Officieel is de herfst natuurlijk al begonnen, maar hier in Koerdistan suddert de zomer gerust nog enkele weken door. Meestal hangt de temperatuur ergens rond de 35 graden om eind oktober ongeveer nog 30 graden te zijn. Nog goed te doen, maar voor enkele leerlingen op de school al weer een startsignaal om hun jassen te dragen. Op het balkon bij ons thuis, waar ik elke ochtend graag even zit, wordt het inmiddels al wat frisser.
We hebben net weer een aardig ritme gevonden. De jongste van 6 mag sinds de laatste week van september dagelijks naar school. De klas van mijn tweede dochter van 15 is sinds half oktober opgedeeld in 2 groepen, die elk om de week de lessen op school mogen volgen, terwijl de thuisblijvende groep tegelijkertijd de lessen online volgt. Elke zondagmiddag heeft ze een of twee toetsen en moet ze extra naar school. Mijn zoon van 9 is nog niet naar school geweest, behalve dat hij elke donderdagmiddag een toets op school heeft. Hoewel de lessen en zelfs de toetsen nog steeds niet verplicht zijn op school en het voor mij een aardig heen en weer gaan is, hebben de fysieke lessen op school meer effect. Helaas is alles van korte duur, want al halverwege oktober horen we geruchten dat de Koerdische overheid mogelijk per 1 november gaat bepalen dat de scholen opnieuw worden gesloten.
Ik zit niet op een nieuwe sluiting te wachten, omdat ondanks de beste intenties en enorme inzet van school wat de online lessen betreft, niet werkt voor alle leerlingen en de mijne horen helaas daar ook bij.
Op 1 november, terwijl ik letterlijk in de ouderenrij sta om mijn jongste uit de schoolkantine te halen, hoor ik dat het besluit is gevallen dat inderdaad de scholen weer dicht gaan. Via scholen zouden in de afgelopen maanden 8000 leraren en leerlingen besmet zijn geraakt. Beetje jammer van alle moeite die onze school doet en heeft gedaan, maar soms moet je het nemen zoals het is. En dus bereiden we ons weer voor op de online lessen.
Het hele corona gebeuren is sowieso nog wel een dingetje, want een vriendin raakt besmet en komt er enkele dagen later achter nadat ik bij haar ben geweest. Gelukkig hebben we steeds als we elkaar zien, beiden een masker gedragen, hebben we zelfs onze kleding gesprayd en onze handen ingewreven met ethyl alcohol. Ik heb dan ook nergens last van, maar hoe voorzichtig ik ook ben en mijn bezoeken aan mijn schoonfamilie beperkt heb sinds corona, blijkt dat ik uitgerekend in de dagen nadat de vriendin waarschijnlijk al besmet is geweest, mijn schoonfamilie bezocht: Mijn schoonmoeder van 80+ en mijn schoonzus die qua leeftijd mijn moeder had kunnen zijn. Beiden op leeftijd dus en beiden met hun eigen gezondheidskwalen. Gelukkig heb ik tijdens beide bezoeken aan hen thuis gewoon mijn masker gedragen en dat maakt de onzekere periode toch wat minder stressvol. Uiteindelijk heb ik nergens last van, evenals mijn schoonmoeder en schoonzus.
Niet lang na ons contact had de vriendin zich laten testen en blijkt haar test positief. Daarna zijn ook de klachten gekomen: vreselijke pijn in haar benen, haar buik die bij aanraking aanvoelt alsof het zal ontploffen, hoofdpijn, koorts, droge hoest, twee uurtjes redelijk voelen om vervolgens een uur benauwd te zijn, verlies van smaak en reukvermogen. De rest van haar gezin heeft het gelukkig niet zoals uit de testen blijkt, maar zij gaat per direct thuis in quarantaine.
De ochtend nadat ik hoor dat ze corona heeft, breng ik twee tassen met fruit langs plus een tas met alcoholspray, eau de cologne (tegen de muggen, want er moet wel geventileerd worden), afwasmiddel (want extra afwassen kan nooit kwaad als iemand besmet is, lijkt mij) en thee met koekjes. De koekjes zijn gewoon extra en de thee is vooral omdat ze veel thee drinken en ik weet dat de man al twee banen heeft en nu met een zieke vrouw haar baan ook nog op zich krijgt (zij werkt voor hem) plus daarna nog de zorgen. Dus zoveel tijd zal hij niet hebben boodschappen te halen. Dit is het minste wat ik voor hen kan doen, omdat zij ook al zoveel voor mij hebben gedaan. Af en toe kom ik even langs en soms sta ik kort met de vrouw te praten, terwijl zij in haar extra slaapkamer zit en ik in hun tuin sta. Gelukkig zie ik haar al snel opknappen.
Op de vrije dag van haar man neemt hij haar in de auto mee naar een plek in de bergen waar geen mensen wonen, veel bomen staan en water is. Volop natuur. Het heeft haar goed gedaan, zegt ze tegen mij. Ze heeft wel een uur kunnen wandelen.
Ongeveer twee a drie weken nadat ze waarschijnlijk ziek is geworden, is ze weer gezond en negatief getest. Haar smaak- en reukvermogen is weer terug. Alleen de vervelende droge hoest heeft ze nog en af en toe wat vage pijn onderin haar longen. Voor de rest gaat het gelukkig weer goed.
Zaterdag 10 oktober is het als ik op mijn dooie gemakje heel rustig aan mijn ding aan het doen ben en vlak voor half 9 in de ochtend eens besluit te gaan douchen.
Ik heb net mijn kleren uitgetrokken als mijn tweede dochter plots de trap af komt rennen en naar mij roept: “Niet douchen, niet douchen!”
“Waarom niet?” vraag ik verbaasd door de nog altijd gesloten badkamerdeur.
Mijn haar voelt wat vettig, want ik was mijn haar tegenwoordig om de dag en ik had toch echt mijn zinnen gezet om te douchen.
“Ik heb een toets, dus we moeten nu weg!” verklaart mijn dochter.
“Had je dat niet wat eerder kunnen zeggen?” mopper ik een beetje, terwijl ik ongewassen mijn kleding maar weer aantrek en een borstel door mijn haar haal.
“En hoe laat is die toets begonnen, dat je nu zo’n haast hebt?” wil ik weten.
“Nog niet. Het begint over een half uur,” zegt mijn dochter.
Zelf is ze blijkbaar nog maar 4 minuten wakker. Geweldige timing. Ik poets mijn tanden, spring met mijn dochter in de auto en rijd haar naar school. Gelukkig wonen we vlak achter school en een paar minuten later arriveren we.
Mijn dochter loopt richting het schoolplein, terwijl ik van het schoolparkeerterrein wegrijd en me stilletjes al verheug dat ik nu dan eindelijk mijn haar kan wassen.
Thuis zet ik mijn tas op tafel, groet de schoonmaakster die al druk de vloer aan het vegen is, en wil net voor de tweede keer vanochtend de badkamer ingaan als mijn telefoon overgaat.
Het blijkt mijn dochter te zijn. Of ik dan toch niet even nog haar jas kan brengen, want de supervisor van school accepteert niet dat ze helemaal geen uniformkleding van school draagt.
“Serieus? Had je dat niet eerder kunnen bedenken?” vraag ik lichtjes geïrriteerd.
Maar er zit weinig anders op, dus stap ik opnieuw in mijn auto en rijd voor de tweede keer naar school. Met haar jas. Gelukkig hoef ik niet de auto uit, want ik voel me zo oncomfortabel nu ik nog steeds niet gedoucht heb. Ze staat me op te wachten en pakt de jas van me aan. Ik rij weer richting huis en zij gaat weer het schoolplein op.
Eenmaal weer thuis, sluit ik de poortdeur achter me en zie dat het me zelfs gelukt is in een half uur tijd 2x naar school en terug te rijden. Eindelijk kan ik me gaan wassen.
Vanwege de stijgende coronacijfers heeft de overheid ook nu weer aangedrongen op het dragen van maskers. Officieel is het verplicht, maar het verschilt per plek hoeveel mensen hier trouw aan mee doen. En eerlijk gezegd zijn teveel mensen nog te laks en hoewel er officieel (lage) boetes opstaan voor het niet dragen van maskers in openbare ruimtes, vind ik dat de politie best wat strenger zou mogen zijn.
Als ik half oktober langs het checkpunt van Erbil op de Pirmam street kom, sluit ik aan in meest rechtse rij van 3 in totaal. Een korte rij auto’s is voor mij. Een politieagent praat tegen de bestuurder van de auto voor mij, terwijl ik wacht tot ik aan de beurt ben. De man van de Asayish (Veiligheidsdienst) die op de linkerbaan auto’s moet controleren trekt mijn aandacht. Even begrijp ik hem niet, tot ik me afvraag of hij misschien op mijn masker doelt dat ik niet draag. Ik hou een masker omhoog en hij knikt, waarna ik hem opzet nog voor ik aan de beurt ben. De man van de Asayish steekt zijn duim op en vervolgens mag ik doorrijden tot aan de agent. De agent kijkt even in mijn auto en ik mag weer verder.
Halverwege de laatste week van oktober ben ik druk en is mijn jongste dochter een dagje thuis van school. Samen met de oppas wandelt ze door het gebied waar wij wonen. Hier en daar een huis, af en toe een auto of een herder met zijn kuddes schapen en geiten.
“Ik wil die geiten aaien,” zegt mijn jongste van 6 tegen de oppas als ze verderop een oude herder in het gras zien zitten.
Mijn oppas, een Koerdische vrouw die cultureel gezien niet graag contact maakt met vreemde mannen, zegt: “Ik denk dat die man geen Koerdisch spreekt.”
Mijn dochter komt met een oplossing en antwoordt in het Koerdisch tegen de oppas: “Oké, als hij Koerdisch spreekt, ga jij met hem praten en als hij Engels spreekt, spreek ik met hem.”
De oppas en mijn jongste zijn inmiddels wat dichterbij gekomen en nu begint mijn dochtertje naar de man te roepen in het Koerdisch: “Meneer! Meneer!”
De meneer kijkt om, waarop mijn dochter triomfantelijk tegen de oppas zegt: “Kijk, hij spreekt wel Koerdisch!”
Dezelfde middag haal ik mijn tweede dochter van school en ze vraagt of we naar Erbil kunnen en zo rijden we uit school door naar de stad. Naar Family Mall, het winkelcentrum aan de 100m street. Koerden trekken meestal ’s middags en ’s avonds naar buiten, dus ook nu is het al druk in een van de parkeergarages onder het winkelcentrum. Ik sta in een bocht als een grote auto (zo groot als een Toyota Land Cruiser of een Lexus, maar ik heb niet op het merk gelet) in tegengestelde richting net dezelfde bocht wil nemen. Zij rijdt half op mijn kant en door de draai staat mijn achterkant van de auto enigszins op haar kant. Ik rijd een stukje naar voren om haar ruimte te geven en ik hoor al dat ik een losse pion voor mijn auto heb zitten. Na een meter of 2 a 3 vraag ik mijn dochter uit de auto te gaan en de pion weg te halen als precies op dat moment een van de bewakers aan komt lopen en met een boos gezicht zijn hoofd schudt, terwijl hij de pion weghaalt. Ik kan niet anders dan lachen om zijn reactie. Natuurlijk denkt hij vast iets van “ach, weer een vrouw achter het stuur.”
Ik parkeer mijn auto en via het rolpad (zo’n roltrap waar winkelwagens ook op kunnen staan) lopen we naar boven, het winkelcentrum in. Bovenaan het rolpad dat het overdekte winkelcentrum in leidt, komen we eerst door een desinfectiepoort tegen corona en een detectiepoort tegen wapens, mijn handtas gaat door zo’n scan die je ook op vliegvelden tegen komt en aan het eind van de tunnels lopen wij naar de vrouwelijke bewaker die me fouilleert en ook nog een handscan gebruikt. Mannen worden overigens gefouilleerd door de mannelijke bewaker die naast haar staat.
Aangezien mijn dochter zin heeft in ijs, gaan we eerst naar Yummie, een kleine kiosk op de tweede verdieping van het winkelcentrum, waar softijs in verschillende smaken en met al dan niet verschillende sausjes wordt verkocht. We nemen beiden een vanille softijs met aardbeisaus in een bekertje met een flinterdun knapperig wafeltje. Blijkbaar werkt de man die ons bedient er nog niet zo lang, want de jongen naast hem geeft hem hier en daar wat aanwijzingen, maar laat hem verder het werk doen. De man die ons helpt, blijkt Arabisch te spreken en geen Koerdisch en ik spreek geen Arabisch en ik zie de Koerdische jongen naast hem stiekem genieten van hoe onze communicatie onderling verloopt. Hij komt niet tussen ons in. Gelukkig zijn er gewoon plaatjes van de verschillende soorten softijs en komen we met handen- en voetenwerk ook best ver.
Uit automatisme bedank ik de man eerst in het Koerdisch om er vervolgens nog een “shokran” (bedankt in het Arabisch) achteraan te gooien. De beide mannen lachen. Ik zie dat de Arabische man het wel waardeert.
“Sorry,” zeg ik tegen de Koerdische jongen, “dat is zo’n beetje mijn enige Arabisch hier,”
Nu ken ik toevallig nog wel enkele andere Arabische woorden, maar mijn woordkennis op het gebied van softijsjes is in het Arabisch wat minder uitgebreid.
Als we ons ijsje op hebben, gaan we naar de Carrefour op de begane grond. Bij de ingang krijgen we eerst nog een temperatuurcheck en mogen dan de supermarkt binnen. De supermarkt is eigenlijk een hypermarket, een supermarkt waar ook kleding, mobiele telefoons, witgoed en andere producten worden verkocht die niet onder de dagelijkse boodschappen vallen. Op de begane grond is vooral het eten en drinken te vinden, terwijl op de eerste verdieping meer andere producten te koop zijn.
De mannen voor mij bij de kassa zijn waarschijnlijk van plan het typische gerecht “ser o pe” te eten, want voor mijn boodschappen ligt op de boodschappenband heel netjes een piepschuimschaal met daarop 2 complete geitenkoppen, het geheel afgedekt met doorzichtige folie.
“Zou de boze bewaker van zonet er nog steeds zijn?” vraag ik mijn dochter als we het rolpad weer aflopen de parkeergarage in.
We lopen richting onze auto en mijn dochter ziet net een pion naast een pilaar in de parkeergarage staan, als ze een sprintje trekt. Voor de grap zet ze de pion aan de andere kant van de pilaar buiten het zicht van de bewaker, als ze bij het weer neerzetten van de pion opmerkt dat de bewuste bewaker vlak achter onze auto staat. Door de pilaar staat hij net buiten ons zicht, maar heeft hij mijn dochter de pion wel zien verplaatsen.
“Mama, snel de auto in. Ik schaam me dood,” zegt mijn dochter, terwijl ik de humor van het hele gebeuren wel inzie.
Als ik dan de tassen in de auto heb gezet en weg rijd, loopt de bewaker, nog steeds met een boos gezicht, naast mijn auto. Ik druk op het knopje, waarop mijn autoraam naar beneden glijdt.
“Waarom ben je vandaag zo boos?” zeg ik naar hem met een lach.
“Waarom had je die pion onder je auto?” zegt de bewaker nu.
Dus ik leg uit hoe die andere auto en ik te weinig ruimte hadden en dat ik daarom die pion voor mijn auto had. De man ontdooit inmiddels wat en vraagt of ik Koerdisch ben.
“Nee, ik ben Nederlands,” antwoord ik.
“En zij ook?” hij wijst naar mijn dochter die naast mij zit op de passagiersstoel.
“Zij is half Koerdisch.”
En dan groet ik de man en rijden we door, terug naar huis. Volgens mij is hij een stuk minder boos nu.