Eigenlijk woon ik sinds 1 februari in mijn nieuwe appartement. Toch vind ik maar niet de tijd om mijn naam ook officieel mee te verhuizen. Post krijgen we niet, daar hoef ik het niet voor te doen, en wat wel opgestuurd wordt, gaat via een postkantoor of transportbedrijf waar je het zelf kunt afhalen. In Koerdistan zijn overschrijvingen met verhuizen vooral belangrijk voor de Veiligheidsdienst.
Op advies van de advocaat rij ik in de ochtend op mijn vrije zaterdag naar de Veiligheidsdienst van mijn vorige woonplaats, maar na twee uren ga ik weer onverrichterzake naar huis. Ik moet de volgende zaterdag eerst langs het kantoor in mijn huidige wijk in Erbil gaan, toestemming vragen of ze mijn dossier willen accepteren en pas daarna kan ik terugkomen voor een briefje in mijn oude dorp.
Die volgende zaterdag sta ik rond tien uur in de ochtend bij de Veiligheidsdienst van de wijk waar mijn appartement onder valt. De bewaker buiten de deur wijst me naar een klein kamertje in de voortuin waar een wat oudere man zit, die mobiele telefoons en andere verboden voorwerpen inneemt en waar je een plastic kaartje met een nummer voor terug krijgt.
“Waar moet ik naartoe als ik mijn naam wil laten overschrijven?” vraag ik hem.
“Ga naar kamer 7,” antwoordt de man.
Binnen in de hal zoek ik naar de nummers die boven elke deur geschreven staan. Beneden is geen nummer 7. Ik neem de trap omhoog. Bovenaan ga ik rechtsaf. De laatste deur aan de rechterkant blijkt nummer 7.
Ik neem plaats aan een klein houten bureau in de eenvoudige kamer. Een man van rond mijn leeftijd, misschien iets ouder, zit achter het bureau. De week ervoor zat er een man van begin 50, dus waarschijnlijk hebben ze wisselende diensten. Ik geef aan dat ik verhuisd ben en mijn naam wil laten overzetten naar mijn nieuwe woonplaats. De man begint wat vragen te stellen en wil documenten zien, waaronder het bewijs dat het appartement op onze naam staat. Ik haal het contract tevoorschijn en overhandig het aan de man.
“Dit is Arabisch,” zegt hij, nadat hij het papier even heeft bekeken, “Heb je ook één in het Koerdisch?”
Ik ontken.
“Begrijp je Arabisch dan?” vraagt de man.
“Nee,” antwoord ik.
“Hoe heb je dit contract ondertekend als je niet weet wat er staat?”
“Ik had een advocaat mee en hij begrijpt Arabisch,” antwoord ik.
De man knikt even en zegt dan: “Ik kan alleen documenten in het Koerdisch accepteren. Kun je teruggaan naar het kantoor van jouw woonproject en vragen voor een vertaling? En als ik jou was, zou ik ook een Engelse vertaling vragen.”
Een paar minuten later sta ik in het kantoor waar ik een paar weken eerder mijn koopovereenkomst heb ondertekend en vraag om een Koerdische vertaling.
“Wij werken alleen met Arabische contracten,” zegt de man, “vertalingen kun je eventueel regelen bij een vertaler. Maar ik kan je wel een verklaring in het Koerdisch geven waaruit blijkt dat jij de sleutel van het appartement in bezit hebt. Dat accepteren ze ook.”
Met de nieuwe verklaring rijd ik terug naar de Veiligheidsdienst, waar de man mijn zaak verder in behandeling neemt en ongeveer een half uur later krijg ik een klein papier van hem mee dat ik persoonlijk naar de Veiligheidsdienst in mijn oude dorp moet brengen.
Inmiddels is het daar druk. Om 12 uur kom ik aan, maar er zijn zoveel andere mensen en het kantoor zal om 1 uur sluiten, dat ik twijfel of ik nog wel aan de beurt zal komen. Iets voor sluitingstijd komt de directeur naar buiten, waarmee de werkdag wordt gesloten. De man ziet mij en nog wat andere mensen staan. Hij vraagt waar ik voor kom. Dat is het handige als je de enige allochtoon bent. Dan val je extra op in de menigte en Koerden doen graag iets voor westerlingen.
Een medewerker zegt dat ik alleen een handtekening van de directeur nodig heb om mijn dossier te kunnen overbrengen naar Erbil.
“Ach, waarom heb je dat niet meteen gezegd? Nu heeft ze zolang zitten wachten,” zegt de directeur. In zijn stem meen ik bijna medelijden te horen.
Prompt zorgt de directeur ervoor dat mijn briefje ondertekend wordt, zodat ik eindelijk terug kan naar Erbil. Wel te laat, want ook het kantoor in Erbil zal nu gesloten zijn, weet ik, maar zo heb ik in ieder geval een groot deel van het proces afgerond.
Het papiertje lever ik twee dagen later tijdens mijn werkpauze in. Onze pauzes zijn ruim een uur lang en ik mag wel iets eerder vertrekken om de laatste dingetjes te regelen.
Wanneer ik de man van de Veiligheidsdienst het papier overhandig, zegt hij: “Nu moet je alleen nog de medewerker bellen die over jouw woonproject gaat.”
Hij geeft me een klein gekleurd notitiepapier waarop hij de naam en het nummer van de man in het Koerdisch heeft geschreven. Ik bel het nummer, stel mezelf voor en de man geeft aan dat hij binnenkort langs zal komen om me te spreken.
Nog een dag of twee gaan voorbij. Ik heb niets meer van de man vernomen. Ik draai mijn normale werkdiensten, maar ben tussendoor even thuis, wanneer mijn gasmelder achter mijn oven toevallig afgaat. Er zit een automatische beveiliging op die het gas in huis onmiddellijk afsluit, maar voor de zekerheid draai ik ook de gaskraan naar mijn woning in de hal dicht.
Vervolgens meld ik het voorval bij het service kantoor op de eerste verdieping van mijn toren. Zodra het meisje van de receptie de monteur heeft gebeld en heeft aangegeven dat hij over ongeveer tien minuten bij mij thuis zal komen, belt de man van de Veiligheidsdienst mij op.
“Ben je thuis?” vraagt hij.
“Ik ben aan het werk, maar ik werk in hetzelfde woonproject,” geef ik aan.
“Wat is je appartement nummer?”
Ik geef mijn nummer dat uit drie delen bestaat. Het eerste staat voor de toren, de tweede voor de verdieping en de derde voor het appartement waarin ik woon.
Een paar keer vraag ik de man of ik hem beneden in de receptie kan zien, maar de man staat erop dat hij bij mij thuis zal komen.
De gasmonteur en de man van de Veiligheidsdienst arriveren tegelijkertijd aan mijn deur. Beiden laat ik binnen. Snel leg ik de monteur uit dat mijn gasalarm is afgegaan en dat ik graag wil dat hij de boel even controleert. De andere man is alvast aan mijn eettafel gaan zitten.
De man van de Veiligheidsdienst stelt wat vragen en wil nog wat papieren zien. Kort nadat de gasmonteur is weggegaan, vertrekt ook deze man weer en kan ik terug naar het werk.
Er gaan weer een aantal dagen voorbij als ik met een bekende praat en vertel over het bezoekje van de Veiligheidsdienstmedewerker bij mij thuis naar aanleiding van de overschrijving.
“Waarom is hij bij je thuis gekomen?” vraagt de bekende, “Dat hoort niet.”
“Geen idee. Ik dacht dat hij kennis wilde maken of wilde zien dat ik wel echt hier woon,” geef ik toe, “en bovendien vroeg hij het zelf, want ik heb een paar keer aangegeven of we in de receptie beneden elkaar konden spreken.”
De bekende houdt vol dat ik hem niet binnen had moeten laten. Zolang ik geen strafbaar feit heb begaan, waarvoor ze me kunnen arresteren, hebben de mensen van de Veiligheidsdienst geen recht op binnen treden, begrijp ik. Dat zal ongetwijfeld zo zijn, maar ik heb ook niet zoveel te verbergen. En natuurlijk had ik hem zelf liever in de receptie op de begane grond ontvangen, maar eerlijk gezegd zie ikzelf eigenlijk niet echt het probleem dat hij wel binnen is geweest.
Toch begin ik te twijfelen of ik iets raars heb gedaan, en doe navraag bij mijn collega-supervisors en mijn werkgever. Mijn werkgever en mijn eerste supervisor geven mij de opdracht geen verschillende mannen meer binnen te laten. Dat er door het hele gebouw diverse camera’s hangen, tot zelfs boven mijn voordeur, zie ik vooral als veiligheid. Maar ik begrijp dat diezelfde camera’s ook gebruikt worden om in de gaten te houden wat voor bezoek ik krijg.
Enkele weken later hoor ik zelfs dat er een paar mensen hun appartementen hebben moeten inleveren, vanwege “ongepast of ongewenst” gedrag. Bij navraag blijkt dat te gaan om mensen die teveel of te vaak “mogelijk verdachte” mensen van het andere geslacht hebben binnengelaten. Ook is het beroep “discodanseres” schijnbaar niet in goede aarde gevallen, waarschijnlijk vooral door de open kleding. Hoewel ik daar niet zo heel rouwig om ben. De discodanseres en haar medebewoners blijken namelijk in het appartement te hebben gewoond dat qua afval nogal voor overlast bij ons team heeft gezorgd. Ondanks mijn herhaaldelijk aankloppen en aanbellen op de betreffende voordeur werd er nooit open gedaan. Zodat ik uiteindelijk zelfs naar het servicekantoor ben gegaan en heb gevraagd of zij de mensen konden proberen uit te leggen geen afval meer voor hun deur te plaatsen en ook de afvalschacht niet meer te verstoppen door enorme kartonnen in de buis te gooien.
Dezelfde dag waarop ik dit nieuws verneem, merk ik dat er na mijn pauze tussen mijn voordeur en het kozijn een visitekaartje van een drankhandelaar is geklemd. Ik gooi het kaartje in de afvalschacht op mijn verdieping en schaar mijzelf weer bij mijn collega-supervisor die buiten beneden bij de ingang van onze toren staat. Ik vertel hem over het visitekaartje, waar hij verbaast op reageert. Alcohol mag weliswaar verkocht worden in Koerdistan, de straten van de christelijke wijk Ainkawa zitten immers vol met slijterijen, maar wij wonen nog net in het islamitische deel en de verspreiding van deze kaartjes wordt in dit woonproject niet op prijs gesteld. Al snel is ook de manager van het service-kantoor op de hoogte en stuurt een berichtje naar de groep die we met hen en onze supervisors hebben. We krijgen de opdracht ons team “met dringende spoed” alle visitekaartjes in de torens weg te laten halen, want “de verspreiding van deze visitekaartjes voor de verkoop van alcoholische dranken is een lelijk iets,” laat de manager ons letterlijk via de groepsapp weten.
De regels zijn dus streng in ons woonproject. Toen ik nog niet een appartement hier had gekocht, maar al wel een paar keer was gekomen, om te bezichtigen, vertelde de gids me in de lift al over dat niet zomaar iedereen hier mocht komen wonen. Dat het management zelf ook de bewoners wil kunnen kiezen. Destijds had ik dat eigenlijk meer als een soort van verkooppraatje opgevat, maar blijkbaar was de man serieus.
Ondertussen kamp ik met een horizontale wortelbreuk aan mijn voortand. In een ver verleden, ik moet ongeveer 9 jaar zijn geweest, ben ik ooit op mijn mond gevallen. De zenuw in mijn tand stierf af en ik belandde bij de tandarts in de stoel. Bang als ik was voor de verdovingsvloeistof (niet eens voor de naald op zich), liet ik de wortelkanaalbehandeling zonder verdoving uitvoeren. Ik kan me nog herinneren dat er een traan over mijn wang rolde, waarna de tandarts nogmaals bezorgd vroeg of ik echt geen prikje wilde. Dapper hield ik vol. Ik kan me nog een enkele “au” en het licht wegdraaien van mijn hoofd herinneren, maar verder onderging ik vrij gedwee de hele behandeling. Dat ik er geen trauma aan heb overgehouden, lijkt me inmiddels wel bekend.
Wellicht verdient het enige uitleg dat ik zo angstig voor de verdovingsvloeistof was. Mijn moeder werd altijd ziek van verdovingen bij de tandarts. Iets dat ik al meerdere keren had meegekregen en dat was voor mij een goede reden om de verdoving af te wijzen.
De jaren erna bleef de tand echter verkleuren en heb ik hem meerdere malen intern laten bleken. Inmiddels zat er ook een facing (een soort schildje) op om de ergste verkleuring tegen te gaan. Een paar jaar geleden had ik al besloten dat de tand te zwak zou zijn voor volgende behandelingen. Begin dit jaar voelde ik vanuit het niets de bewuste tand licht bewegen. Ik was bang voor een nieuwe ontsteking, maar na controle bleek de wortel gefractureerd te zijn. Er zou maar één oplossing zijn. Ik moest de tand laten extraheren.
Er zijn mensen die met pijn, maar volop behandelmogelijkheden hun tanden zonder probleem willen laten trekken, maar voor mij voelde het als een regelrechte ramp. Het liefst wilde ik in ieder geval de wortel zelf behouden, maar dat was niet haalbaar. Een implantaat was de beste optie.
Een tandarts die jaren geleden mijn collega is geweest en ook in implantaten is gespecialiseerd, doet de behandeling. De eerste afspraak is niet meer dan het maken van een afdruk van mijn gebit. De volgende afspraak staat voor twee dagen later, maar ik zeg deze af. Ik moet me (van mezelf) mentaal beter voorbereiden op de extractie. Ik maak een nieuwe afspraak voor na een paar dagen en bespreek met een paar mensen in mijn omgeving mijn zorgen. Dat helpt me door te zetten. Deze afspraak ga ik wel.
Ruim een half uur voor mijn afspraak zit ik in de wachtkamer en wordt zelfs eerder geholpen. Sinds mijn studententijd ben ik gelukkig over mijn angst voor verdovingsvloeistoffen heen, want studenten mondhygiëne en tandheelkunde moeten op elkaar oefenen, zodat ik destijds pas mijn eerste verdoving ervoer. Ik bleek overigens zelf niet eens overgevoelig te zijn voor de verdovingsvloeistoffen.
Bekwaam zet de tandarts de verdoving en extraheert zonder problemen mijn zwakke voortand. Hij is er al uit voor ik het zelf in de gaten heb. Aansluitend plaatst hij het implantaat en moet ik opnieuw een afdruk laten maken voor een tijdelijk kunstharsplaatje.
Het eerste plaatje is na enkele dagen klaar, maar moet van meerdere kanten bijgeslepen worden, waardoor hij uiteindelijk niet meer goed vastzit. Met een vriend ga ik naar de tandtechnieker, een jonge vrouw met wie we ooit ook hebben samengewerkt. Uiteindelijk weet ze een betere versie van de plaatprothese voor mij te maken en zal ik de komende maanden het hier mee moeten doen. Voorlopig zal ik met smart wachten op de uiteindelijke kroon op het implantaat, want echt wennen doet het plaatje voor mij niet. Maar het is een veel beter gezicht met plaatje in dan met een groot gapend gat. De komende maanden zal ik aftellen.