Per 1 november is de school weer compleet online gegaan en schakel ik weer over naar een nieuw ritme.
Opnieuw moeten de tuinman en de oppas naar Iran.
“Voor een weekje,” zeggen ze, maar de keren dat ze toch langer zijn weggebleven, zijn niet zeldzaam.
Zo gaat het nu eenmaal.
Al halverwege de week hoor ik dat hun verblijf inderdaad zal uitlopen, omdat de instantie waar ze moeten zijn, net een paar dagen vakantie blijkt te hebben. Pas 5 dagen na hun vertrek van huis kunnen ze er terecht voor een eerste afspraak. Een eerste afspraak, dus er komen nog zeker 1 of 2.
Uiteindelijk blijkt zelfs dat ze ruim 2 week weg zullen blijven. In de tussentijd komen hun taken op mij neer. Het hele huishouden, het koken, de tuin en de dieren. Wat de kinderen betreft, doe ik alles al.
De tuinman heeft onze watertank vol achtergelaten, zodat ik daar de eerste paar dagen mee vooruit kan. Daarna vul ik zelf bij. Vroeger had dat karweitje meer voeten in de aarde. Dan liep ik naar de waterbron onder aan onze heuvel. Zo’n 100 meter verderop. De waterbron die het water rechtstreeks uit de grond pompt. Van ongeveer 300 meter uit de diepte. Daar zette ik de pomp aan en zorgde dat de schakel goed stond. Dan liep ik terug naar een deel van onze grond, dat wij niet gebruikten, maar waar 2 andere schakels omgezet moesten worden. Het deel van de grond was slecht begaanbaar. De aflopende ondergrond was onregelmatig, lag vol met losliggende stenen, die als je niet oppaste, je voeten onder je vandaan konden laten glijden. Dan had je nog de distels met hun stekels die in je enkels staken en de kans om ongedierte als schorpioenen, kameelspinnen, slangen en mega woestijnduizendpoten tegen te komen.
Maar nu is het veel makkelijker. Er zit een knopje bij de watertank bij ons huis en als we hoofdstroom hebben en de bewaker de pomp beneden heeft aangezet, dan kun je met een simpele druk op de knop het water in de tank laten stromen. Een kind kan de was doen.
Ondertussen hebben we nog steeds een lam, 2 hanen en 2 katten in de tuin lopen. Het schaap is inmiddels een half jaar oud en leeft haar beste leven in onze achtertuin. Een waar paradijs moet het voor haar zijn, want ze eet haar buik rond. Zij heeft in zijn eentje meer druiven uit onze tuin gegeten dan wijzelf, elke bloem en elk blad waar zij bij kan en eetbaar is, is verdwenen en zelfs het katteneten en het voer voor de kippen is niet veilig voor haar.
De kippen hebben hun eigen issues. De hormonen van de ene haan werken flink, want zijn kraai wordt met de tijd steeds agressiever. Daarnaast kraait hij te pas en te onpas. Gelukkig klagen mensen hier niet over het gekraai van hanen. Van de andere kip heeft het lang geduurd voor ik überhaupt doorhad dat het echt een haan was. Hier en daar steekt een bruine veer tussen zijn overwegend witte verenkleed uit. De kenmerkende hanenkam ontbreekt, maar sinds kort produceert hij wel een soort van kraai.
Dan hebben we nog steeds onze 2 katten. Poesjes. Onze katten zijn tuinkatten en helpen ons bij het opsporen van ongedierte. Ze doden schorpioenen, slangen, kameelspinnen en een verdwaalde muis. Ik ben een echt kattenmens. Hoog knuffelgehalte, maar in staat hun leven heerlijk eigenwijs en onafhankelijk te leiden.
Uitgerekend in de avond van de eerste ochtend dat ik zonder tuinman en oppas zit, belt een tandarts mij. Of ik heel misschien niet bij hem aan de slag kan. De volgende dag laat hij mij zijn praktijk zien en zijn we er al over uit. Ik ga bij hem werken als mondhygiëniste, ik mag mijn eigen tijden en dagen bepalen en het salaris bespreken we later wel. Ook dat zal wel goedkomen.
Er is een gezin van 4 personen dat met enige haast behandeld moet worden. En zo start ik mijn eerste werkdag. Aan het eind van de tweede werkdag komt de manager bij mij.
“We moeten je salaris nog kortsluiten,” zegt hij, “Wat heb je in gedachten?”
Ik noem een percentage, wat volgens mij redelijk is.
Tot mijn verbazing antwoordt hij: “Ga je akkoord als je nog 5% extra krijgt?”
Een paar seconden ben ik verbluft. Ik verwacht dat hij eerder omlaag dan omhoog zou gaan met het percentage, maar goed, ja natuurlijk ga ik ook akkoord met 5% extra op wat ik vraag.
In de nacht van 9 op 10 november onweert het. Het enige in Koerdistan waar ik bang voor ben en toch wel een hekel aan heb, is het onweer. Het is heviger dan in Nederland. Misschien heeft het berglandschap er iets mee te maken, want toen ik in 2008/2009 nog op de berg Pirmam woonde, was het nog een graadje erger dan in de heuvels bij ons. Bijna altijd slaat er wel ergens bliksem in. Meestal tel ik mee om in te schatten hoe ver het onweer weg is. Diverse keren hoor ik gedonder en licht de hemel op door de bliksemschichten. Dan komt een knal, een flits en valt de elektriciteit uit. De bliksem is weer ingeslagen. Niet bij ons, maar ergens in het dorp. Tot laat in de volgende ochtend zitten we zonder stroom. Geen hoofdstroom, geen generatorstroom uit het dorp. Als ik probeer onze eigen generator thuis aan te zetten, maar me het niet lukt, dus ik doe vast iets fout, kijk ik in de meterkast die in de tuinmuur buiten is ingebouwd. Er komt een brandluchtje uit, maar ik zie geen schade.
Voor de zekerheid bel ik mijn zwager en stuur hem op zijn verzoek een foto van de meterkast. Ook hij ziet geen probleem en vermoedt dat het probleem zich vanzelf op zal lossen. Zo rond een uur of half 11 in de ochtend is de stroom terug en gelukkig hebben wij thuis geen problemen met beschadigde apparatuur.
Vanaf de 15de begint de examenweek van de kinderen. Ze mogen zowel online als fysiek op school de toetsen doen, maar ik geef de voorkeur aan school. Daar is meer concentratie en zijn minder technische issues. En zo rijd ik de komende twee weken tot 6x op een dag op en neer naar school, omdat ieder kind zijn eigen examentijd heeft. Gelukkig staat ons huis op zes minuten rijden van school.
Het is de derde week van november als ik in mijn woonkamer op de eerste verdieping zit en mijn jongste dochter hoor schreeuwen. De eerste schreeuw zegt me niet zoveel. Ze schreeuwt wel eens vaker als ze het ergens niet mee eens is. Een tweede schreeuw volgt. Ik besef dat deze schreeuw anders klinkt en sta op van mijn stoel aan de eettafel en kijk uit het raam naar de tuin beneden. Daar zie ik mijn dochter in het zwembad hangen. Met haar beide armen heeft ze zich vastgeklemd aan de zwembadrand. Vanaf haar middel naar beneden hangt ze in het vies geworden zwembadwater. Het water staat iets lager, want in de winter laat de tuinman het vieze water in heel langzaam tempo weglopen, zodat niemand van de onderburen last krijgt van wateroverlast. Ik ren de trap af en trek haar aan haar armen uit het zwembad omhoog.
“Snel onder de douche,” zeg ik, terwijl ik haar aan haar hand meeneem naar de badkamer. Een duizendpoot valt op de grond, terwijl ik haar kleding uittrek.
Dit zijn de momenten waarop ik extra blij ben dat ik haar meteen heb leren zwemmen toen we hier zijn komen wonen. Onze eerste zomer hier was ze drie jaar en kinderen kun je nooit 24 uur per dag 7 dagen per week elke seconde in de gaten houden. Dat zou wel ideaal zijn, maar het is onrealistisch. Ik ben geen robot, heb nog drie andere kinderen en heb deels nog een eigen leven naast mijn leven als moeder. En dus heb ik haar leren zwemmen. Op zijn hondjes, dat wel. Maar ze redt zich prima in het water. Ook als haar hoofd onder water is. En dat is voor mij belangrijk. Het water is nu te koud om te zwemmen, maar gelukkig heeft ze er niets aan overgehouden.
Op mijn vraag waarom ze in het water is gevallen, hoor ik dat de bruine haan haar wilde aanvallen. Ze was bang geworden en weggerend, had niet goed opgelet en was in het water gevallen.
En dat is het einde van de haan. Kippen in de tuin zijn best leuk, maar niet om het leven van mijn kind te riskeren. In overleg met de buren die onderaan de heuvel wonen, plaatsen we beide hanen in hun tuin, waar ze nog een poos rondlopen samen met hun eenden, ganzen, kalkoenen en kippen. Ons schaap mag ook meteen mee naar hun tuin.
Inmiddels lopen ze ook daar niet meer en hebben ze het tijdelijke leven voor het eeuwige verruild. Hoewel, de witte kip leeft nog. De onderbuurman vond hem zo mooi en gaf een van zijn kippen aan ons en slachtte zowel zijn eigen kip als die van ons. Het vlees van onze kippen ziet er toch echt wel compleet anders uit dan het vlees van de kippen dat we normaal in de supermarkt kopen. Het is veel donkerder van kleur. Vast een verschil in het leven dat ze hebben gehad en misschien bepaalde toevoegingen die aan de “winkelkippen” worden toegevoegd. Het schaap wordt in het dorp geslacht door een jongen van een jaar of dertien. Een minuut of twintig later is het schaap compleet ontleed op de tegels buiten naast de slagerij. Kop op een verlaagd stukje tegels met een afvoerputje erin, zodat het bloed kan weglopen. De jongen heeft een soort van fietspomp gehaald en maakt met zijn mes een kleine ondiepe snee in de linker achterpoot van het schaap en zet de slang van de pomp onder de vacht. De jongen pompt een paar keer, waarop de vacht van het schaap zich als een grote ronde ballon opzet.
“Waarom doet hij dat?” vraag ik de tuinman.
Vervolgens legt hij mij uit dat de vacht zo beter te scheiden is van het schaap en inderdaad, even later trekt de jongen zo de vacht los. Hij gooit de vacht op straat neer tussen twee geparkeerde auto’s in. Het lijkt nu net zo’n IKEA-bontje dat je ter decoratie in huis kunt leggen. De jongen gaat verder met het ontleden van het schaap en gooit een hoopje ingewanden naast de buitenmuur van de winkel neer. Darmen, longen, de lever en het hart. De rest van het schaap hangt nog aan een haak buiten, maar neemt hij al spoedig mee naar binnen en hakt het vervolgens op een stuk hout in stukken, zodat het in de keuken bij het bereiden van het eten wat beter hanteerbaar is.
“Kun je het hart en de lever ook aan ons meegeven?” vraagt de tuinman aan de jongen, waarop de jongen terug naar buiten loopt, het hart en de lever tussen het hoopje organen oppakt en meegeeft in een doorzichtig plastic tasje. Evenals het in stukken gehakte vlees met het bot. We betalen een bedrag van ongeveer 10 euro en vertrekken met onze plastic tasjes naar huis.
Tijdens een van de examendagen van mijn tweede dochter rij ik naar school, maar al snel voel ik de auto naar rechts trekken. Ik zet de auto stil in de berm en stap uit. Lekke achterband. Zo plat als een dubbeltje. Ik heb weinig tijd om eerst de band te laten verwisselen en laat de auto achter in de berm en loop verder naar school. Ik kom te laat aan, want ik had geen rekening gehouden met een wandeling van nog twintig minuten. Mijn dochter staat op de parkeerplaats mij op te wachten en kijkt me bevreemd aan.
“Lekke band,” verklaar ik het feit dat ik lopend ben gekomen.
“Oh, kunnen we geen taxi bellen? Ik heb geen zin om te lopen,” zegt ze klagend.
“Nee, joh, zo ver is het ook niet en het weer is heerlijk,” antwoord ik opgewekt.
Samen lopen we van de parkeerplaats terug langs de zijkant van de school, waar de lerarenappartementen staan naar de achterkant waar de eerste Asayish (Veiligheidsdienst) staat die de auto’s controleert die via de achterkant binnen komen.
“Waarom galoppeer je?” klaagt mijn dochter nog steeds.
Ik schiet in de lach.
“Ik galoppeer niet.”
“Jawel, je rent zo snel.”
“Bij de volgende Asayish, bel ik de tuinman, zodat hij vast naar de auto kan rijden op zijn brommer,” zeg ik dan.
“Ik zie de auto niet staan,” zegt ze nu.
“Daar is een heuvel. Als we boven zijn, zullen we hem misschien wel kunnen zien.”
Maar als we boven op de heuvel aankomen, zien we geen van beiden de auto staan.
“Ik dacht dat je zei dat de auto achter de heuvel stond?”
“Staat hij ook, maar daar is een bocht. Daarom zien we hem niet. Als we door de bocht zijn, zien we hem vast wel staan,” beloof ik mijn dochter.
Ik hoor een zucht van haar mond ontsnappen, maar ze houdt zich verder stil.
Dan zijn we eindelijk door de bocht en zien we in de verte de auto staan. Pas dan besef ik dat de auto dichter bij huis staat dan ikzelf in de gaten had, maar roep nog altijd even vrolijk: “Kijk! Daar is de auto al!”
“Die mier in de verte?” roept ze uit. Doelend op het feit dat de auto vanaf deze afstand zo klein lijkt.
Ze gooit nog even een schepje bovenop haar klaagzang: “We zijn praktisch naar huis gelopen!”
Ik bel nog eens naar de tuinman die nog altijd niet bij de auto is aangekomen.
“Ik ben onderweg,” zegt hij, maar tegen de tijd dat we daadwerkelijk bij de auto staan, is hij er nog niet. Ik bel nog eens.
“Welke weg neem je? Ga je via Erbil?” zeg ik bij wijze van grap, “Ik sta al bij de auto.”
Een minuut of twee later komt ook hij op de brommer aanrijden.
Ik open de auto en hij haalt het gereedschap en de reserveband uit mijn kofferbak. Hij krikt de auto omhoog, draait de bouten van het wiel los, maar hoe zeer hij ook aan het wiel trekt, er lijkt geen beweging in te komen. Dan stopt een vrachtwagen en parkeert voor onze auto in de berm.
“Heb je hulp nodig?” zegt de bestuurder van de vrachtauto, terwijl hij aan komt lopen.
“Ik krijg het wiel niet los.”
De man loopt terug naar zijn vrachtauto, tovert een grote hamer tevoorschijn en geeft deze aan de tuinman. Inmiddels is de passagier van de vrachtauto ook uitgestapt en besluit ook een handje te helpen. Een paar tikken aan de achterzijde van het wiel is genoeg om het los te tikken. De mannen verwisselen de band. De lekke band en het gereedschap komt terug in mijn kofferbak. De mannen vertrekken weer in hun vrachtwagen.
“Rij maar achter mij aan,” zegt de tuinman, “dan gaan we meteen de band laten repareren in het dorp.”
De eerste kan ons niet helpen, maar wijst ons door naar een andere garage iets verderop. Mijn dochter en ik blijven in de auto zitten. Autogarages zijn geen plekken voor vrouwen hier in Koerdistan. De tuinman praat met de mannen van de garage, de lekke band wordt onderzocht en een enorme schroef van zo’n 10 cm wordt uit mijn wiel getrokken. Een soort pasta van roze-rode kleur wordt op de plek van het gat gestopt om het te dichten en de wielen worden opnieuw verwisseld.
Een paar dagen later rijden het broertje van mijn advocaat en ik naar een van de industrieterreinen van Erbil om alle banden te laten vervangen. Als ik vroeg in de avond terug rijd naar huis en de zon allang achter de horizon is verdwenen, staat de volle maan direct boven de berg van Sari Blind. Zo mooi, omdat hij daardoor wel viermaal groter lijkt dan normaal. Het duurt nooit lang, want al snel klimt de maan daarna omhoog en wordt optisch gezien weer kleiner.