2008, oktober: leven met een chauffeur

***

Ik kon niet zeggen dat ik het slecht had nu ik de hele tijd met een chauffeur zat opgescheept. Maar het was wel wennen. Wilde ik buiten wandelen, werd me opgedragen te wachten tot de chauffeur kwam, zodat hij me ergens naartoe kon rijden. Dat voelde minder vrij, maar aan de andere kant was het ook een heel waardevolle tijd. Mijn Koerdisch verbeterde flink, maar ook leerde ik veel van hem over de cultuur. Hij vertelde me hoe de onderlinge verhoudingen tussen mannen en vrouwen werken. Wat hoorde wel en wat niet. Hij werd ook voor mij de schakel tussen mijzelf en de rest van Koerdistan. Moest ik in een winkel geld betalen, gaf ik eerst het geld aan hem en ook het wisselgeld passeerde via hem. Evenals ingepakte boodschappen. Op het schoolplein en vooral als alle wachtende ouders (een handjevol moeders en het overgrote deel vaders), chauffeurs en lijfwachten door de ingang moesten, bleef hij tussen mij en andere mannen inlopen. Ondertussen leerde hij me de subtiele signalen van mannen te herkennen. Het gevolg van dit alles was wel dat ik enorm verlegen werd voor andere mannen. Ik was dagelijks buiten, maar had nul contact met onbekende mannen. De enige mannen met wie ik comfortabel was om mee om te gaan, waren de mannen van de familie.

Het hebben van een lokale chauffeur betekende natuurlijk ook dat hij de leuke plekken van Koerdistan kende. En zo reed hij mij en een collega/vriendin van Nederland die naar Koerdistan kwam naar de leuke plekken.

Met ons drieën reden we door naar Erbil, nadat we eerst mijn dochters op school hadden afgezet. We kochten stof voor een nieuwe Koerdische jurk. Daarna wilde zij graag wat ansichtkaarten met postzegels kopen. In menig land geen probleem, maar Koerdistan werd niet bepaald als een standaard vakantieland beschouwd, dus we moesten even nadenken hoe we dit konden regelen. Heel toevallig herinnerde ik me dat ik bij een eerder bezoekje aan Erbil ergens iets had gezien dat op ansichtkaarten leek. Mijn chauffeur wist zonder moeite de plek terug te vinden. Zo te zien waren de foto’s op de kaarten niet al te recent genomen. Maar überhaupt een ansichtkaart met “Greetings from Iraq” erop, deed ook al heel wat.

De postzegels waren een groter probleem, omdat er niet een echt postsysteem in Koerdistan was en eigenlijk nog steeds niet is. Een soort van adressensysteem is nu anno 2020 nog steeds niet volledig. Zo hebben wij pas sinds ongeveer een maand of twee een huisnummer, maar nog altijd geen straatnaam. Mensen zonder adres wonen in een wijk of een gebied. Post wordt bezorgd door het naar een soort postkantoor te sturen. Vandaaruit belt het postkantoor de persoon op voor wie het bedoeld is en vertelt dat je de post kunt ophalen. Telefoonnummers noteren op het pakketje of de brief is om deze reden geen overbodige luxe. Bij onze kliniek brachten ze de post wel vaak zelf. En wie zelf een adres zoekt, werkt met wijknamen, bekende gebouwen die in de buurt staan of desnoods via WhatsApp of Viber de camera aanzetten en je rijdende weg naar je bestemming te laten dirigeren.

Toch wist ik dat er in ieder geval voorheen postzegels hadden bestaan, omdat ik jaren eerder een setje had gekregen van een man die ik op een chique feest had ontmoet in Massif. Helaas was ik de postzegels bij een van onze vele verhuizingen kwijtgeraakt.

Door rond te vragen, kwamen we uiteindelijk uit bij een postkantoor. Nadat we heel precies hadden uitgelegd wat we zochten, keek de vrouw achter de balie ons verbaasd aan en zei: “Waar wil je in hemelsnaam postzegels voor? Wil je die hier kopen? Waarom?” Alsof we de gekste vraag ter wereld hadden gesteld, toen we wilden weten of er postzegels te koop waren in een postkantoor (….) draaide ik me lachend om naar mijn collega/vriendin en deed de vrouw achter de balie na: “Meisje toch, hoe kom je in hemelsnaam op het idee postzegels te kopen in een postkantoor!?” Desondanks bleken er toch postzegels aanwezig en de vrouw liet ons achter de balie komen om deze uit te zoeken. Eerst uit een envelop, daarna nog een dossier met wat vellen. Terwijl we vol verbazing werden aangekeken door het personeel, zochten we wat postzegels uit.

Na onze zoektocht naar ansichtkaarten en postzegels vroegen we de chauffeur of het mogelijk was om binnenin de Citadel van het oorspronkelijke Erbil te komen. De chauffeur sprak met een peshmerga en hoewel bij mijn weten de toegang tot de citadel na 2007 gesloten werd voor autoverkeer, mochten we met de auto naar boven. Hij bracht ons naar het textielmuseum en leidde ons langs allerlei oude huizen. In sommige huizen was inmiddels sprake van instortingsgevaar. Via enge trappetjes en niet omheinde balkonnetjes bracht hij ons tot het bovenste topje van de citadel, dat hoog boven de stad uittorende. Vanaf hier hadden we een geweldig uitzicht, zowel over de eeuwenoude gebouwen binnen de citadel als over de nieuwere stad van Erbil. Nooit had ik beseft dat Erbil zo omvangrijk was. Prachtig vond ik het!

De Citadel van Erbil is een van de oudste (of volgens sommigen de oudste) Citadels ter wereld. De muur zelf gaat terug tot minstens zesduizend jaar voor Christus. Het schijnt dat er opgravingen zijn gedaan die vele duizenden jaren verder terug gaan in de tijd. De Citadel is gelegen in het centrum van de huidige stad. In het verleden was de stad Erbil dus niet meer dan dat wat zich binnen deze muur afspeelde, maar tegenwoordig is het stadsleven om de oorspronkelijke stad heen gebouwd en flink uitgebreid. Inmiddels wonen er zo’n miljoen mensen in Erbil. Binnen de Citadel zijn er iets meer dan vijfhonderd huizen, waarvan er bij vele een instortingsgevaar bestaat, maar waarvan er toch veel nog aanwezig is. Vanwege het instortingsgevaar en de restauratie werkzaamheden zijn tegenwoordig lang niet alle plekken meer open voor het publiek, maar het is en blijft een bijzonder stukje historie om rond te lopen. Je ziet nog steeds de Erbil Citadel Moskee die gebouwd werd voor 1220 en de Citadel Hamman van meer dan tweehonderd jaar oud. Verder een klein museum waar nu poppen met traditionele Koerdische kleding staan tentoongesteld en waar met de barbies het vroegere leven van de Koerden wordt uitgebeeld. Daarnaast is er nog een textielmuseum met oude tapijten aan de muren en andere spullen die gebruikt werden. Tenslotte is er een klein stenen en edelstenen museum.

Uitzicht over de stad (2008, oktober)

Inmiddels was het tijd mijn dochters uit school te halen. Op de terugweg kwamen we langs het kasteeltje bij Banaman dat hoog op een heuvel staat. Op ons verzoek stopte de chauffeur onder aan de heuvel en met de kinderen beklommen we de stenen trap naar het kasteel. De deur bleek gesloten.

Bovenaan was een muurtje waar een peshmerga op zat.
“Ken je iemand die de deur kan openen?” vroeg de chauffeur aan de peshmerga.
En een paar minuten later stonden we al in het kasteel. Het was zo knus binnen, dat je je bijna kon voorstellen hoe iemand er geleefd had.

***

Ik sprak de taal al aardig, maar toch ging er wel eens wat langs me heen. Ook omdat ik hoofdzakelijk met twee verschillende dialecten te maken kreeg. Ik had het Bahdini geleerd, maar in Erbil werd vooral Sorani gesproken; Hawleri Sorani.

Het was op een dag aan het begin van de tweede week in oktober 2008, toen ik met mijn chauffeur door het centrum van Erbil liep. Twee mannen van begin dertig kwamen ons tegemoet. Ik had wel gehoord dat een van hen iets had gezegd, maar ik had hem niet verstaan en zodoende reageerde ik er niet op.
Tot mijn chauffeur zich omdraaide naar de mannen en ineens heel boos aan hen vroeg: “WAT zei jij!?”
Dreigend bleef hij staan. Beide mannen draaiden zich om en de man die niets had gezegd, gebaarde zijn vriend zich stil te houden en mee te komen. Ik kwam er niet achter wat de man had gezegd, want dat vertelde mijn chauffeur me niet, maar er was duidelijk onweer in zijn ogen te lezen.

Onder Koerden is de eer van de familie belangrijk. En deze keer was een van de eerste keren dat ik dat effect ook op mij voelde.

***

Een paar dagen later wilden mijn collega/vriendin en ik op een avond naar Erbil en de chauffeur reed ons. Hij nam zijn neef van zestien mee. Het was beter om met ons vieren te zijn, vond de chauffeur. De chauffeur liet ons kiezen of we naar het Sami Abdulrahman park in Erbil wilden gaan of naar het pas geopende pretpark Family Fun. We kozen voor het laatste. De mannen werden zoals gebruikelijk op veel plekken in Koerdistan-Irak bij de ingang gefouilleerd. De bewakers vonden het pistool dat mijn chauffeur achter op zijn rug bij zijn broek in droeg. Het vuurwapen werd in het hokje van de bewaking achtergelaten en we mochten het weer ophalen als we het park zouden verlaten.

Het park was niet al te groot en telde een stuk of tien attracties. Ik ben nooit echt een held geweest wat pretpark- en kermisattracties betreft en mij maak je al tevreden als ik er gewoon tussen door kan wandelen, maar de rest wilde toch wat attracties uitproberen en ik wilde me niet laten kennen. We stapten in een soort van achtbaan die niet over de kop ging. Daarna in het reuzenrad. Vervolgens in een of andere attractie die draaiende weg de hoogte in ging, maar waarvan de bakjes afzonderlijk van elkaar ook draaiden. Ik vond het eng genoeg en hoewel de bakjes van de laatste attractie bedoeld waren voor een persoon per keer, regelden wij dat mijn collega/vriendin en ik er samen in mochten. Tenslotte gingen we karten, waar de jongens zich compleet uitleefden en in elke bocht elke keer compleet om hun as heen draaiden.

Het was al wat aan de late kant geworden en we besloten het park te verlaten. Mijn chauffeur haalde zijn pistool weer op. Vervolgens deden we nog een rondje door Erbil met de auto.

Voor een stoplicht, waar we toch zeker een poosje stilstonden, merkte ik een taxichauffeur naast onze auto op die de hele tijd naar mij zat te kijken.
“Kijk eens naar links,” zei ik tegen de chauffeur.
Meestal helpt het als een man even terug kijkt.
“Wat is daar dan?” vroeg de chauffeur.
“Die taxichauffeur kijkt de hele tijd hierheen.”
Voor hij had kunnen kijken, sprong het licht op groen en wilde de taxi oprijden. Mijn chauffeur trok ook op. Al snel reed hij voor de taxi op een manier waarvan ik me kon voorstellen dat de taxichauffeur dat niet prettig zou vinden. Op een gegeven moment zag de taxichauffeur zijn kans en nam een andere weg.
“Waar is die taxi?” vroeg de chauffeur.
“Weg,” antwoordde ik hem en tegen mijn collega/vriendin fluisterde ik: “En dat is beter ook….”

Direct daarop kwamen we op een ander kruispunt aan, waar we een hoop lawaai hoorden en diverse politiemannen op een auto zagen inslaan en schoppen. Enkele mannen werden de auto uitgehaald en afgevoerd.
“Wat hebben die gedaan, dat de politie zo tekeergaat?” wilde ik weten, want ook al zagen we altijd veel politie, peshmerga (soldaten), Asayish (Veiligheidsdienst) en andere bewakers, nooit had ik gezien dat ze mensen agressief behandelden. Ze zijn juist altijd heel respectvol en correct.
Volgens de jongens hadden de mannen waarschijnlijk de politie flink beledigd.

De volgende ochtend vroeg ik om opheldering aan mijn chauffeur: “Waarom reageerde je zo agressief op de taxichauffeur?”
“Waarom keek die man dan steeds naar jou?” was zijn wedervraag.
“Ik had je alleen maar gevraagd even naar links te kijken. Niet om die man bijna te vermoorden,” zei ik.
“Besef je wel dat het heel erg slecht is voor onze familie als hij zoveel naar jou kijkt?” zei mijn chauffeur weer.
Nou, nee. Dat had ik niet beseft. En zo leerde ik steeds meer over de verschillen in de culturen.

***

Op een ochtend nadat we net de kinderen naar school hadden gebracht en mijn chauffeur me thuis zou afzetten, zei hij: “Ik heb het druk vandaag. Moet je nog iets van de winkel hebben? Dan halen we het nu meteen op.”
“Hmmm, ja, er was wel wat, maar ik ben even vergeten wat,” bedacht ik me.
“Zorg dan dat je het vergeet tot ik terug ben. Dan halen we het samen.” lachte hij.

Het was duidelijk dat de familie het geen goed idee vond dat ik in mijn eentje naar buiten ging. Zodoende was ik buiten het huis vrijwel volledig afhankelijk van mijn chauffeur. Binnenshuis was ik ook zelden alleen, want er was eigenlijk altijd wel iemand thuis.

Ik begon het wandelen te missen dat ik in Nederland dagelijks had gedaan. Ons laatste huis waar we zes jaar hadden gewoond, stond in de wijk De Meeuwen in de stad Groningen en vandaaruit wandelde ik altijd naar de binnenstad. Heerlijk vond ik dat en nog steeds denk ik daar met fijne gevoelens aan terug.

De cultuur in Koerdistan laat de mogelijkheid om te wandelen niet echt toe. Zeker niet als vrouw alleen. Maar ik moest een beetje beweging hebben. Dus plande ik om van het huis waar ik verbleef tot naar de andere kant van het bergstadje te wandelen. Ik vroeg twee vrouwen van de familie, maar zij vonden het te ver. Ik vroeg mijn chauffeur. Hij en zijn zestienjarige neef wilden wel mee.

Het was avond. Mijn dochters sliepen net. Het was kwart voor negen toen we van huis vertrokken. De slecht verlichte wegen zaten vol met kuilen en bulten, waar je je makkelijk in kon verstappen. Ik probeerde op te letten waar ik mijn voeten neerzette en tegelijkertijd de jongens bij te houden die flink doorstapten.

Een donkergroene auto van de Asayish of peshmerga reed extreem langzaam door de straat. Het was een soort van patrouille. Ik voelde hoe de vier mannen die erin zaten ons nauwlettend in de gaten hielden. Alle drie deden we alsof we niets merkten en liepen pratend verder. De auto trok weer op. Met een stevig tempo bereikten we drie kwartier later het huis van de chauffeur aan de andere kant van de stad.

Toen de patrouillewagen op de terugweg inmiddels al voor de derde keer langzaam een stukje met ons was meegereden, vroeg ik: “Waarom doet hij dat?”
“Waarschijnlijk omdat ze jou nog niet kennen en willen weten of je betrouwbaar bent,” legde mijn chauffeur uit.
Hij begon te vertellen over de tijd waarin hij en zijn familie zelf net terug waren in Koerdistan-Irak. Nadat zijn familie in 1975 samen met de grote Koerdische vluchtelingenstroom van Koerdistan-Irak naar Iran was gevlucht, waren de gezinnen in zijn familie een voor een teruggekomen tussen 1994 en 1997. Hijzelf was in Iran geboren, evenals zijn oudere broer en zus. Peshmerga met afgedekte gezichten, waarbij alleen de ogen zichtbaar waren geweest, hadden hen met zaklampen beschenen als ze buiten waren in het donker. Onwillekeurig vroeg ik me af hoe dat zou voelen in een situatie die destijds nog meer politiek instabiel en onzeker was.

We liepen inmiddels ter hoogte van het oude vervallen huisje waar ik de eerste jaren mijn vakanties had doorgebracht. Het was de tijd waarin ik in 1998 mijn chauffeur en zijn neefje had leren kennen. Zij waren tien en zes jaar oud geweest. Ik was negentien. Steeds als ik weer in dat huisje bij deze familie kwam, keken tientallen kinderogen van hen en hun broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes me aan. Er kwamen niet zoveel westerlingen naar Koerdistan-Irak, dus ik was bijna een bezienswaardigheid voor hen.

Blijkbaar hadden we alle drie dezelfde herinneringen toen we langs dat oude huisje kwamen, want ik was net in mijn eigen gedachten verzonken, toen de beide jongens me lachend vertelden over hoe gespannen ze altijd waren als wij weer kwamen.

Ook al kwam ik de eerste jaren van 1998 tot en met 2007 alleen maar eens per jaar naar Koerdistan, toch heb ik ze zien opgroeien en tot op de dag van vandaag hebben we een goede band met elkaar.

PHP Hits Count