en winkelwagens schoonmaakt, op het punt stond om onderuit te gaan.
“Wat is er met jou aan de hand?” had ze gevraagd.
De jongen gaf aan zich niet helemaal goed te voelen en dus had ze de jongen verteld naar kantoor te gaan, iets te eten en met de benen omhoog te gaan liggen.
“Maar dat kan niet,” had de jongen gezegd, “We hebben te weinig personeel. Ik moet mijn werk doen.”
“Jij gaat even liggen en ik neem je werk over,” had ze gezegd.
En zo verdween de jongen naar kantoor.
Na een paar minuten was een man in een keurig kostuum de winkel binnen gekomen. Hij wilde de vriendin voorbij lopen, waarop zij streng had gezegd: “Even wachten. Eerst handen desinfecteren.”
De man had verbaasd staan kijken, terwijl zij desinfectiemiddel op zijn handen spoot.
“Waar is de jongen die hier hoort te werken?” had hij gevraagd.
“Dat is niet jouw probleem. Ik sta hier nu,” had ze geantwoord.
Vervolgens was de man naar de kassajongens gegaan en stond hij er nog tegen de tijd dat de medewerker weer terug kwam op zijn plek bij de winkelingang. Inmiddels begreep de vriendin nu ook dat de man niet gewoon winkelend publiek was en liep naar hem toe.
Toen pas kwam ze erachter dat de man de zoon van de supermarkteigenaar was.
“De medewerker geen problemen geven, hoor. Ik had hem weggestuurd, want hij voelde zich niet goed,” had ze uitgelegd.
Hij beloofde dat dat niet zou gebeuren.
“Jammer dat ik niet die dag jou heb gezien,” lach ik naar de vriendin.
Inmiddels kom ik weer aan bij het gebruikelijke checkpunt waar je Erbil verlaat. De man herkent me en laat me zonder moeite door. Automatisch sla ik de weg af naar Mala Omar tot ik me pas halverwege bedenk dat de Asayish de dorpsweg heeft afgesloten, maar gelukkig laten ze me door als ik zeg dat ik aan de andere kant van het dorp woon.
Ik breng eerst alle boodschappen thuis en spring vervolgens direct weer in de auto om naar de Teammart supermarkt in Bastora te gaan. De andere winkels hadden geen melk meer en ook de kleine flesjes water waren op. Op de terugweg ga ik langs Aria supermarkt in de woonwijk Bafrin City voor in ieder geval de veertig centimeter lange bladeren voor de dolma, die ik nog steeds nergens anders heb gevonden.
En dan eindelijk, op een paar minder belangrijke producten na, heb ik mijn boodschappen binnen en vertrek snel terug naar huis. Het is inmiddels tegen half zes en we hebben alleen tijd gekregen tot zes uur in de avond.
Thuis spring ik direct onder de douche, terwijl de oppas alle boodschappen opruimt. Het is weer een hectische dag geweest. Zoals er al heel wat hectische dagen zijn geweest en er ongetwijfeld nog vele zullen volgen, zolang dat Corona-gedoe nog gaande is.
Het voelt wel wat dubbel. Enerzijds moet je thuis blijven om zo weinig mogelijk risico te lopen, maar anderzijds zal ik toch echt naar de winkel moeten om af en toe de nodige boodschappen binnen te halen. Lastig…