2024, Mei: Werken, stroomuitval, een trip naar Khinnis en Jerwan, en Sami Abdulrahman park in Erbil

Tijdens mijn eerste werkweek loop ik mijn ronde door de vier verdiepingen tellende parkeergarage. Op zoek naar problemen als achtergelaten afval, lekkage of wat er dan ook maar toevallig op mijn pad komt. Ondanks duidelijke regels vanuit het kantoor omtrent het parkeren dat alleen in de daarvoor aangewezen vakken mag, zie ik dagelijks zo’n 30 tot 40 auto’s fout geparkeerd staan. Meestal allang achtergelaten door de eigenaar, dus ik zet deze auto’s op de foto en stuur het door naar het kantoor, zodat zij de mensen nogmaals de regels kunnen uitleggen.

Toevallig loop ik net op een stukje op P2, waar drie auto’s de complete doorgang hebben geblokkeerd. Juist wanneer ik dichter naar de auto’s toeloop om de kentekenplaten duidelijk zichtbaar op foto te kunnen zetten, wil een vrouw hier in rijden. Geïrriteerd doet ze haar autoraampje omlaag en roept iets in het Arabisch naar mij. Ondanks dat ik geen Arabisch spreek, merk ik dat ze denkt dat ik de eigenaar van één van de auto’s ben.

“Koerdisch of Engels?” vraag ik haar nu ik naast haar auto sta.

“Oh, eh. Engels,” zegt ze dan.

Ik leg haar uit dat ik de auto’s alleen maar op foto zet vanwege dit fout parkeren. Zonder een excuus rijdt ze verder. Ik ga er maar van uit dat dat meer een gebrek aan haar Engelse taal zal zijn.

Terwijl ik me omdraai naar de drie auto’s om nu de foto’s te kunnen maken, zie ik dat één van de eigenaren bij zijn auto is gekomen.

“Weet je dat je auto fout geparkeerd staat?” vraag ik hem.

“Nee, ik sta niet fout. Die auto hoort niet naast mij te staan,” zegt de man terwijl hij schuinachter zich wijst naar de andere auto.

“Alle drie deze auto’s staan fout geparkeerd,” zeg ik.

De man blijft beweren dat hij daar wel mag staan, dus ik pak mijn telefoon om een foto van zijn auto te maken.

“Je mag geen foto van mijn auto maken!” roept de man nu boos en loopt dreigend naar me toe tot hij op enkele centimeters van mijn gezicht afstaat.

Ik blijf staan.

“Ik werk hier. Jij staat fout geparkeerd en ik zet de auto wel op foto. Als je klachten hebt, ga maar op kantoor over mij klagen,” zeg ik en geef hem mijn naam.

De man kijkt me aan: “Hoe?”

Mijn naam is inderdaad niet de makkelijkste voor hier, dus ik zeg: “Zeg maar op kantoor “dokter””

De man druipt verbaasd weer af naar zijn auto.

Iets later die ochtend zit ikzelf wel op kantoor en doe melding van het gedrag van de man. Ze zetten hem op de waarschuwingslijst, zeggen ze.

Maandagavond. Midden in mei. Ik heb mijn jongste ongeveer een uur eerder naar buiten laten gaan om te spelen in het park beneden. Ik ben bezig op mijn laptop, mijn zoon is in zijn slaapkamer. Plots valt de stroom uit. In Koerdistan wordt het vaak vroeg donker, zelfs richting de zomermaanden, dus nu om 19:20 is de zon al net onder. Het enige licht komt van mijn laptop die nog aan is. Geduldig wacht ik een paar minuten tot de stroom terug komt, maar het duurt langer dan normaal. Niet dat we vaak stroomuitval hebben hier in ons wooncomplex, maar meestal is het na een minuut of vijf of tien wel terug.

“Laat me even kijken of de liften het wel doen,” zeg ik tegen mijn zoon.

Gewoonlijk valt hooguit de elektriciteit in de appartementen uit, terwijl er een aparte voorziening lijkt te zijn voor de liften.

Wanneer ik de centrale hal inloop, merk ik al gauw dat ook de lichten van de liften zijn uitgevallen. Even blijf ik luisteren, maar ik hoor geen stemmen die vanuit één van de zes liftschachten lijken te komen. Hoogstwaarschijnlijk zit er dus niemand vast in de lift en is mijn dochter nog in het park.

Ik loop terug mijn appartement in.

“Zullen we naar beneden gaan om te kijken of je zusje nog buiten is? Ik wil niet dat ze zelf probeert 31 verdiepingen naar boven te lopen.”

Zo goed als ik me kan herinneren, probeer ik alle lichten en stopcontacten uit te zetten. Ik pak mijn portemonnee en sleutelbosje uit mijn handtas en doe deze in mijn heuptas. Die is lichter en kan ik indien nodig om mijn heup, maar ook over mijn schouder dragen. De batterij van mijn telefoon staat op 42%. Genoeg om beneden te komen met de lampfunctie, maar misschien te weinig om lopend boven te komen als het wachten te lang duurt. Ik gris mijn oplader uit de boekenkast en stop deze ook in mijn heuptas.

“Zullen we gaan?” zeg ik tegen mijn zoon.

31 Verdiepingen naar beneden lopen. Alle normale verdiepingen hebben 17 treden, verdeeld over twee trappen per verdieping. De trappen tussen de eerste verdieping en begane grond zijn nog een stukje langer. Voor mijn werk loop ik vrijwel dagelijks dit stuk, maar dan in “achtjes” zodat ik ook de hallen op de verdiepingen zelf kan controleren. Maar het is echt een aanslag op mijn heupen en knieën.

Onder de zaklampfunctie van mijn telefoon, lopen mijn zoon en ik de trappen af. Een minuut of 7 later staan we in de receptie van onze woontoren.

“Ben je helemaal van boven gekomen?” vraagt de bewaker van de receptie.

“Ja, mijn dochter is in het park. Ze is niet toevallig naar boven gegaan, toch?” vraag ik de man.

“Nee, het is al een tijdje geleden dat ik haar zag en toen ging ze naar buiten,” antwoordt de man.

Eigenlijk is het superhandig dat de woontorens zo beveiligd zijn. Alle mannen van de bewaking kennen mij en mijn kinderen, dus zodra ik vraag of ze mijn kinderen hebben gezien, weten ze exact over wie ik het heb en waar ze heen zijn gegaan. En andersom, wanneer mijn kinderen mij moeten kunnen bereiken, kunnen ze de bewaking vragen mij te bellen. Wat een enkele keer wel gebeurd is.

De lantaarns van het park zijn ook uit en blijkbaar heeft de stroomuitval meer mensen dan gebruikelijk naar het park laten gaan, waardoor het drukker is en het moeilijker is mijn dochter van de anderen te onderscheiden. Dan zien we haar. Samen met een vriendje van haar. Ik laat de kinderen een poosje spelen, loop zelf enkele rondjes in het park, tot ik de kinderen bij mij roep.

“Laten we een stukje autorijden. Dan kan ik ondertussen mijn telefoon wat opladen,” stel ik voor.

Het doelloze rondritje eindig ik bij Ice Pack. Een Iraanse ijssalon waar we wel vaker ijsjes eten. Zo laat op de dag hoef ik geen ijs meer, maar voor de kinderen bestel ik elk een kleine beker oreo ijs zonder stukjes banaan wat ze normaal standaard onderin de beker stoppen. Ondertussen laat ik mijn telefoon op in het stopcontact schuin achter mij in de muur.

Kwart voor 9. De kinderen moeten de volgende dag weer naar school. In de hoop dat de liften weer werken, rijden we terug naar huis. Al vanaf een afstand zie ik dat alle lampen nog steeds uit zijn.

De slagbomen van de parkeergarage, die anders automatisch open gaan voor geregistreerde voertuigen, moeten handmatig geopend worden door de bewaker. Gelukkig kunnen we op P1 parkeren en hoef ik niet nog dieper onder de grond. We lopen naar de receptie.

“De liften werken nog steeds niet,” waarschuwt één van de bewakers mij.
“Ik weet het. Heb je al een idee wanneer het zal zijn verholpen?” vraag ik hem.

Hij schudt zijn hoofd. “Nee, hopelijk zo snel mogelijk.”

De kinderen en ik verdwijnen achter de zwarte deur bij de receptie die naar het trappenhuis leidt en beginnen aan de zwaardere tocht naar boven. Ooit, in de eerste week dat ik hier woonde, tijdens een zware aardbeving in de middag, ben ik eens naar boven gelopen. De kinderen had ik toen gevraagd in hetzelfde trappenhuis (we hebben er twee per woontoren) naar beneden te komen. We waren elkaar op de vijftiende verdieping tegen gekomen. Wat was ik opgelucht geweest dat ik niet verder naar boven had gehoeven. Maar deze keer zullen we wel door moeten willen we thuis komen. Dapper beginnen we aan onze route omhoog. De 3de verdieping.

“Laat me even uitrusten,” zeg ik.

Ik heb de energie van een luiaard. En ik kijk op tegen de 28 verdiepingen die we nog te gaan hebben. Na een minuut of twee lopen we verder. Op ongeveer de 7de verdieping stoppen we weer even. Zo gaat dat door tot we eindelijk, na bijna een half uur, ons appartement bereiken. Diverse bewoners met weekendtassen zijn we onderweg al tegen gekomen. Waarschijnlijk brengen zij de nacht ergens anders door.

Zonder stroom is er ook geen druk op het water, zodat ik alleen een heel mager straaltje uit de kraan krijg. Ik hou er snel drie washandjes onder. Eerst om ons te wassen. Later nog drie washandjes om ons koel te houden in de nachten die al steeds warmer beginnen te worden. Uiteindelijk is de elektriciteit zo’n drie uur weggeweest, voor het terugkomt, nog een paar minuten weggaat om daarna weer terug te komen. In de ochtend is alles als vanouds. De stroom en de waterdruk zijn weer normaal.

17 mei. Ons laatste uitje is alweer een maand geleden en ik spoor de kinderen aan er vandaag tussenuit te gaan. Op Facebook zie ik regelmatig leuke plaatsen in Koerdistan voorbij komen. Ik stel ze wat mogelijke opties voor. Ze kiezen voor Khinnis (ook Bavian genoemd) en Jerwan.

Het is al zo rond het middaguur wanneer we vertrekken. Omdat ik weet dat er naast de site van Khinnis een rivier stroomt, waar vaak mensen hun verkoeling zoeken, pak ik wat extra kleding in een tas.

Een uur later, we zijn net Qasrok ingereden, zie ik direct na de bocht naar links aan de rechterkant van de weg een lokaal restaurantje. Ernaast zit een winkeltje waar ik volgens een enorme poster op het raam geld kan wisselen. Ik wissel 100 USD om naar Iraakse dinars. Ik krijg 145.000 dinar van de man achter het bureau dat tevens als kassa dienst doet.

Via een raam in het restaurant zie ik gegrilde kippen hangen. We lopen naar binnen en ik vraag de man bij de ingang of ze een tafel voor een gezin hebben. Een andere, jongere man loopt ons voor en brengt ons naar een deel achterin het restaurant, dat middels een licht doorschijnend gordijn afgezonderd is van het voorste deel, waar enkele mannen zitten te eten. We kiezen het middelste tafeltje naast het gordijn.

De ober blijft meteen staan en vraagt wat we willen eten. Op onze vraag wat ze aanbieden, brengt hij het menu waarin de diverse maaltijden in het Koerdisch staan geschreven, terwijl de bedragen er in het voor ons bekende numerieke systeem bij staan. Naast elke optie staat er een veel te kleine afbeeldingen van de maaltijd die er bedoeld wordt. We kunnen bijna niet opmaken wat het moet voorstellen.

“Hebben jullie kebab?” vraag ik dan maar.

De man knikt bevestigend. “Hoeveel per persoon? Vier?”

“Dat wordt veel voor ons. Mag het twee per persoon zijn?” vraag ik, “En een klein beetje rijst, maar echt heel weinig, want we zijn geen grote eters.”

“Natuurlijk. Ik zal zorgen dat je de rijst bijna niet zult zien,” zegt de ober om al snel weer terug te komen met niet bestelde, maar behorende bij de service, drie zwarte kommetjes ietwat pittige rode bouillonsoep plus drie zelfde kommetjes met een dikke precies goed gekruide kippensoep. Dan volgen er nog een stuk of zes kleine rechthoekig gevormde schaaltjes met verschillende soorten salades en drie grote schalen met salade van komkommer, rauwe rode en witte kool, tomaat en een schijfje citroen. Als ik thuis dezelfde salade zou hebben opgediend, zou ik voor ons drieën genoeg hebben aan een zo’n schaal en dan nog overhouden. Dan komen de borden met de rijst, die volgens de ober “bijna niet te zien zou zijn”, maar in werkelijkheid elk twee grote groentelepels rijst bevatten. Onze normale rijstportie thuis. De tafel staat al praktisch vol, terwijl de kebab nog niet eens is gearriveerd. De ober brengt nog drie borden met heerlijke witte bonen in tomatensaus, die we met de rijst eten. Als laatste brengt hij de drie borden met daarop steeds twee kebab, rauwe ui met sumaq (een zuur soort kruid) en kleine platte broden. In lokale restaurantjes kies ik vrijwel altijd cola (het liefst Pepsi) als drinken om voedselvergiftiging te voorkomen, maar aangezien de cola op is, krijgen we ongevraagd 7up ervoor in de plaats. Dan maar extra ui eten. Dat zou ook werken tegen voedselvergiftiging. Overigens zou ik me niet kunnen bedenken wanneer ik voedselvergiftiging heb opgelopen, dus of onze tactieken werken of ik kies steeds goede restaurants uit of onze weerstand is hoog.

Het eten smaakt prima en we eten onze buiken vol, maar zoals ik de ober al bij voorbaat had genoemd, was het veel te veel voor ons. Meestal betaal ik bij lokale restaurants voor ons drieën in totaal ongeveer 27.000 dinar (zo’n 19 euro), inclusief thee na de maaltijd. Ik ben dan ook verbaasd wanneer ik de ober na onze maaltijd vraag hoeveel ik moet betalen en hij “12.000 dinar” zegt. Omgerekend nog geen 9 euro. Vanzelfsprekend laat ik een fooi achter.

Ik rij met Google Maps. Een app die je ook in Koerdistan naar vrijwel alle plaatsen brengt, maar om de een of andere reden, werkt de routeplanner hier net iets anders. In plaats van dat het blauwe balletje op het telefoonscherm dat je voertuig moet voorstellen met de weg mee volgt en waarbij het scherm dan automatisch opschuift, moeten we hier het scherm zelf verplaatsen. Wanneer je het scherm niet aanraakt, gaat het na een poosje ook vanzelf op zwart. Maar meestal klopt de eindbestemming wel en dat is belangrijk.

Ik heb nu ook Khinnis ingesteld. Volgens Google Maps zijn we vlakbij, wanneer we over de brug van een rivier rijden. Rechts zien we enkele kinderen in het water spelen. De routeplanner wijst me om rechtdoor te gaan, maar aangetrokken door het aanblik van het ondiepe water van de rivier sla ik rechtsaf. Tot ik tot mijn verbazing rechts van mij een groot bruin bord met witte letters zie, waarop staat dat de weg naar Khinnis deze weg moet zijn. Ik rijd door en herken al snel de ingangspoort.

Khinnis is als historische bezienswaardigheid een van de weinige in Koerdistan waarvoor je entreegeld moet betalen, maar ook dat bedrag is meer dan redelijk. 5.000 dinar per volwassene. Kinderen zijn gratis.

“Waar mag ik de auto parkeren?” vraag ik de man bij de ingang.

“Oh, neem maar zo ver mogelijk mee,” zegt hij en wijst richting de rotsen.

Ik rijd een eindje door en parkeer de auto in de schaduw van de bomen. Aan weerszijden heb ik ongeveer vijf meter over tot de volgende geparkeerde auto’s. Een gezin met jonge kinderen zit op de grond naast hun auto te eten.

“Hebben jullie er geen last van als ik hier parkeer?” vraag ik de ouders.

“Nee, hoor,” zegt het stel duidelijk enigszins verrast dat ik er uitzie als een buitenlander, maar toch gewoon Koerdisch spreek.

Ik laat mijn normale handtas in de auto staan en neem alleen mijn heuptasje mee, zodat ik daar mijn telefoon en autosleutel in kan opbergen als ik mijn handen vrij moet hebben.

Het is maar een meter of dertig lopen tot aan de Assyrisch archeologische plaats. Omstreeks 690 voor Christus is het gebouwd door Sennacharib. Op meerdere plekken zijn een soort van openingen in de wanden uitgehouwen, waarachter kleine kamertjes lijken te zijn. Volgens een van de twee informatieborden aan het begin zou er onder andere een tombe in een van de rotskamers moeten zijn, maar bij mijn weten, kun je niet binnengaan. Desondanks geven de metershoge reliefs in de rotswanden die uitkijken op de naastgelegen rivier al een bijzondere blik op de geschiedenis die hier ooit heeft plaatsgevonden.

We lopen een stukje de schuine wand op. Niet te dicht bij de afgrond waar je met wat pech ongelukkig terecht kan komen in het ondiepe water van de smalle rivier ernaast.

Koerdistan is nog een relatief puur land. Niet alles is afgezet onder het mom van veiligheid of voorzien van eenvoudig bewandelbare paden en trappen. Je moet vooral zelf oppassen waar je je voeten al dan niet neerzet. Daardoor is niet elke locatie even geschikt voor mensen die wat slechter ter been zijn, alhoewel je ook prachtige delen van het land vanuit de auto kunt bezichtigen.

“Hoe kom ik aan de andere kant van de rivier?” vraag ik de man bij de ingang wanneer we weer in de auto zitten.
“Over de brug en dan meteen naar links,” antwoordt hij.

Ik volg zijn aanwijzingen op en rijd over de brug met de bocht mee naar links. Voordat de weg overgaat in de hoofdweg, steek ik de doorgetrokken streep op het midden van de weg over om zo aan de linkerkant de berm in te kunnen rijden, waar inderdaad, bijna onzichtbaar door het glooiende landschap, een soort van weggetje blijkt te zijn. Ik volg de smalle weg, op sommige plekken amper breder dan mijn auto, terwijl de linker rand van de weg hier en daar scherp naar beneden als een oever in het water uitkomt. Er is geen rails of ander hekwerk dat je beschermt tegen het water.

Een tiental andere auto’s met ieder hun eigen families of vriendengroep staat verspreid geparkeerd. Sommige volwassenen en kinderen spelen in het water. Ieder in hun dagelijkse kleding. Anderen zitten aan de kant te ontspannen.

Het is een prachtige dag. De korte wandeltocht tegen de steile bergwand heeft ons desondanks laten zweten. Even pootjebaden in het water om af te koelen, zie ik ook wel zitten.

Ik pak de slippers die ik van huis heb meegenomen, zodat we niet onze schoenen nat hoeven te maken of op blote voeten over de dikke stenen in het water hoeven te lopen. Ik draag een lange loszittende zwart broek die ik licht optrek in het water, maar al snel merk ik dat het water toch iets dieper is. Omdat het hoger optrekken van mijn broek niet een nette optie is, laat ik het voor wat het is. Mijn broekspijpen zijn doordrenkt, maar het voelt verfrissend aan. Toch ga ik niet dieper het water in om niet al mijn kleding nat te maken. Om me heen zie ik bruinige visjes van zo’n tien centimeter lang door het ondiepe water schieten.

“Mag ik mijn kleren nat maken?” vraagt mijn dochter.

“Jawel, want ik heb droge kleding voor jullie bij mij. Maar je mag niet te ver van de kant af, want verderop is er een sterkere stroming,” waarschuw ik.

Wanneer ze tot haar knieën in het water staat en zich in het water laat zakken, roept ze haar oudere broer en mij om te vragen haar te helpen. De stroming is toch iets sterker dan ze verwacht. Terwijl mijn zoon dichter naar haar toeloopt en een bamboestok naar haar uitreikt en mijn dochter kruipend over de scherpe stenen van de rivierbodem naar ons probeert te komen, glipt haar linker slipper van haar voet en drijft stroomafwaarts tot het al snel niet meer in zicht is.

“Mijn slipper!” roept ze, “Pak hem!”
“Ik ben liever een slipper armer, dan een dochter,” antwoord ik en doe niet eens een poging om hem te pakken, terwijl ik mijn hand naar haar uitsteek. Haar babyblauwe slipper was sowieso al te ver van mij vandaan en met zo’n snelheid zou ik met al mijn kleding en heuptasje met autosleutel en telefoon het water in moeten duiken om erachter aan te zwemmen.

Nog een tijdje spelen mijn kinderen in het water. Ik ga rustig aan naar de auto om mijn broek te laten drogen en mijn karmozijnrode slippers te verruilen voor mijn sportschoenen.

“Laten we naar Jerwan gaan,” stel ik voor. “Volgens de app is het een half uur rijden hier vandaan en ik wil graag ruim voor het donker thuis zijn.”

Ik heb Google Maps op Jerwan ingesteld, maar al in de eerste honderd meter geeft hij blijkbaar een niet bestaande route aan. Hij wil ons bij de brug, waar ik alleen maar een U-bocht kan maken (of rechtsaf kan slaan), rechtdoor laten gaan. Voorzichtig volg ik de route die Google Maps aangeeft tot we door een open deel van een afscheiding rijden en dan zien dat de weg echt gestopt is. Ik keer mijn auto en rijd terug naar de hoofdweg waar ik besluit de ingang van Khinnis opnieuw te passeren en dan door te rijden naar een volgend dorp in de hoop dat de app zo meteen met een alternatieve route zal komen.

Na een minuut rijden, geeft hij nog steeds aan dat we beter kunnen keren. Ik rijd verder door het lichtglooiende landschap met vrijwel geen huizen. Slechts rechts van ons zien we een kleine moskee en direct daarnaast een dorpje bestaande uit misschien een tiental huizen. Nog enkele minuten later heeft Google Maps eindelijk een nieuwe route gevonden.

We komen door een groter dorp, Sheikhan genaamd, met winkeltjes aan weerszijden van de hoofdstraat. Ik stop aan de kant van de weg en haal twee blikjes cola, drie flesjes water, drie kinderbueno’s en de kleinste zakjes Salt & Vinegar Lays Chips die ze verkopen. Werkelijk alles is in deze regio stukken goedkoper dan zelfs bij ons in Erbil. Ik hoef maar 6.500 dinar te betalen voor alles. Omgerekend 4,58 euro.

Hoewel ik nog steeds via de app rijd, ben ik even afgeleid en merk ik dat ik de weg die ik had moeten inslaan, voorbij ben gereden. Ik keer op de weg en rijd door tot mijn schermpje aangeeft dat ik de weg rechts moet inslaan. Een weg, zoals je die in de oude woonwijken in de binnenstad van Erbil zou zien: smal en met een gootje in het midden. Ik rijd door tot we het dorp uit zijn en we letterlijk in de Middle of Nowhere uitkomen. Een smalle weg met aan weerszijden grote stukken landbouwvelden waarvan de beplanting al zeker een meter hoog staat.

Op een stuk waar zelfs de landbouwvelden zijn overgegaan in dorre en droge grasachtige velden, zie ik ineens een bruine, ietwat gevlekte slang van ongeveer een meter lang de weg overkruipen. Ik moet enigszins uitwijken om niet over hem heen te rijden en zet dan mijn auto stil om de slang beter te kunnen bekijken. Schuw als hij is, is hij echter al in het grasland verdwenen. Ik kan nog net zijn staart verderop in het veld zien weg kronkelen.

We rijden verder, tot ik ineens merk dat ik blijkbaar opnieuw te ver ben doorgereden. In de misvatting dat er hier maar een weg is, die van “immer gerade aus” heb ik niet opgemerkt dat ik een zijweg moest inslaan. De zijweg is ook vrijwel onzichtbaar, merk ik, wanneer ik voor de zoveelste keer op de weg moet keren. Zelfs tot een meter of drie voor de zijweg zie ik het weggetje niet doordat mijn zicht verhinderd wordt door de hoge beplanting. De weg is hier overgegaan in een zandweg. Ik stop opnieuw wanneer ik een zwarte dode slang op de weg zie liggen. Genoeg slangen hier blijkbaar en we rijden weer door.

Er lijkt bijna geen eind te komen aan de weg door deze woestenij, maar de app zegt dat we de op de goede weg zijn. Na een paar minuten zien we enkele eenvoudige gebouwen en een herdersgezin naast een muur van een van die gebouwen zitten. Onze aanwezigheid valt op doordat we als enige auto hier rijden en overduidelijk niet uit deze buurt komen.

En dan eindelijk, rechts van ons is Jerwan te zien: De oudste of een van de oudste aquaducten ter wereld. Vanaf een afstandje lijkt het niet meer dan een ruïne aan stenen waar je normaalgesproken makkelijk aan voorbij zou zijn gereden. Maar wanneer je weet wat hier te vinden is, dan is het absoluut de moeite waard uit te stappen en de plaats beter te bekijken.

We lopen eerst naar een stukje waar in een ver verleden waarschijnlijk een soort tunnel moet zijn geweest. De muren zijn wat schuin naar binnen gebouwd, alsof het “dak” van een tunnel er in een ronding bovenop heeft gelegen. Tegenwoordig liggen grote vierkante stenen in een onregelmatig patroon verspreid over de grond. We lopen dieper het terrein in, zien nog de huid van een andere slang liggen.

Mijn zoon is inmiddels aan de ene kant van de stenen afgesprongen, terwijl ik een stapel stenen aan de andere kant bekijk.
“Oh mama, mama, kom snel!!” roept mijn zoon in zijn enthousiasme, “Ik zie het spijkerschrift!”

Ik loop zijn kant op, moet me flink door de hurken laten zakken om veilig van de stenen van kniehoogte te kunnen afdalen. Dan gooi ik mijn zoon mijn autosleutels en telefoon, die ik steeds in mijn hand hield, toe en spring vervolgens zelf de smalle droge sloot over voor ik kan zien waar hij terecht zo opgewonden over is. Een meterslange goed bewaarde muur met daarin ontelbare tekens van het spijkerschrift die nog zo duidelijk in de stenen wand te lezen zijn dat het lijkt alsof ze gisteren zijn aangebracht. Wat een ervaring! Waar een museum met historische artefacten al boeiend is, is dit geen stukje kleitablet vanachter een lintje of glasplaat in een ordelijke zaal ver weg van de oorspronkelijke locatie. Hier sta je op de grond waar 2700 jaar zijn verstreken sinds de bouw van dit intellectuele hoogstandje. De historie komt spontaan tot leven wanneer je beseft dat je letterlijk in de voetsporen van de schrijvers van dit spijkerschrift staat.

Zelfs na een uur in deze ruïne van stenen te hebben rondgelopen, kost het me enige moeite mijn zoon weer mee te krijgen om naar huis te gaan. Hij is net als ik erg geïnteresseerd in geschiedenis en dergelijke uitjes geven wel een enorm visuele ervaring. Wat een educatieve dag hebben we gehad.

De weg terug naar Erbil is, omdat we nu niet via Khinnis hoeven te rijden, een stuk eenvoudiger te vinden en een kleine anderhalf uur later zijn we moe, maar voldaan weer thuis. Zelfs de volgende dag moeten we nog bijkomen van deze trip, maar gelukkig hebben we eerst nog een dag weekend.

We ronden de maand af met een middagje dichter bij huis: het grootste park van Erbil: Sami Abdulrahman park. Mijn zoon stelt voor om daar een golfkarretje (aan de kant van Mosul street, niet ver van de hoofdingang naast Dawa2 restaurant) te huren, dat per half of heel uur kan. We kiezen een uur voor 20.000 dinar. De prijzen zijn duurder geworden sinds de laatste keer dat we zo’n karretje huurden. Mijn dochter heeft hun skateboard van huis meegenomen en wil af en toe achter ons aan skaten.

Bij het huren wordt gevraagd naar het achterlaten van een waardevol document, zoals mijn verblijfsvergunning. De man legt de regels uit. Kinderen mogen niet rijden, schade aan de golfkar moet betaald worden en als je te laat terugkomt, wordt dat ook gerekend. Vanwege de grootte van het park, stuur ik mezelf ter plekke mijn locatie, zodat we, eenmaal op pad, überhaupt de verhuurlocatie op tijd terug kunnen vinden.

Nadat we al diverse paadjes hebben gereden en ik al na een half uur de routeplanner aanzet om te zorgen dat we weer enigszins richting de verhuurlocatie kunnen gaan, stoppen we eerst nog bij het Mastoras standbeeld, een groot borstbeeld van een vrouw, in het park, maken foto’s en rijden vervolgens door naar een verkoper van onder andere gebakken aardappelschijfjes op zo’n lange satéprikker en het naar wens bestrooit met zout, citroensap, granaatappelsap, sumaq of een combinatie hiervan.

Het weer is overigens alweer flink warm hier in Erbil. Daags ervoor bereikt het kwik schijnbaar zelfs 46 graden Celsius. Ik had al een gevoel dat het wat aan de warme kant was die dag, maar zelf had ik het zo’n tien graden lager verwacht. Deze laatste vrijdag van de maand in het park is het overigens al wat “koeler”: 39 graden. Voorlopig zullen we vooral de hete, hetere en heetste temperaturen zien.

Visit counter For Websites
Visit counter For Websites