2021, september: School, een boze buurman, een drone aanval en een lange wandeling

Voor mijn tweede dochter start school de eerste dag van september. Mijn twee jongsten mogen een dag later naar school. Fysiek. Zelfs mijn jongste dochter die de laatste schoolweken voor de zomervakantie met een aardig gevoel voor drama het schoolplein wist te betreden, loopt nu probleemloos en dapper achter haar broer en zus aan naar haar nieuwe klas. Ik voel me opgelucht. Eindelijk weer fysieke lessen voor de hele school. Dat is sinds 26 februari 2020 niet meer voorgekomen. Het overgrote deel van die tijd is school gesloten geweest en hebben ze de lessen online moeten volgen, waar mijn kinderen echt niets van mee hebben gekregen. Hun concentratie en motivatie lag ver beneden nul. Hoe ze het schooljaar toch gehaald hebben, terwijl ze maar amper lessen hebben gevolgd, mag voor mij een raadsel heten. De cijfers zijn begrijpelijkerwijze veel lager dan voorgaande jaren, maar ik ben al tevreden dat ze naar het volgende jaar mogen doorgaan.

Op het eind van de afgelopen coronaperiode heeft school in het beste geval hybride lessen gegeven. Om de dag mocht een groep fysiek naar school. Hoewel mijn kinderen de laatste maanden wel toestemming kregen dagelijks naar school te gaan, was de onrust er natuurlijk wel. De ene dag mist het ene vriendje, de andere dag het andere. De beste vriend van mijn zoon was afgelopen jaar zelfs helemaal niet naar school gekomen. Alle lessen had hij online gevolgd. Alleen voor examens was hij fysiek aanwezig. Nog steeds mogen ouders kiezen voor online studies, heb ik begrepen, maar gezien de opkomst van leerlingen de eerste twee dagen, vermoed ik dat het merendeel van de ouders hun kinderen weer naar school heeft laten gaan.

De blijdschap is maar van korte duur. Nog voor ik de kinderen kan ophalen van school, komt er via de schoolapp een notificatie binnen. Tot en met de 13de van september moet school online lessen aanbieden. Het staat er niet bijgeschreven, maar ik vermoed dat de Koerdische overheid de scholen niet toestaat tot die tijd fysiek te beginnen. Soms bepaalt school, onder het mom van hun internationale karakter, hun eigen regels, maar deze keer komt ze niet onder de regels van de Koerdische overheid uit. Lokale scholen beginnen normaliter hun schooljaar sowieso veel later dan onze school. Onze school begint altijd rond 1 september, terwijl de lokale scholen soms wel tot oktober vrij zijn.

Waar ik de zomervakantie van onze kinderen met 10 weken al lekker ruim vind, zijn zomervakanties van 4 maanden bij lokale scholen geen uitzondering. Aangezien ook die scholen minder lessen hebben kunnen geven tijdens de coronatijden, hebben deze besloten eerder met hun schooljaar te beginnen, dat dit jaar blijkbaar op 14 september zal zijn. En zo hoop ik, dat de plotseling opnieuw ingelaste online lessen inderdaad tot de 14de zullen duren.

Met frisse moed starten we aan de online lessen en ik stuur alle kinderen naar hun kamers om in alle rust naar hun docent te luisteren. Al de tweede dag van de lessen worden de tijden plotseling veranderd. Normaal begint de school om 8 uur in de ochtend, maar zonder uitleg wordt dit uitgesteld tot half 11. Het eind ligt daardoor ook veel later en wordt 20 voor 5. Handig is anders, want in de schema’s zijn de tijden niet aangepast en moet jezelf maar zien uit te puzzelen welk vak wordt gegeven. Ook staan mijn kinderen weer voor bepaalde tijden dubbel ingepland voor verschillende vakken. Plus vakken die bij het vorige jaar horen.

Diezelfde dag kom ik er ook achter wat de reden is van het later beginnen van de online schooldagen. De landelijke examens beginnen, zodat de Koerdische overheid het internet laat afsluiten van half 7 tot half 11 in de ochtend. De eerste helft van de maand zitten we dus vrijwel elke ochtend zonder internet.

Het loopt net tegen het einde van de eerste week van september, wanneer ik op een avond een telefoontje krijg van mijn oppas. Ze klinkt enigszins overstuur. Haar man, de tuinman, is bedreigd door een buurman.
“Wacht, ik kom eraan,” zeg ik en loop naar hun huis in onze tuin.

Haar man is net naar het dorp geweest als hij met zijn brommer op het weggetje naar ons huis rijdt. Hij is net in gesprek met iemand als de buurman met zijn vinger in de lucht naar buiten komt en begint te schreeuwen.

“Als ‘dokter’ (hij doelt op mijn man) ons geen water geeft, maak ik 7 mensen dood.”
Heel even denkt de tuinman dat de buurman een grapje maakt, maar aan de boze lichaamstaal van de buurman ziet hij al snel dat het menens is. Met de 7 mensen doelt de boze buurman op de tuinman, zijn vrouw, onze 4 kinderen en mij. Dat mijn oudste inmiddels naar Nederland is vertrokken, is hem waarschijnlijk even ontgaan.

“Luister, buurman,” antwoordt de tuinman, “de waterbron is in handen van het dorpshoofd. Ik heb jullie niet afgesloten en het is niet aan mij om jullie aan te sluiten.”

Het is de tweede keer dat deze buurman bedreigingen naar onze tuinman uit. Ongeveer twee jaar geleden meende een andere buurman ons water te kunnen afdwingen. Op een dag ben ik samen met de tuinman naar deze buurman gegaan en heb hem verteld dat hij wat mij betreft vrij is het dorpshoofd te vragen of hij mag worden aangesloten op dezelfde waterbron, maar dat ik geen water ga weggeven dat niet van ons is. Al in het begin heeft mijn man zelf via de dorpshoofd gevraagd om ons aan te sluiten op de waterbron. Sindsdien betalen we elke maand een redelijk vast bedrag voor het water. In het begin betaalden we ongeveer 27 euro per maand. Later werd dat verhoogd naar ongeveer 61 euro per maand. Een flinke verhoging, maar we hebben nooit moeilijk gedaan over betaling, omdat ik weet dat water kopen via een vrachtwagen minstens tien keer zo duur is. Wij betalen ons deel en krijgen ons water. Met de minder betalende of soms wanbetalende buurtbewoners bemoei ik me niet.

De buurman die ongeveer twee jaar geleden water via ons wil hebben, wil geen geld betalen aan het dorpshoofd, maar wel via ons gratis water regelen. Ik gun iedereen water, maar ik weiger iets weg te geven wat niet van mij is. En dat heb ik hem duidelijk verteld. Ik vermoed dat buurman niet erg gecharmeerd is geweest van ons gesprek en misschien zijn ongenoegen heeft geuit bij de andere buren. Kort daarna waarschuwt de bedreigende buurman onze tuinman: “Wie mij niet respecteert, zal ik onder de groene zoden leggen.”

Er had zich echter helemaal geen situatie met die buurman voorgedaan dat hij die bedreiging had moeten uiten. Desondanks hadden we toen zijn woorden naast ons neergelegd.

Vanavond niet. Dit is de tweede bedreiging die deze buurman naar ons uit en ik vind het genoeg geweest.
“We gaan naar Asayish (Veiligheidsdienst),” zeg ik tegen de tuinman.
De tuinman wil liever niet.
“Ik vind die familie best zielig,” zegt de oppas, “Zonder water is ook moeilijk.”
“Ik vind het ook zielig voor iedereen die zonder water zit en misschien hebben ze alleen geld om een grond te kopen en een huis te bouwen en te weinig geld om water te kopen. Dus daar wil ik best begrip voor opbrengen, maar fatsoen kost geen geld. Dat is gratis, “ reageer ik op de oppas, “Hij had ook op een fatsoenlijke manier kunnen vragen om een oplossing. Dreigen is iets anders en dat accepteer ik echt niet. Ik wil niet over mijn schouder hoeven kijken, omdat ik bang moet zijn dat hij misschien iets doet. Maar bovenal, die waterput is nog steeds niet van ons, dus het is niet aan ons dat hij wel of geen water krijgt.”

Ik richt me weer tot de tuinman.
“Ik laat me niet steeds bedreigen. Zeker als het om water gaat. Jij weet net als ik hoe moeilijk het is om zonder water te leven. Misschien zijn het loze praatjes, maar stel je voor dat hij op een moment echt doet wat hij zegt. Water is een eerste levensbehoefte. Als hij niet fatsoenlijk kan praten, kan het best zijn dat hij op een dag over de tuinmuur springt en met een vuurwapen in ons huis staat. Ik ga niet afwachten om te kijken of hij het meent of niet.”
De tuinman twijfelt.
“Oké,” besluit ik, “dan gaan we naar het huis van het dorpshoofd. De waterbron is van hen. Zij kunnen dan eventueel besluiten hem water te geven.”

Het dorpshoofd zelf is twee jaar geleden overleden. Het schijnt een heel goede man te zijn geweest, maar ik heb hem persoonlijk nooit gekend. Ik zag zijn foto pas voor het eerst toen het dorp er vol mee hing kort na zijn overlijden. Zijn zonen hebben zijn zaken nu in beheer.

Een paar minuten later zitten de tuinman en ik in de auto en rijden naar het huis van het dorpshoofd op de heuvel. Het is vlakbij ons huis, maar ik ben er nog nooit geweest. Op zijn oprit die onder aan de heuvel start en een groot deel van zijn grond in beslag neemt, zie ik pas hoe groot het huis echt is. Ons huis, dat ik absoluut niet klein wil noemen met ongeveer 570m2 aan woonruimte, lijkt meer een garage vergeleken bij het huis van het dorpshoofd. Twee à drie mannen zijn in de met gras bedekte tuin aan het werk. Dat zal hun personeel zijn, want overduidelijk zijn het huis en de tuin te groot om zelf te onderhouden.

De tuinman stelt ons voor en legt kort uit waar we voor komen. De ene man belt met de zoon van het dorpshoofd die over de waterbron gaat. De zoon zal naar zijn ouderlijk huis komen. De andere man brengt ons een afgesloten wegwerpbekertje met water. We worden uitgenodigd in de grastuin te komen zitten. Deze mensen zijn altijd voorbereid op veel bezoek. In de tuin staat een grote halve cirkel aan tuinstoelen met krukjes als tafeltjes ertussen. Het is al donker, maar er schijnt licht in de tuin. Een kikker springt in het gras. Misschien komt die van een van de meertjes, waarvan ik heb gehoord dat die op hun grondgebied moeten liggen. De tuinman en ik nemen naast elkaar plaats op de tuinstoelen. De man die de zoon heeft gebeld, neemt schuin tegenover ons plaats. De tuinman en hij praten wat. De man die ons eerder al water heeft gegeven, brengt ons nu thee in de typische Midden Oosterse smalle glazen istikan-kopjes met een schoteltje eronder.

Uit respect staan we op, zodra de zoon van het dorpshoofd arriveert. We begroeten de man, terwijl hij ons welkom heet. De tuinman voert het woord en vertelt over hoe de buurman ons al voor de tweede keer heeft bedreigd. De man pakt zijn telefoon op en belt de vader van de buurman. Vervolgens belt hij de buurman zelf.
“Wat is dit dat jij mensen hier in het dorp gaat bedreigen?” vraagt hij op strenge toon, “Ik heb jou afgesloten van het water. Dat is niet het werk van het huis van dokter.”
De zoon doelt op ons.
Hij vervolgt: “Toen jij de grond kocht om een huis daar te bouwen, heb ik je meteen gezegd dat ik je geen water en stroom ga geven. Ik heb je duidelijk gezegd dat je zelf moest zorgen dat je die dingen zou regelen. Dan is het niet aan jou om anderen te bedreigen als jij het niet voor elkaar hebt.”
Hij stopt even met praten. Ik vermoed dat de buurman iets zegt.
Dan hoor ik de zoon weer spreken: “Nee, ik ga je geen water geven en met deze houding ga ik je morgen ook afsluiten van de elektriciteit.”
Ik weet niet of de zoon het meent wat hij zegt.
“Luister,” gaat de zoon verder, “Beschouw het huis van dokter als mijn huis. Voor goede of slechte dingen wil ik niet dat je in hun buurt komt. En als je nog één keer hen bedreigt, laat ik mijn broer je uit het dorp zetten.”
Eh… ja, zo kan het ook. Ik zit al die tijd stil op mijn stoel met rechts van mij onze tuinman en drie stoelen verderop links van mij de zoon.   

Na het telefoongesprek van de zoon met de buurman en diens vader bedanken we hem al gauw voor de moeite en nemen afscheid van de man. Terwijl wij al weer thuis zijn, ziet de tuinman dat de buurman en zijn vader alsnog naar het huis van het dorpshoofd zijn geroepen. Blijkbaar is dit is de culturele manier van oplossen in Koerdistan.

“Zou dit voldoende zijn?” vraag ik de tuinman.
Ik ben enigszins verbaasd over de snelle acties.
“Ik denk wel dat de buurman hiervan terugschrikt,” antwoordt hij.
Voor de zekerheid bel ik wel mijn zwager.
“Alleen ter informatie,” zeg ik erbij, “Als het goed is, lost de zoon van het dorpshoofd het verder op.”
“Weet je dat zeker? Ik kan ook met een paar mannen naar hun huis gaan en duidelijk maken dat hij niet zomaar kan gaan dreigen,” biedt mijn zwager aan.
“Nee, nee. Ik denk niet dat dat nodig is,” zeg ik.
“Dat is fijn, maar ik heb vrienden die de zoon van het dorpshoofd kennen, dus ik zal ze toch even vragen ook met de zoon te spreken,” besluit hij meteen en direct na ons telefoongesprek belt hij de vrienden.

De volgende avond ben ik op de tweede verdieping, de slaapverdieping van onze kinderen, als ik een pistoolschot hoor. Het klinkt als vrij dichtbij.
“Was dat een schot? Heeft de buurman zijn belofte waargemaakt?” vraagt mijn tweede dochter die in haar bed ligt, zoals alleen pubers van haar leeftijd dat op zo’n nonchalante manier kunnen vragen, “Misschien moet je even gaan controleren of de tuinman nog leeft?”

Maar aangezien ik geen gegil of ander lawaai hoor, ga ik ervan uit dat het vast een beetje mee zal vallen. Bovendien zie ik even later onze oppas op de trap bij hun huis zitten, dus dat schot lijkt me niets alarmerends te zijn geweest. 

Een paar dagen later rijd ik met onze tuinman naar het benzinestation om een jerrycan brandstof voor onze huisgenerator te halen.
“Hoe is het afgelopen met de buurman? Is hij een beetje rustig nu of heeft hij nog gedreigd?” vraag ik de tuinman.
“Volgens mij is hij bang gemaakt door de zoon van het dorpshoofd, de mokhtar (een ander belangrijk persoon in het dorp of een wijk van een stad bij wie je belangrijke documenten kunt regelen, zoals het bewijs dat je inderdaad in die bepaalde regio woont) en wat andere buren. Het schijnt dat ze tegen hem hebben gezegd dat als hij nog een keer gaat dreigen, ze hem zelf naar de Asayish gaan brengen,” licht de tuinman mij in.
Ik ga er dus vanuit dat buurman zich vanaf nu wel rustig houdt.

“Wat was dat pistoolschot van laatst dan?” vraag ik de tuinman nog.
“Oh, dat was de overbuurman die op een zwarte zwerfkat heeft geschoten. De kat was bij zijn ganzen en had een van de ganzen verwond.”

Of de zwarte kat nu dood is of niet, weet ik niet. Tijdens ons verblijf in Nederland heeft dezelfde man ook al een stuk of vier zwerfkatten doodgeschoten. Volgens hem allemaal omdat ze bij zijn ganzen zouden komen. Een poosje had hij onze huiskatten beschuldigd dat ze bij zijn ganzen zouden komen, maar tot nog toe lijkt dat niet zo te zijn. Ik moet eerlijk toegeven dat onze katten vooral tuinkatten zijn. Naast de gezelligheid ook bedoeld om de slangen, spinnen en schorpioenen in onze tuin te doden. Hoewel ze vooral in onze tuin blijven, zal ik niet ontkennen dat ze ook wel eens over de tuinmuur springen en ietsje verder van huis gaan. Maar ganzen verwonden, lijkt me niet echt iets voor onze katten. Het schijnt zelfs dat de tuinman onze moederkat, Nyla heet ze, in de zomer flink op de kop heeft gegeven toen ze een van de uit de dakgoot gevallen babyvogeltjes in haar bek had gehad. Een paar dagen later waren de tuinman en zijn vrouw in hun huis geweest en hadden ze luid gemiauw van Nyla bij hun glazen schuifdeur die naar de tuin leidt, gehoord. Nadat de tuinman de deur had opengeschoven, zag hij een babyvogeltje voor zijn deur liggen. Het leefde en zag er niet gewond uit. Nyla zat op een afstand te kijken. Volgens hen had Nyla het vogeltje voor hun deur neergelegd (rond hun huis zitten geen vogelnesten waar de jonkies uit kunnen vallen en ze zijn in het begin nog te klein om zelf te vliegen) en had ze hen gewaarschuwd met haar luide gemiauw. Maar goed. Hoe het ook zij. Onze katten leven nog en wij gelukkig ook.

In de nacht van 11 op 12 september slaap ik vrij laat. Het ritme zit er gewoon niet echt in nu de kinderen tijdelijk weer online school moeten volgen. Het is 00:27 uur, volgens de klok op mijn telefoon. Ik open nog even Facebook en scroll wat verveeld door de verschillende berichten. Bij één van de berichten stop ik even. Het is een half uur eerder geplaatst door de lokale radiozender en zegt dat er weer zeker 3 luide knallen zijn gehoord bij het vliegveld. Ik ga weer uit van een aanslag, zoals de laatste maanden vaker het geval is geweest. Terroristische groeperingen die het niet eens zijn dat de Amerikanen nog in het land zijn, werpen zo nu en dan een paar raketten richting het vliegveld. We wonen vlakbij en zoals mijn oppas mij de volgende ochtend weer verteld, hebben zij de knallen zoals gebruikelijk vanuit onze tuin gehoord. Ik had die avond mijn glazen schuifdeur naar het balkon dichtgedaan en heb zoals altijd weer niets gehoord. Ik heb een gave in het missen van aanslagen. Ik ben de tel kwijtgeraakt hoeveel aanslagen er op relatief kleine afstand van mij hebben plaatsgevonden en die ik theoretisch gezien had moeten horen, maar er is maar één die ik echt gehoord heb en dat is de ene die ik verwarde met onweer.

Overigens blijkt deze aanslag bij wijze van uitzondering niet een raketaanval te zijn geweest. De groep zal zich hebben gemoderniseerd, of ze zijn het zat dat ze niet kunnen richten, want deze keer zijn het drones waarmee de aanslag is uitgevoerd.

Maandag 20 september. Laat in de avond. De volgende ochtend moet ik vroeg op voor de kinderen. Elke dag breng ik ze naar school en haal ze weer op. Bovendien hebben de oppas en ik het plan de volgende ochtend naar Massif te lopen. Iets van 11 kilometer, waarvan het laatste deel letterlijk bergopwaarts is en dus zeker 2,5 uur in beslag zal nemen.

Ik lig net een paar minuten in bed, als ik geluid boven hoor. Misschien één van de kinderen, denk ik. Heel even blijf ik nog liggen, maar al snel besluit ik toch even te gaan kijken. Mijn beide jongsten slapen diep. Het licht op de slaapkamer van mijn tweede dochter zie ik onder de deur door branden. Ze is aan het studeren voor een examen de volgende ochtend. Ik stoor haar niet en ga ervanuit dat ik haar heb gehoord. Ik ga de trap weer af en kruip opnieuw in mijn bed. Een paar minuten later hoor ik weer geluid, maar nu is het het geluid van stromend water. Water dat niet stopt met stromen. Op mijn balkon klinkt het luider. Ineens besef ik dat het water door een regenpijp stroomt. De regenpijp komt niet van de dakgoot, maar van onze zolderverdieping.

Het klinkt als een vreemde constructie, maar dat komt vooral doordat we ooit van plan waren een plat dak te nemen, zoals de meeste huizen in Koerdistan hebben, maar we halverwege de bouw besloten toch puntdak te nemen.

Ik loop opnieuw naar de slaapverdieping van de kinderen. Dan neem ik de trap naar de zolderverdieping. Meteen hoor ik water stromen. De zolderverdieping is overstroomd. Het water komt al bijna tot aan de trap. De computerkamer rechts van mij staat ook vol met water. Het tapijt dat in het midden van de kamer ligt, is drijfnat. Ik loop door het water naar de techniekruimte waar onze watertanken staan. Gelukkig is de techniekruimte een paar centimeter lager dan de rest van de zolderverdieping, waardoor het meeste water in deze ruimte blijft. Ik sta nu in 5cm diep water. Water stroomt uit de rechter en middelste tanken. Ik bel de oppas. Het is inmiddels 23:06 uur.
“Zet de automaat van de waterpomp uit en kom snel boven,” zeg ik tegen haar, “en neem meteen de vloertrekkers mee.”

De automaat is een apparaatje beneden bij de watertank buiten. Het water wordt vanuit de tank beneden middels een pomp naar de tanks boven gepompt, terwijl de automaat het signaal moet opvangen dat de tanks boven vol zijn, zodat de pomp kan stoppen met werken. De automaat gaat wel eens vaker kapot, dus ook deze keer ga ik er vanuit dat het weer stuk is.

Standaard hebben we een vloertrekker in de techniekruimte. Hij drijft op het water naar mij toe en ik begin meteen met water richting het putje in de computerkamer te vegen. De oppas komt nu ook aanlopen en begint meteen mee te helpen. De tanks stromen inmiddels niet meer over, omdat ze de automaat heeft uitgezet. Zo goed en zo kwaad als het gaat haal ik de vloertrekker over het tapijt om het meeste water eruit te halen. Daarna rollen we het tapijt samen op en tillen het natte, loodzware tapijt over een stoel en een koffer die op de computerkamer staan. Mijn tweede dochter is ook komen aanlopen en helpt mee tot ik haar weer naar beneden stuur om te studeren.

Eerst vegen we het water naar het putje op de computerkamer. Het putje in de techniekruimte is blijkbaar verstopt, want daar loopt het water nog steeds niet weg, zodat we tot even voor 1 in de nacht bezig zijn met al het water van de techniekruimte naar de computerkamer te vegen. Als we eindelijk de vloer hebben droog getrokken, hebben de oppas en ik elk een blaar op onze handen, zijn onze pyjama’s drijfnat van het zweet en hebben we pijn in onze ruggen.
“Heb je wel water om te douchen?” vraag ik haar.
“Nee, ons water is koud nu. Ik doe de geiser altijd uit,” antwoordt ze.
En dus neemt zij op de benedenverdieping een douche, terwijl ik in mijn badkamer op de eerste verdieping douche.

Het is een uur of half 2 voor ik opnieuw in bed lig. Ik ben moe en heb pijn, maar kan de slaap niet vatten. Iets waar ik altijd last van heb als ik na middernacht probeer te slapen. Ik sluit mijn ogen. Ik durf inmiddels niet meer op mijn telefoon naar de tijd te kijken, maar ik  denk dat ik zeker 2 uren zo lig en waarschijnlijk af en toe in een ondiepe, onrustige slaap val. Pas daarna val ik dieper in slaap en word om 20 over 6 door mijn alarm gewekt. Het is veel te vroeg voor mij om op te staan, maar ik zal de kinderen naar school moeten brengen. Mijn rug voelt nog pijnlijker aan dan voor ik in slaap viel. Ik sleep mezelf uit bed en trek schone kleding aan.

“De wandeling naar Massif gaat het vandaag niet worden,” zeg ik tegen de oppas als ik inmiddels terug ben van school, “Ik ben doodop. Ik kan die afstand echt niet lopen nu.”

Een dag later dan gepland, gaan we wel naar Massif. De kinderen heb ik naar school gebracht. De oppas heeft het huis snel schoongemaakt en om iets voor 9 stop ik bij de Asayish van school.
“Mag ik de auto hier laten staan?” vraag ik aan de man die de poort aan de achteringang van school bewaakt.
“Wat ga je doen?” vraagt de man.
“We gaan wandelen.”
“Tot waar?”
“Als het lukt, tot aan Massif.”
“Wanneer kom je terug?” wil hij weten.
“Vorige keren deden we er ongeveer 2,5 uur over. Maar we blijven daar even en dan komen we met een taxi terug,” leg ik hem ons plan voor.
“Is goed. Ik sta hier nog wel even. Zet de auto hier maar vlakbij, dan kan ik hem in de gaten houden voor zolang als jullie weg zijn.”

Ik parkeer de auto, bedank hem nog eens en we beginnen onze wandeltocht langs de autoweg naar Massif. Zoveel als het kan, proberen we tegen het verkeer in te lopen. Er zijn geen echte wandelpaden. We moeten het doen met de berm en sommige stukken, waar het rustiger is, kunnen we even op de weg lopen.

Ik heb een heuptasje mee, de oppas een schoudertasje, waar we voor ieder 2 flesjes water in dragen: 1 gewoon koud en 1 met bevroren water. Als extra heb ik nog een halve liter fles koud water meegenomen. De temperatuur is al flink aan het afkoelen. 36 graden wordt het vandaag. De Koerdische herfst komt qua temperatuur overeen met een goede Nederlandse zomer.

De vrachtwagens die ons voorbij rijden, zorgen voor een beetje koelere wind, maar hun uitlaatgassen stinken enorm. Diverse chauffeurs toeteren even naar ons. Zowel aan onze kant van de weg als aan de andere kant. Een enkeling zwaait. In de ogen van lokale mensen wordt wandelen voor vrouwen nog niet echt als normaal beschouwd, dus we zijn het wel gewend en letten niet teveel op de toeterende automobilisten en vrachtwagenchauffeurs die ons voorbijrijden. Twee vrienden van mij hebben mij ook wel gewaarschuwd toen ik ons plan aan hen vertelde.
“Meisje, meisje,” had de ene gezegd, “wandelen is niet goed voor je.”
“Wat? Ga niet zeggen dat wandelen slecht is voor mijn lichaam,” had ik met een glimlach gereageerd.
“Nee, nee, dat bedoel ik niet. De mensen. Het is niet goed voor de mensen,” had hij uitgelegd.

De ander had gezegd: “Straks nemen ze jullie mee onderweg.”
“Ik denk niet dat ze ons willen houden, hoor. Ze dumpen ons vast bij de eerste beste plek,” had ik gelachen.

Ontvoeringen zullen vast in bepaalde delen van Irak aan de orde van de dag zijn, maar in Koerdistan voel ik me veilig. Ook met dank aan al de mensen die een beroep hebben gelinkt aan de veiligheid van het land. Sowieso zijn de meeste burgers goede mensen en de weg naar Massif is best druk. Zo waarschijnlijk is het dan ook niet dat je daar aan de kant van de weg wordt meegenomen zonder dat iemand het ziet. Bovendien staat elk gebied onder controle van de Asayish met checkpoints op meerdere plekken. Over ontvoeringen maak ik me daarom niet zo druk hier.

Na een minuut of 20 wandelen, naderen we de binnenbocht bij het dorpje Okhsar en zien we enkele vrouwen in de berm staan. De auto waar ze uit zijn gestapt, staat naast hen stil. Ze zien ons niet aankomen, omdat iets verderop hun aandacht heeft. Pas wanneer we dichterbij komen, kunnen we de auto van de Asayish van de Khanzad regio zien. Ik weet dat het de mannen van de Khanzad regio zijn, omdat ik ze herken van school. De groep mannen zijn van hun wagen gestapt en staan nu rondom een kleiner groepje mannen. Enkele van hen zijn in discussie met de burgers, maar de situatie lijkt onder controle. We groeten elkaar en lopen verder.

Het eerste uur gaat het lopen ons vlot af. We zijn net het extra checkpoint tussen Erbil en Massif gepasseerd. Een checkpoint dat wel bemand is, maar waar niet actief mensen worden gecontroleerd. In de tijd dat IS kwam, was net het checkpoint van Erbil naar deze plek verplaatst. Ik vermoed dat dat was, omdat Erbil enorm aan het uitbreiden was. Misschien 2 week hebben ze op deze plek gecontroleerd, maar nadat duidelijk werd dat IS een probleem werd, wilden ze denk ik het controlegebied niet te groot maken en sindsdien is het oorspronkelijke checkpoint van Erbil weer in gebruik en is deze dus wel bemand, maar niet zo actief dat je er met je auto moet stoppen en gecontroleerd wordt. De man van de Asayish die buiten loopt, lacht naar ons en groet ons. We groeten hem terug.

Tot we de bergweg bereiken, gaat de wandeling ons best goed af. De oppas is even moe geweest, maar op de bergweg hervindt ze haar krachten weer en we lopen door. In de laatste bocht voor het checkpoint van Massif stopt een wagen. Het is de zwager van mijn schoonzus. Of we mee willen rijden. Maar nu we zover zijn gekomen, wil ik eigenlijk toch echt het checkpoint van Massif ook bereiken. Anders voelt het alsof we de wandeling niet hebben afgemaakt. Het is puur het gevoel natuurlijk, want op enkele minuten na hebben we precies 2 uur gewandeld als we bij het checkpoint aankomen.

“Hoi, dokter,” roept één van de mannen naar mij, “Wat doen jullie hier?”
“We zijn aan het wandelen,” antwoord ik.
“Waar komen jullie vandaan?
“Choueifat (de naam van de school van waar we zijn gekomen),” antwoord ik.
“Wie is zij?” hij knikt met zijn hoofd in de richting van mijn oppas.
“Zij werkt voor mij.”
“Ga even naar het kantoor jullie melden,” zegt hij en wijst naar 3 van zijn collega’s die al buiten staan voor het kantoor.

De mannen vragen waar we vandaan komen en uiteindelijk mogen we door.
“Hebben jullie misschien wel wat water voor ons?” vraag ik hen, “we hebben alleen nog wat bevroren water over en het ontdooit niet snel genoeg.”

Ik drink eentje meteen leeg en leeg de andere in mijn flesje met ijs. We hebben nog een aantal haarspeldbochten te gaan. Eén van de wegen is heel lang. Hier word ik echt moe en heb geen energie meer om door te lopen. Regelmatig moeten we stoppen om even op adem te komen. Als we bijna bovenaan zijn, het winkelcentrum Roj Center al bijna bereikt hebben, is er al bijna nog een uur verstreken sinds we het checkpoint zijn gepasseerd.
“Ik weet dat we er bijna zijn,” zeg ik tegen de oppas, “maar ik ben echt kapot. De eerstvolgende auto houd ik aan en ik vraag een lift tot aan het stoplicht. Anders duurt die laatste paar 100 meter nog wel een uur.”

Ik draai me weer om naar de straat. Een witte Land Cruiser is de eerste auto die ons tegemoet rijdt. Bijna onzichtbaar gebaar ik even met mijn hand naar de auto, maar het is voldoende voor de automobilist. De auto stopt. De man doet het raampje naar beneden.
“Zouden we mee mogen tot aan het verkeerslicht?” vraag ik hem.

De man en zijn vrouw gaan akkoord en we stappen achterin de auto. De rit tot aan het verkeerslicht duurt maar kort, maar het voelt voor mij zo goed, dat ik, eenmaal uit de auto, weer volop energie ben. Vanaf daar is het ook niet ver meer naar mijn schoonzus’ huis. Ze weet niet dat we komen, maar ze is meestal thuis. Qua leeftijd had ze mijn moeder kunnen zijn. Een lieve vrouw. Haar man komt even later ook thuis. Hun hulp geeft ons thee met koekjes en bereidt het eten. Direct na het eten nemen we afscheid, want we moeten op tijd thuis zijn voor de kinderen en ik wil nog douchen voor ik op school moet staan.

We lopen terug naar het kruispunt met het verkeerslicht. Vlakbij is een taxi standplaats, waar we een taxi terug nemen naar onze auto bij de achteringang van school. Daar bedank ik de man van de Asayish die al die tijd op onze auto gelet heeft. Het was een zware wandeling, maar het voelt goed dat we de tocht weer gedaan hebben.

Inmiddels is het bijna eind september, als mijn zoon van 10, die dit jaar de 6de klas van de basisschool doet, mij een som laat zien. Sigma-sommen zijn het. Misschien heb ik deze sommen verbannen uit mijn leven, maar ik kan me niet herinneren dat ik ze ooit heb moeten oplossen. En dat terwijl ik MAVO volledig heb gedaan en HAVO 4 en 5. Al mijn middelbare schooljaren deed ik wiskunde. Gewoon omdat ik het leuk vond en ik was er ook altijd goed in. Maar van deze sommen kan ik me echt niet herinneren dat ik ze ooit eerder heb gezien.

Hij laat mij cijfers kiezen en zet deze bij het sigma-teken. Vervolgens begint hij te rekenen. Nieuwsgierig kijk ik over zijn schouder met hem mee. Om de som uit te rekenen, worden weer “tot de macht”-sommen gebruikt. Uiteindelijk worden alle antwoorden bij elkaar opgeteld en dit is de definitieve oplossing.

Vervolgens doet hij nog een paar sommen voor. Terwijl ik naast hem sta, hoor ik ineens een knetterend geluid. Omdat ik maar één goedwerkend oor heb, heb ik moeite met horen waar een geluid vandaan komt, maar het is zo dichtbij, dat ik vermoed dat het van mijn zoon komt.
“Viezerd!” roep ik uit.
Hij begint te lachen.
“Dat was ik niet! Dat waren vuurwapenschoten buiten!”

Waarschijnlijk was het onze schietgrage buurman weer, degene die de zwerfkatten heeft doodgeschoten, maar we doen geen moeite om te kijken. Op een gegeven moment ben je wel gewend aan schoten horen. Ik moet alleen nog af en toe dus onderscheid leren maken tussen het geluid van een reeks vuurwapenschoten en flinke scheet.

web counter