Inmiddels woonden we bijna anderhalf jaar in Koerdistan, maar terugkijkend op die tijd, was hun vader meer dan de helft van de tijd in Nederland geweest. Alles bij elkaar opgeteld had ik al ongeveer een jaar alleen in Koerdistan gezeten met de kinderen. Van de Nederlandse cultuur naar de Koerdische cultuur. Alsof je in het diepe wordt gegooid. Toch heb ik me prima gered. Mede doordat de schoonfamilie er ook voor me was wanneer het nodig was.
Langzamerhand was ik ook steeds meer gewend geraakt aan ons nieuwe thuisland en zeker nu ik patiënten behandelde, voelde ik me helemaal op mijn plek. Vanzelfsprekend waren er wel wat verschillen, maar die zag ik als een uitdaging. Als een doel dat ik wilde bereiken. Zo ook dat ik nu Koerdisch moest spreken tegen mijn patiënten. Ik wilde per se geen tussenpersoon die de hele tijd zou moeten vertalen voor mij. Alleen bij Arabisch sprekende mensen die geen Koerdisch of Engels spraken, gebruikte ik een vertaler en bij Koerden die een dialect spraken dat zover van het Bahdini af lag, dat ik ze echt niet kon verstaan en zij mij niet. Maar de Bahdini, Hawleri Sorani (het Sorani dat in Erbil wordt gesproken) en Kirmanji dialecten lukten meestal voldoende.
Het warme klimaat stoorde mij niet. Zelfs niet dat het gras en de bloemen juist pas in oktober begonnen te groeien en te bloeien. In 2009 was het zo zacht dat ik zelfs half november nog zonder jas naar buiten kon gaan. Als ik in Massif was, kon ik op de hoogste bergtoppen in de verte sneeuw zien liggen.
Hoewel ik aan veel dingen gewend was geraakt, waren er ook dingen die mij meer tijd kostten. Koerdistan is een islamitisch land en het weekend begon al op vrijdag. De zaterdagen waren de kinderen ook vrij. Hierdoor werd het midden van de week geen woensdag, maar dinsdag. Gevoelsmatig heeft mij dit echt tijd gekost. Las ik bijvoorbeeld op het schoolrooster dat dinsdag (het midden van de week in Koerdistan) de dag was waarop ze sportkleding moesten dragen, dan gebeurde het niet zelden dat ik onbewust “het midden van de week” bleef onthouden en ze dan pas op woensdag met sportkleding naar school stuurde. Terugkijkend kostte dit proces me 2 jaar, voor ik niet meer in de war raakte van de verschoven weekindeling.
Geheel vanuit het niets kregen we op 16 november een brief van school met de mededeling dat alle leerlingen een jaar omhoog waren gezet. Mijn oudste van 7 jaar, die net 2,5 maand in de tweede klas zat, zou met ingang van de dag erna naar de derde klas gaan en mijn jongste van 4, ging van de eerste kleuterklas naar de tweede. Het was iets administratiefs, begreep ik. Qua lesprogramma zou er verder niets veranderen, maar naar wat vermeld werd, moesten we op een lijn komen met Cairo in Egypte (de school hoort bij het internationale netwerk van Sabis) en zodoende was school tot deze vrij rigoureuze beslissing gekomen. Met deze promotie van alle leerlingen zaten er ook geen leerlingen meer in de peuterklas. Tegelijkertijd pasten ze de cijfers aan. Waar voorheen cijfers werden gegeven tot en met 20, waren de maximumscores nu 100.
Ondanks alle veranderingen, kwam mijn oudste met een prachtig tussenrapport thuis: Voor Engels stond ze gemiddeld een 96, voor rekenen een 95, Koerdisch 99 en voor Arabisch 85. Het totaal gemiddelde was een 95. De jongste had nog geen cijferrapport, maar een met allemaal omschrijvingen, maar ook zij deed het prima.
Eind november waren er islamitische feestdagen, die 4 dagen zou duren. De eerste dag ging ik rond het middaguur met mijn dochters naar het huis van mijn zwager en zijn vrouw. Van daaruit bezochten we gezamenlijk andere familie en kennissen. Toen we bij een schoonzus van mij waren, trof ik er de schoonmoeder van mijn schoonzus aan. Een hoogbejaarde vrouw met een stok. Een pittige dame, maar ook heel grappig, en om de een of andere reden was ze dol op mij. Steeds wanneer ze mij zag, vertelde ze in het bijzijn van de hele groep dat ik de beste vrouw van allemaal was. Weet niet wat ik gedaan had om haar zo lovend over mij te krijgen. Die dag waren we pas rond half 11 in de avond weer thuis.
De tweede feestdag bezocht ik mijn schoonouders. Een van mijn schoonzussen was er met haar twee jongste zonen. Een andere schoonzus kwam met haar dochtertje langs, maar bleef niet heel lang. Ik sms’te naar de neef die soms bij mij bleef slapen in de kliniek.
“Wie is er bij jullie thuis?”
Het bleek dat zijn ouders naar een rouwdienst waren, maar hijzelf, een neef van zijn leeftijd en zijn jongere broer en zus waren thuis. Ik vertelde hem dat ik van plan was langs te komen, waarop de beide oudste jongens besloten eerst lopend naar mijn schoonouders te komen, zodat we samen naar hun huis konden terug gaan.
Ik nam de beide jongsten van mijn schoonzus ook mee en zo zat ik uiteindelijk met hele horde kinderen en pubers bij mijn zwager thuis: mijn dochters van 4 en 7 jaar, een neefje van 7, een neefje van 9 en een van 10, een nichtje van 15 en de beide oudste neven van 16 en 17. Nadat mijn zwager en zijn vrouw terug waren gekomen van de rouwdienst, maakte zij het eten klaar, terwijl ik ondertussen de afwas deed.
Later in de avond gingen de twee oudste jongens met mij mee naar Erbil. Ik bracht mijn dochters, die inmiddels op de achterbank in slaap waren gevallen, naar bed en de jongens brachten een bezoekje aan onze schoonmaker uit Bangladesh, die in het appartement tegenover de mijne zat.
Het was half 11 in de avond, toen de 17-jarige neef op het idee kwam dat ik hun tanden even moest reinigen. Met ons drieën liepen we naar de behandelkamer op de eerste verdieping van de kliniek.
“We moeten wel snel zijn, want de laatste dagen valt de stroom om half 12 uit,” voorspelde ik.
En inderdaad, ook deze avond rond die tijd, gelukkig waren we net bezig met het afsluiten van de kliniek en had ik de kamer al schoon achtergelaten, stonden we in complete duisternis.
Thuis vielen de beide jongens nog achter mijn laptop en besloten een film te kijken.
“Vinden jullie het erg als ik ga slapen?” vroeg ik.
“Nou, nee, als je alleen even de meiden in jouw bed legt, de matrassen hier in de woonkamer brengt en wat te eten voor ons klaar maakt,” zei de oudste met een glimlach.
Hij zou elk excuus aangrijpen mij later naar bed te laten gaan en er tegenin gaan zou hem alleen maar meer gekke dingen laten bedenken, dus bracht ik mijn dochters in mijn bed, legde de matrassen in de woonkamer en warme kebab voor hen op.
“Oh, en maak mij om 7 uur morgenochtend wakker,” zei de oudste nu, “Dan ga ik brood halen.”
“Weet je wel zeker dat je om 7 uur wilt wakker worden?” vroeg ik voor de zekerheid, “Want jullie slapen waarschijnlijk straks weer laat. Ik kan ook zelf het brood gaan halen morgenochtend.”
“Nee, nee. Ik haal morgenochtend het brood,” wierp hij tegen.
Nog tot laat in de nacht, toen ik toevallig even wakker werd van het gekuch van mijn jongste, hoorde ik de beide jongens nog zachtjes praten. Het moest een uur of half 4 zijn geweest, maar ik kon het in het donker de klok niet goed zien en mijn telefoon lag nog bij de jongens.
Hoewel ikzelf om ongeveer 7 uur wakker was, en mijn dochters zelfs nog eerder, liep ik naar de woonkamer en maakte zoals beloofd zachtjes de oudste neef wakker. Geheel tegen zijn gewoonte in (ik heb er wel eens 3 uren over gedaan hem wakker te krijgen) opende hij direct zijn ogen en bedankte me dat ik hem had wakker gemaakt. Automatisch moest ik een beetje lachen, want hoewel het een lieve jongen was, hoorde bedanken niet echt bij zijn puberale gedrag. En ondanks dat ik juist had geprobeerd de jongere neef niet te wekken, riep de oudste direct naar hem dat hij ook moest opstaan. Kijk, dat paste wel weer bij zijn gedrag.
Vervolgens liep huh naar het andere appartement waar de schoonmaker nog lag te slapen, riep met een lange uithaal zijn naam en zei: “Wakker worden! Ik ga brood halen!”
Ik had de neef gewoon de sleutels gegeven van de buitendeuren en dus kon hij ook prima in alle stilte naar de oven voor het brood kopen, maar zo te zien, vond hij het nodig iedereen wakker te maken. Mijn oudste dochter ging met haar twee neven mee naar de bakker, terwijl ik eerst ging douchen en het ontbijt klaarmaken.
Na het ontbijt gingen we met ons allen een eindje “wandelen”, op de Koerdische manier: langzaam rondrijden in de auto. We reden door de wijk en namen zowat elk onbekend straatje dat er was. We kwamen langs een huis, dat de grootte had van ca 4 a 5 Nederlandse rijtjeshuizen naast elkaar en ik verbaasde me erover of het echt wel 1 huis was, of dat ik gewoon niet in de gaten had dat het meerdere huizen waren.
“Nee,” zei de oudste neef, “Het is echt 1 huis en verderop staat nog een groter huis dan deze.”
Na ruim een uur “wandelen” met de auto, kwamen we terug bij huis en begon ik met de warme maaltijd: rijst en vis met salade en Griekse yoghurt.
Tegen 4 uur vertrokken we naar Massif, waar ik de jongens afzette bij mijn zwager thuis en ikzelf nog wat andere familie ging bezoeken. De feestdagen waren altijd heel gezellig, maar ook vermoeiend, omdat ik als enige uit Erbil moest komen en dan ruim 30 km naar Massif moest rijden naar familie en dan ’s avonds weer terug. De laatste feestdag vond ik het wel goed geweest en besloot thuis te blijven.
Begin december kwam mijn man weer even thuis vanuit Nederland. Deze keer had hij een Nederlandse man meegenomen die onze apotheek op de begane grond van het gebouw kwam inrichten. De man bleef een week. Op de vrijdag besloten we even samen een uitje te plannen en zo reden mijn zwager, mijn voormalige chauffeur, de Nederlandse man, de kinderen en ik naar de Gali Ali Beg waterval, ongeveer 1,5 uur rijden verderop. We beklommen een stukje van een steil bergpad en zagen een roofvogel op het dag van een gebouw.
Vervolgens wilden we naar een grotere waterval in de buurt rijden, Bexal (wat uitgesproken moet worden als Bee-gaal), maar alle wegen daar naartoe waren afgesloten in verband met asfalteren. Met veel moeite kwamen we alsnog bij Bexal aan. We moesten de auto in een brede strook naast de weg parkeren en zelf een stukje lopen door een oud vervallen winkelcentrum, maar we kwamen aan op onze bestemming.
Toen het inmiddels al donker begon te worden, de avond valt zelfs in de zomer nooit later dan ongeveer kwart voor 8, besloten mijn zwager en mijn voormalige chauffeur nog langs het pretpark in Soran te gaan, waar de Nederlandse man met mijn jongste dochter en de chauffeur een rondje in de rodelbaan deden.
De drukte bleef aanhouden, want nadat de Nederlandse man terug was naar Nederland, kwam er een Nederlands Koerdische tandtechnieker die ons hielp met het inrichten van het tandtechnisch laboratorium aan de achterkant van het gebouw. Het leek wel een volksverhuizing. De tandtechnieker kreeg een appartement toegewezen. We hadden ergens een kokkin vandaan gehaald, die nu in het appartement tegenover mij zou gaan blijven, zodat de schoonmaker van appartement moest verplaatsen.
De kokkin had zelfs aangeboden elke ochtend ontbijt voor ons klaar te maken, maar ik sloeg haar aanbod af. In de ochtend had ik geen tijd met veel mensen te ontbijten en dus aten wij in de ochtend thuis, terwijl de rest wel netjes achter het uitgebreide ontbijt. Zowel ’s middags als ’s avonds maakte ze nog een warme maaltijd. Geheel volgens Koerdisch gebruik.
Wat vond ik het fijn dat we de luxe hadden van een eigen kokkin. Ik was nooit een keukenprinses geweest en ik kon ook wel leukere dingen bedenken om mijn tijd aan te besteden.
De kerstvakantie was aangebroken en samen met de kinderen zou ik naar Duitsland vliegen om van daaruit naar mijn ouders in Nederland te gaan. De reis ging niet bepaald soepel.
De ochtend voor ons vertrek was Airport Dusseldorf nog gesloten geweest in verband met sneeuwoverlast. De reis zelf begon met 3 uur vertraging, maar ik was allang blij dat we konden vliegen. Het meest had ik er nog tegenop gekeken om alleen met de kinderen in Duitsland te arriveren, terwijl ik niet wist of ik nog goedwerkende simkaartjes van Nederland zou hebben. Gelukkig bleek 1 van de 3 simkaartjes die ik had nog te werken en voldoende beltegoed te hebben om mijn man en mijn ouders te laten weten dat we veilig waren aangekomen.
Een kennis van mij met haar vader zouden ons ophalen van het vliegveld met een auto die van mijn man was. Ik zou haar vader thuis brengen bij Rotterdam, de kennis in Utrecht afzetten en vervolgens doorrijden naar mijn ouders in het noorden van het land. Dat was het plan, maar het liep een beetje anders.
We hadden net haar vader afgezet en vervolgden onze reis naar Utrecht, toen de brandstofmeter aangaf, dat deze bijna leeg was. Ik reed langs het eerste beste benzinestation dat ik tegenkwam.
Ik had nooit in deze auto gereden en draaide me om naar de kennis, terwijl ik vroeg: “Wat gaat er eigenlijk in?”
Haar antwoord was: “Ja, nee, gewoon.”
En hoewel ik had kunnen doorvragen, betekende “gewoon” in mijn ogen altijd benzine en dus tankte ik 60 liter benzine in de auto.
Zij had het stuur inmiddels overgenomen, toen na zo’n 20 km de auto begon te sputteren. Ineens begon er iets bij mij te dagen: “Met ‘gewoon’ bedoelde je toch wel benzine, he?”
Geschrokken keek ze opzij: “Nee, ik bedoelde gewone diesel!”
En daar stonden we dan. Er lag al een dikke laag sneeuw. Het was inmiddels donker geworden en het begon steeds harder te sneeuwen. Mijn beide dochtertjes zaten op de achterbank, de kachel was uit en langzamerhand werd het steeds kouder in de auto. We moesten zo lang wachten op haar vader die ons moest komen helpen, dat de accu leeg raakte en de alarmlichten niet meer werkten.
Het dak van onze auto had inmiddels minstens 5 cm sneeuw verzameld, toen de vader en de broer van de kennis arriveerden, onze auto nog meer aan de kant parkeerden en ons meenamen naar hun huis. Van de ANWB was ik geen lid en de vader van mijn kennis had pas na een paar dagen de tijd de auto te maken en dus zat er niets anders op dan een andere kennis te bellen. Deze kennis nam de schoonvader van zijn halfbroer mee. Niet lang erna belde mijn zwager ongerust waar ik was. Hij was in Nederland en wilde misschien ook wel langskomen met zijn gezin.
Nu was ik weer terug bij af, in het appartement vlakbij Rotterdam. De kennis woonde er met haar ouders en haar 5 broers en zussen. En oom en tante met 2 kinderen waren op bezoek. De andere kennis met de schoonvader van zijn halfbroer waren inmiddels ook gearriveerd en met ons allen brachten we de nacht door in het kleine appartementje. Mijn zwager kwam uiteindelijk niet meer langs, wat misschien ook wel beter was gezien het gebrek aan slaapplaatsen, hoewel bij Koerden altijd wel een plekje wordt gecreëerd.
De volgende ochtend vertrokken de kennis, de schoonvader van zijn halfbroer, mijn beide dochters en ik naar het huis van mijn ouders. Ik liet onze auto achter bij de mensen die zouden regelen dat de auto zou worden leeggepompt en een paar dagen later bij mij zouden brengen. Een heel gedoe, maar ik was er.