In de voorgaande 6 weken was er veel gebeurd. Van een vrijwel zomers Koerdistan voor ons vertrek met temperaturen die nog steeds tot 40 graden kwamen en ik nog dag en nacht zonder jas naar buiten had gekund, was ik in een met sneeuw bedekt Nederland met gevoelstemperaturen tot 20 graden onder 0 terecht gekomen. Ik kon me bijna niet kleden tegen de kou. Ik droeg 2 t-shirts, een trui en 2 jassen met een sjaal, maar bleef het koud hebben.
Ook het feit dat we nu ineens een zoontje erbij hadden gekregen, was een hele verandering. Ik had zelf totaal geen ervaring met jongens. Hoewel ik graag een broer had gewild (naast mijn zus die ik wel had), was die er nooit gekomen. Mijn ouders hadden dus 2 meisjes, mijn zus had vervolgens 2 meisjes gekregen en ik ook. En nu ineens was er een jongen. Dat was wennen. De eerste tijd vergisten we ons regelmatig als we met mijn zoon op schoot zaten en zeiden dan vaak “grote meid” in plaats van “grote jongen”. Het zat er gewoon zo in. Maar gaandeweg wenden we daar natuurlijk ook aan. Ook met het verschonen was het anders. Mijn zoon had een “aanhangsel” dat hele andere richtingen op plaste dan mijn dochters. Maar ook wende.
Mijn dochters die voor de geboorte van hun broertje steeds vaker ruzie hadden gehad, richtten al hun concentratie na de geboorte op de nieuwe baby. Beiden waren dol op hem en vonden alles schattig. Zijn handen, zijn voeten, zijn gezichtje. Dan lag de een met hem op haar buik, dan de ander. Of gaven ze hem een fles. Zelfs hem verschonen, vonden ze leuk. Vooral mijn jongste dochter die zelf nog geen 6 jaar was bij de geboorte van haar broertje, heeft hem heel vaak een schone luier gegeven.
In de avond van 4 december 2010 vertrokken we weer naar Koerdistan, nadat we een paspoort voor hem hadden kunnen regelen. In totaal waren we ruim 5 weken in Nederland geweest, waarvan 4 dagen met de auto onderweg ernaartoe. Nederland lag ondertussen nog steeds onder een dikke pak sneeuw.
Mijn man was al eerder vertrokken en nu moest ik met mijn 3 kinderen nog terug. Met het vliegtuig, dat wel. Ik had alle koffers en tassen ingepakt, een grote voorraad babymelkpoeder ingeslagen, want “mijn merk” was destijds niet in Koerdistan te koop. De wandelwagen, maxi-cosi, kleding, de spullen van mijn dochters en ik, alles moest weer mee. Van de vliegmaatschappij mocht een baby niet eens 1 kilo bagage mee, terwijl hij juist zorgde voor de meeste bagage. Gelukkig was er een Koerdische vriend van ons die met mij meereisde. Zo hoefde ik niet alles in mijn eentje te doen.
Mijn ouders zetten ons af op het vliegveld, we brachten onze bagage naar de incheckbalie en liepen gezamenlijk naar de paspoortcontrole, waar we alle paspoorten afgaven aan de beambte.
De beambte keek van ons paspoort op naar ons en vroeg: “Van wie is die baby?”
“Van mij,” antwoordde ik.
“Maar kun je dat bewijzen?” wilde hij weten.
“Goeie vraag,” bedacht ik me ineens.
De Koerdische vriend die bij mij was, had natuurlijk een andere achternaam dan de kinderen en ik. Daarbij hadden de kinderen en ik ook andere achternamen in het paspoort staan. Natuurlijk leek het voor hem op het eerste gezicht dat wij een gezin waren en dan was het logisch dat hij zich afvroeg hoe mijn kinderen aan hun achternaam kwamen.
“Kun je het niet zien aan onze mooie blauwe ogen?” grapte ik naar de man.
Maar natuurlijk had hij meer bewijs nodig dan dat.
“Lekker dan, ik heb net al mijn bagage afgegeven aan de incheckbalie. Wacht, ik kijk even of er iets in mijn handtas zit.”
Ik graaide in mijn tas en godzijdank vond ik daar mijn bevallingspapieren die ik blijkbaar niet in mijn andere bagage had gestopt. De beambte was tevreden en liet ons door. Sindsdien heb ik altijd mijn papieren op orde. Ik regel een toestemmingspapier van mijn man om met de kinderen te mogen reizen, een kopie van zijn paspoort, ik heb geboorteaktes bij mij, documenten waarop het gezag staat aangegeven, want voor de Nederlandse wet zijn wij nooit getrouwd. In mijn laatste paspoort heb ik wel mijn man’s achternaam laten bijschrijven, zodat de namen van het gezin terug komen.
De meubels van de babykamer waren inmiddels met de vrachtauto overgekomen. Vanwege ruimtegebrek moesten we onze slaapkamer delen met onze zoon. Ons appartement had maar 2 slaapkamers en mijn dochters hadden de tweede al in gebruik.
Halverwege december, het leven was weer terug naar normaal, presteerde ik het om zo erg te verdwalen dat ik bijna anderhalf uur te laat op school aan kwam. Een plaatselijke overstroming door een niet eens al te dikke regenbui gooide mijn toch al niet fantastische richtingsgevoel compleet in de war.
Ik was op weg naar school en op mijn route stond het water zo hoog op de weg enkele auto’s er tot aan hun motorkap in waren blijven steken. De hogere auto’s hadden wel door kunnen rijden, maar ik had een auto die er qua grootte zo’n beetje tussenin zat. Ik durfde het niet aan om door het water te rijden en besloot een stukje verder te gaan op de rondweg. Verderop zou er vast wel een weg gaan die ook naar school zou leiden, bedacht ik me.
Onderweg vroeg ik de weg aan een andere automobilist, maar die wees me de weg met de overstroming aan. Ook nadat ik zei dat die weg overstroomd was, bleef hij hardnekkig volhouden. Ik moest die weg nemen naar school. En dus reed ik maar door. Op zoek naar een andere route. Ik belde mijn man die nog in de kliniek was, maar hij had geen idee waar ik was en wist dus ook niet hoe hij mij verder moest helpen vanaf daar.
Enkele grote kruispunten later op de rondweg besloot ik maar af te slaan. En daar ging het fout. Ik had werkelijk geen flauw idee hoe ik op school moest komen om mijn oudste dochter op te halen. Mijn jongste dochter had ik eerder al opgehaald, omdat zij koorts had gehad.
Hoewel ik ruim op tijd van huis was vertrokken, was het inmiddels half 4. Mijn dochter van nog geen 9 was vrij van school en ik dwaalde door de hoofdstad. Gelukkig kende ik wat mensen van school en belde een Spaanse vrouw, van wie haar zoontjes ook op school waren, of ze mijn dochter kon vertellen dat ik later kwam.
Het komende half uur besteedde ik aan het bellen met onze manager en mijn man om de weg weer terug te vinden.
Op een gegeven moment passeerde ik zelfs een check-point, waardoor ik besefte dat ik Erbil aan het verlaten was.
“Waar gaat deze weg heen?” vroeg ik aan een van de mannen van de Asayish (Koerdische Veiligheidsdienst).
Hij antwoordde dat de weg naar Kirkuk leidde.
“Maar ik moet naar Khanzad,” zei ik. “Dan moet je keren.” En opnieuw moest ik door het check-point, waar de peshmerga’s mij niet kenden en dus vragen gingen stellen (wat ze altijd doen bij onbekenden die de stad willen ingaan).
Vervolgens belde ik nogmaals met onze manager van de kliniek en hij wilde weten of ik iets zag waardoor ik hem kon laten weten waar ik was.
“Ik was bij het check-point dat naar Kirkuk gaat,” zei ik.
“Dat is heel ver weg,” kreeg ik als antwoord, “weet je het zeker?”
“Ja, dat zeiden ze bij het check-point.”
“Oké, wat zie je dan?”
“Nou, niks eigenlijk. Er zijn hier niet bepaald veel gebouwen ofzo. Oh, wacht!” zei ik, “ik zie een bordje met Kirkuk street!”
En aangezien ik nog steeds niet wist waar ik naartoe moest, bood de manager me aan dat hij me zou komen halen, maar ik wilde liever doorrijden om op de een of andere manier bij mijn dochter te komen.
Uiteindelijk zag ik een politie-agent, die ik via mijn gsm liet spreken met de manager en met de hulp van hen beiden kwam ik op de goede weg terecht. De Spaanse vrouw had inmiddels in overleg met mij mijn dochter mee naar haar huis (vlakbij school) meegenomen en eindelijk maar toch stond ik om 5 uur (anderhalf uur later dan ik had moeten zijn) bij hen op de stoep.
Het 1ste Oud en Nieuw dat we met onze zoon vierden, was in een van de restaurants van het chique en zwaar bewaakte hotel Rotana in Erbil. Een lopend buffet met de heerlijkste hapjes. Onze zoon kon op de zachte bank liggen slapen, terwijl wij aan de tafel zaten.
Het entreegeld per persoon was belachelijk veel geweest, maar het was een fantastische avond. Rond middernacht stonden wij samen met alle andere bezoekers op en liepen naar het raam. De verdieping waarop het restaurant gelegen was, was een van de hogere en we hadden een prachtig uitzicht over stad die al sinds vroeg in de avond in duisternis was gehuld. In de verte was de Citadel, mijn meest favoriete deel van de stad, vanwege de duizenden jaren historie die nog steeds tastbaar waren. Daar boven die oude oorspronkelijke stadsmuren zagen we het vuurwerk de hemel verlichten. De afstand tussen het vuurwerk en ons vond ik prima. Kunnen genieten van de show zonder te dichtbij te komen.
Begin februari vloog ik samen met mijn zoontje terug naar Nederland voor zijn vaccinaties. Ikzelf moest de DTP-prik laten verlengen. Omdat ik maar een weekje in Nederland zou blijven, belde ik vanuit Koerdistan naar de GGD in Nederland om er zeker van te zijn dat ze de juiste vaccins in huis zouden hebben. Juist doordat de baby-vaccins niet bij hun normale voorraad hoorden, had ik uiteindelijk meerdere keren met hen gebeld. Desondanks bleek tijdens mijn afspraak dat de aangevraagde DKTP-Hib vaccinatie niet aanwezig was. Het Pneu-vaccin wel, maar de medewerkster wilde liever beide prikken op 1 dag geven. Gelukkig bleek de jeugdarts aanwezig en na een hoop overleg werd besloten dat ze zouden afzien van de DKTP-Hib prik en in ruil daarvoor zou de Hexa worden gegeven. Volgens haar was dat dezelfde prik, maar dan met de toevoeging van Hepatitis B erbij. Het was een vaccin speciaal voor kinderen met buitenlandse ouders. Ik vond het prima en die donderdag werd ikzelf gevaccineerd tegen de DTP, maar kreeg ik een spoedafspraak voor de vrijdagochtend, omdat ik op de zondag alweer zou moeten vliegen.
De vrijdagochtend was de Hexa wel afgeleverd, maar bleek het tweede vaccin niet aanwezig. Gelukkig bleek de vrouw die contact had met het consultatiebureau aanwezig en zij zorgde dat iemand van de RIVM na een kwartier bij de GGD kon zijn en het benodigde vaccin kon afleveren. En zo bracht ik die week twee maal ruim twee uren door bij de GGD, maar hadden we in ieder geval gekregen waarvoor ik was gekomen.
De week had ik doorgebracht bij mijn ouders, die in een klein, voor de meesten onbekend, dorp in het het noorden van het land woonden. Mijn opvallende keuze voor mijn nieuwe thuisland had al vaak vragen met zich meegebracht of het in Koerdistan-Irak (of meestal noemden anderen het uit onwetendheid vaak alleen Irak) niet gevaarlijk was. Ik antwoordde dan dat het veiliger was dan bij mijn ouders in de straat. En op enkele incidenten na was dat ook zo, want voor wie echt van spanning en actie hield, zat je in de straat van mijn ouderlijk huis in ieder geval wel goed. Beledigingen, bedreigingen en geweldplegingen waren er sinds enkele jaren ervoor aan de orde van de dag. Gericht tegen mijn ouders en buren schuin tegenover hen.
Met Oud en Nieuw waren bij hen de ruiten gebarsten vanwege zwaar vuurwerk dat bewust naar hun ramen waren gegooid. Twee weken later werden bij dezelfde woningen plus nog een ander huis de ramen ingegooid met een steen. Het gevolg bij mijn ouders was een kapotte ruit, een stuk uit de schouw en een gebroken nagelvijl. Godzijdank was er niemand in de woonkamer aanwezig geweest toen de steen werd gegooid.
Naar aanleiding van het laatste voorval besloten ze camera’s te plaatsen. De politie had namelijk beeldmateriaal nodig om de daders te kunnen aanwijzen. Wij wisten allemaal prima wie de daders waren, maar we moesten bij de feiten blijven. Ondertussen had de tegenpartij twee journalisten ingeschakeld die zonder feiten te checken een artikel hadden geschreven over hoe de ruiten waren ingegooid door de tegenpartij, omdat de tegenpartij al jaren geterroriseerd zou worden door mijn ouders en het andere gezin. De logica van de omgekeerde wereld.
De politie kwam ook met een bijzondere uitspraak: “Als mijn ouders zich onveilig in hun straat voelden, dan moesten ze toch niet niet bij hen (de politie) zijn.”
Niet?? Waar was de politie in Nederland dan voor, vroeg ik me af.
We werden doorverwezen naar de burgemeester, die al 3 jaar deze voortslepende zaak in handen had, maar van wie weinig initiatief kwam.
De beste man wist ons nog meer te verrassen met zijn antwoord: “Ja, iedereen denkt wel dat ik (de burgemeester) het hoofd van de politie ben, maar dat ben ik niet! Ik ben dan ook niet verantwoordelijk voor de veiligheid in jullie buurt.”
“Zou u dat misschien dan even voor ons op papier kunnen zetten?” vroeg ik hem.
Maar hij deinsde terug: “Nou, dat hoeft niet. Er zijn hier genoeg getuigen.”
Hij wees naar mijn ouders en mij. Ik lachte. Alsof iemand ons zou geloven dat een burgemeester zo’n uitspraak zou hebben gedaan.
Inmiddels sliep ik bij mijn ouders met gebarricadeerde ramen, want om met een kleine baby van 3 maand oud op een slaapkamer te moeten slapen waar mogelijk ramen ingegooid werden, vonden we geen veilig idee. Vaak zetten we de kinderwagenbak met mijn zoontje dan ook op de piepkleine overloop, omdat dat de enige ruimte was waar geen ramen in zaten.
Met een situatie als deze in Nederland was het leven in Koerdistan natuurlijk veel veiliger. We woonden nog in een van de appartementen op de tweede verdieping van de kliniek. Zowel binnen als buiten hadden we sowieso camerabewaking en ’s nachts liep er een bewaker buiten. Niet dat ik me zonder bewaker onveilig voelde, want ook tegenover de kliniek stond een gebouw waar dag en nacht bewaking was.
Een keer (een jaar eerder) hadden we een incident gehad met een man die bij ons de ramen wilde ingooien. In die tijd hadden we zelf nog geen bewaker gehad, maar in no-time waren gewapende bewakers komen aanrennen. Ik had er geen telefoontje voor hoeven plegen.
De Koerdische politie trad ook veel harder op bij problemen. Zo had mijn zwager, die ook bij de politie zat, al eens het verhaal verteld over een man die voor de ogen van een agent zijn boete had verscheurd en daarna was weg gevlucht. Vluchten in Koerdistan is sowieso een beetje een onbegonnen taak, want er is simpelweg veel te veel controle en camerabewaking. De man werd dus al snel gepakt en kreeg vervolgens klappen van diverse agenten. Daarna mocht de man zijn excuses aanbieden aan de agent voor het verscheuren van de boete. Prima optreden, vond ik. Als je problemen in de kiem smoort, voorkom je dat het groot wordt.
Eind februari 2011 begon de temperatuur alweer op te kruipen tot rond de 25 graden. Ik genoot van de lente die weer in het vooruitzicht lag. Inmiddels was het in het Midden Oosten wat onrustiger geworden en ook in Koerdistan waren er op een aantal plekken demonstraties gaande. In Slemani (ca 1,5 a 2 uur rijden vanaf Erbil) was met scherp geschoten. In Erbil waren ook demonstraties geweest en hoewel deze slechts enkele kilometers van ons huis waren geweest, merkte ik ze pas op, toen ik ’s avonds de lokale nieuwszenders zag.
Een van de dagen was ik zelfs tot aan Massif gereden en zag daar in de avond wel enkele auto’s met vlaggen van de leidende KDP-partij staan, maar dat beschouwde ik verre van verontrustend. Wel was er meer beveiliging op straat dan anders. Bij de straat van Majidi Mall (Koya street, die ook naar Slemani leidde) stond een legerauto opgesteld met bovenop een man die schietklaar zat. Plus wat extra politiewagens.
We vroegen onze bewaker eerder te beginnen en regelden dat we vuurwapens in huis hadden. Gewoon voor de zekerheid…