2014, februari en maart: Een wolkbreuk en picknicken met familie

Ik was nog in Nederland geweest, toen mijn man mij begin februari 2014 had gebeld. De kelder van de kliniek stond blank.
“Wat? Hoe kan dat?” had ik hem gevraagd.
“Een wolkbreuk,” bleek het antwoord.
“En nu?”
“De hele kelder staat onder water. Ongeveer twee meter hoog. Alles wat er staat, kunnen we weggooien.”
Ik slikte.
“Is iedereen verder oké?” vroeg ik.

Toen ik kort erna terug was gekomen in Koerdistan, kostte het me een week voor ik genoeg moed had verzameld om onder in de kelder te gaan kijken. Daar stond ik. Halverwege de trap die naar de kelder ging, stond ik even stil en overzag de complete chaos die zich voor mij had opgedoemd. Het water was allang afgevoerd, maar op de muur zag ik nog duidelijk tot waar het water had gestaan. De complete vloer lag bezaaid met kartonnen dozen. De meesten nat en verwoest. De bovenste laag had het redelijk overleefd, zo leek het. Op de grond lagen diverse potjes met witte dekseltjes die uit hun rekken waren gevallen. Ik stapte over de dozen, die op sommige plekken tot zo’n 1,5 meter hoog lagen. Op lagere plekken liep ik alsnog minstens 30 centimeter boven de eigenlijke keldervloer. Het was moeilijk te bevatten.

De enorme puinhoop en de wetenschap dat we hier financieel een flinke klap door hadden gekregen, werkte vooral ontnuchterend op mij. Inmiddels had ik al verhalen gehoord van mensen die dierbaren hadden verloren tijdens de nacht van de wolkbreuk.

Een baby die uit de armen van de moeder was gedreven en het lichaampje dat tot in ieder geval dagen later niet was teruggevonden. Vier personen in een auto die meegesleurd werden door het water en die allemaal waren omgekomen. Godzijdank hadden wij geen persoonlijk leed. Ik besloot voor mezelf dat we ons gelukkig moesten prijzen. We waren dan wel heel veel kwijt, maar iedereen was gezond en we waren nog steeds in staat om brood te kopen. Brood kostte tenslotte geen miljoen dollar.

We hadden geen verzekering. Onder normale omstandigheden zou de Koerdische overheid hier hebben bijgesprongen en de schade hebben vergoed, ware het niet dat voor de schade was opgenomen door een expert van de overheid, de economie instortte en we uiteindelijk niets terug zouden zien van het verloren gegane spul.

Of de ramp te voorkomen was geweest, betwijfel ik. Koerdistan is nooit echt op regen ingesteld, hoofdzakelijk omdat er natuurlijk doorgaans niet veel regen valt. Zomers zijn sowieso al lang, heet en droog. Zo droog, dat het gras dat niet wordt besproeid zomers altijd geel en verdord zal zijn. Als het wel regent, is het gebrek aan een goedwerkend waterafvoersysteem duidelijk te merken. Een beetje regenbui zorgt vaak al voor lokaal overlast. Meestal overstromen de lager gelegen delen op de wegen en zie je personenauto’s tijdens serieuze wateroverlast halverwege hun motorkap onder water staan. Hier en daar strandt dan ook meestal een auto. Onze kliniek staat qua regen op een zeer ongunstige plek. Altijd verzamelt het water zich precies voor ons gebouw op straat en zien we de schoonmakers van ons gebouw, van het ziekenhuis naast ons en de winkel tegenover ons naar buiten komen in de spoelende regen om de putten te ontstoppen. Vaak onbegonnen werk, maar ze doen wat ze kunnen. Als je weet dat dit het effect al is bij een beetje regenbui, stel je dan een wolkbreuk voor.

Die nacht schrokken mensen wakker van de regen. Het kletterde zo hard op de veelal platte daken dat het klonk alsof het door het dak zou komen. In no-time stonden de lagere plekken weer onder water en binnen een uur stond onze kelder blank.

Die dag waarop ik eindelijk voor het eerst naar de kelder was durven gaan kijken, was ik niet alleen. Dagenlang waren tientallen mensen al bezig met puin ruimen, schoonmaken en redden wat er te redden viel. Het waren mensen van mijn man zijn familie, vrienden van de familie, kennissen, onze manager, werknemers, noem maar op. Dozen werden over en weer gegooid van de één naar de ander om de kelder leeg te ruimen. Anderen zaten op een klein krukje naast een een kinderzwembadje gevuld met een laagje water spullen te wassen. ’s Ochtends vroeg tot ’s avonds laat en uiteindelijk maandenlang werd er over gedaan om alles weer netjes te krijgen. Warme maaltijden werden bij hen thuis bereid door de vrouwen en de volgende dag meegenomen naar de kliniek, zodat we allemaal mee konden eten. Het eten kwam in pannen groter dan het teiltje waar ik mijn zoon in baadde. Iedereen deed ondertussen met een grote glimlach zijn werk. Wie saamhorigheid wilde voelen, was op die momenten daar in de kelder op de juiste plek. Ik denk niet dat ik ooit zal vergeten wat die mensen toen voor ons hebben gedaan.

21 maart, de eerste dag van Newroz, het Koerdische Nieuwjaar, was de eerste dag sinds de overstroming waarop we niet aan het werk waren. Inmiddels hadden we een nieuwe dichte deur voor de ingang van de kelder laten plaatsen. En een pompsysteem in de kelder. We waren nu iets beter voorbereid op een nieuwe overstroming, hoewel een wolkbreuk als die nacht waarschijnlijk alsnog van te grote omvang zou zijn om helemaal geen wateroverlast te krijgen. Dus sinds die tijd zijn we altijd alert tijdens flinke regenbuien.

Die ochtend van Newroz belde één van de vrouwen van de familie mij of we mee zouden gaan picknicken. Ik had het niet echt verwacht, aangezien we een half jaar eerder nog een jong aangetrouwd familielid waren verloren. De jonge man was getrouwd geweest met een nicht van mijn kinderen. Ze hadden twee kleine kinderen. Op een dag deed de man blijkbaar iets bij de meterkast buiten. Wat er precies gebeurde, weet ik niet, maar enige tijd later vond zijn jonge vrouw hem geëlektrocuteerd in de tuin. Ik kon het nieuws amper bevatten. Vaak wordt er in het jaar na een overlijden minder uitbundig gefeest, vandaar dat ik nu ook de picknick niet echt verwacht had.

We besloten wel te komen. We zouden gaan naar een plek in de bergen van Shaqlawa waar we wel vaker gingen picknicken. Via een omweg van Erbil door Baharke via dorpjes met slechts enkele huizen, kwamen we uiteindelijk uit naast het tankstation Wlat tussen Massif en Erbil en reden we door naar de picknickplek in de bergen van Shaqlawa.

Onderweg stopten we bij een kraampje langs de kant van de straat. De jongen verkocht zonnebloempitten en mijn man vroeg om een kilo. De zonnebloempitjes bij de kraam zaten in een wat voor mij nog het meest lijkt op de trommel van een wasmachine. Aan de achterkant was een hendeltje bevestigd, waarmee de trommel gedraaid kon worden. Aan de open voorkant stond een gasbrander gericht op de zonnebloempitjes, zodat deze licht gebrand werden.

Ik moest toegeven dat ze best goed smaakten. Een beetje zout. Ik zag het ook als een aardig tijdverdrijf. Voor als je in de file stond. Dan draaide je je raampje open, stak één voor één een pitje in je mond en gooide je de schilletjes door het raam naar buiten.

Ik vond de picknicks altijd best gezellig. De reis ernaar toe al. Dan kwam je geheid in de files terecht, want heel Koerdistan deed op die dagen hetzelfde. Maar vrolijke files. Waarbij mensen ramen open draaiden, muziek luid aan hadden staat, passagiers en niet zelden ook de chauffeurs sierlijke bewegingen maakten met hun armen of uitbundig zaten mee te klappen met de muziek. In de bermen zagen we al geparkeerde auto’s staan en groepjes mensen zitten die een plekje voor zichzelf hadden bemachtigd. Misschien komt het doordat Koerden al zoveel hebben meegemaakt dat ze daardoor extra van het leven lijken te willen genieten. Misschien is het gewoon hun cultuur. Maar ik heb die ongedwongen en ontspanning houding altijd al gewaardeerd. Bewonderd eigenlijk, want als Nederlander was ik toch meer gewend aan planning en organisatie.

Het minst handige van de picknicks vond ik vooral het zoeken van een plek om te kunnen plassen. Wildplassen inderdaad. Dat gebeurt nog steeds volop hier in Koerdistan. Door de aanwezigheid van andere families werd het plassen in de natuur toch een stukje lastiger. Anderen vielen vaak amper op door de bomen en ander struikgewas tegen de bergwanden. Zeker als ze alleen of met zijn tweeën liepen. Als je dan zelf dacht een beschutte plek te hebben gevonden in een kuil met aan één kant een boom, dan moest je alsnog opletten of er geen eenzame wandelaars van andere families aan de andere kant liepen. Vaak gingen de vrouwen dan ook in groepjes. Zodat de één kon plassen, terwijl de anderen op de omgeving letten.

Die dag vond ik wel een redelijk goede plek. Van achteren werd het afgeschermd door een muurtje en ernaast liep een stroompje bergwater, waar we meteen onze handen in konden wassen.


Zo’n twee uur waren we onderweg geweest om bij de picknickplek aan te komen. Normaal zou het misschien een uur hebben geduurd om er te komen. We konden praktisch meteen aanschuiven met het eten. De familie nam altijd meer dan voldoende eten mee en vaak allerlei verschillende traditionele Koerdische gerechten. Die dag hadden ze dolma (gevulde groenten) gemaakt, haft-tabakh (letterlijk 7 verdiepingen, wat ze zo noemen, omdat het gerecht uit lagen vlees, groente en rijst bestaat), biryani (rijst met noten en rozijnen), witte rijst, maar ook witte rijst met dille en nog wat soepen voor bij de rijst.

Wij namen geen eten mee. Soms wat nootjes, cakejes of water. Maar ik was meer degene die de medicijnen en het verband mee nam in de bergen. Die dag was er ook weer volop gebruik gemaakt van mijn halve apotheek.

Halverwege de middag kwam mijn tweede dochter huilend bij me, omdat ze met haar schoen en al in glas was gaan staan. Een scherp puntje was door de zijkant van haar schoen in haar voet terechtgekomen. Dat gaf nogal een bloederig tafereel. Zelf was ik eens bij ons thuis in de keuken in een stukje glas gaan staan. Het bloed was maar blijven stromen, zodat ik uiteindelijk kruipend naar de badkamer was gegaan en daarbij een over dramatisch bloedspoor had achter gelaten. Gelukkig hadden we tegels door het hele appartement, zodat het schoonmaken vrij snel gedaan was.

Ik schrok daarom ook niet meteen van de bloedvlek in mijn dochters maillots van wel 6 centimeter in doorsnee. Ik tilde haar naar de auto, waar de tas met medicijnen en verband stond. Ik maakte het schoon met water, ontsmette het wondje en dekte het af met een gaasje.

Ook een neef van de kinderen die zich iets had bezeerd, gebruikte wat ontsmettingsmiddel. Hij had niet een grote wond, maar volgens mij vond hij het vooral leuk om ook zijn wond te bedekken en dus gaf ik hem ook een gaasje met wat pleisters.

Vlak voor de mannen de barbecue zouden klaarmaken, riep een neef van mijn man mij. Hij was altijd vrolijk en in voor een grapje.
Met een grote glimlach, vroeg hij: “Jij bent toch een dokter?”
“Alleen voor het tandvlees”, antwoordde ik met een glimlach, “maar ik heb wel mijn halve apotheek mee”.
De man wees naar zijn rechtervoet, vertelde dat hij deze gebroken tijdens een val eerder die week. Er zat geen gips om, maar dat zei niet zoveel hier in Koerdistan. Ik had dan weliswaar natuurlijk geen gips mee, maar ik bond zijn voet in met een zelfklevend verband dat best stevig was.

Op de terugweg had mijn oudste dochter nog zuigtabletten tegen keelpijn nodig en mijn man paracetamol tegen schouderpijn. Zelden had ik zoveel gebruik hoeven maken van mijn medicijnen tijdens de picknicks, maar die dag kwam het wel heel goed van pas.

web counter