In de laatste week van juni vertrek ik samen met mijn oudste dochter en mijn beide jongsten naar Nederland. Mijn leven in Nederland bestaat vooral uit veel treinreizen en wandelen. Heel veel wandelen. Dagelijks minstens 10 kilometer, maar op 1 Augustus verbreek ik mijn persoonlijke record en loop die dag ruim 24,5 kilometer.
Ik spreek af met een handjevol vrienden en oude bekenden in heel Nederland en ben in de tussentijd uitgenodigd op de bruiloft van mijn oom, waar ik naaste familieleden tref die ik inmiddels jaren, in enkele gevallen wel ruim 20 jaar, niet gezien heb. Maar het is fijn om hen weer te zien.
Ik bezoek plaatsen als Zutphen en Hilversum. Gewoon om eens een andere plek te zien of om herinneringen op te halen. Met mijn ouders doe ik een rondje langs historische Friese kerkjes die toevallig open zijn in verband met een fietsroute door de provincie. Op de naastgelegen kerkhofjes met oude graven tref ik hier en daar de laatste rustplaatsen van mijn voorouders aan. Juist door mijn in 2020 opgezette onderzoek naar onze familie stamboom, ben ik hier extra in geïnteresseerd.
Met mijn oudste plan ik tripjes naar steden als Almere, Dordrecht, Haarlem en Amsterdam. Mijn tweede dochter is niet zo van het doelloos rondwandelen in steden, maar we gaan nog wel een dagje zwemmen op Almere strand en zij en ik eten samen sushi, wat elk jaar zeker op mijn te-doen-lijstje staat.
Met de kinderen plannen we nog leuke uitjes. Landgoed Nienoord in Leek, wat ik eigenlijk al zo vaak als kind al heb gezien, Kasteel de Haar vlakbij Utrecht, dat mijn zoon al zeker 2 jaar graag wilde bezoeken, het Ripley’s Believe it or not museum in Amsterdam en een kinderboerderij, gewoon omdat mijn kinderen het leuk vinden tussen de dieren rond te lopen. Het is allemaal wat passen en meten, omdat we vaak allemaal verspreid over Nederland zitten, wat het lange treinreizen verklaart. Soms heb ik de jongsten bij mij, soms ook niet.
Een ontspannende vakantie is het daarom niet te noemen, maar ik ben altijd dankbaar mijn dierbaren weer te kunnen zien.
Begin augustus begint heel even weer de onrust in het Midden Oosten op te waaien, waarbij een aantal vluchten worden gecanceld, maar vrienden in Koerdistan verzekeren me dat ik me geen zorgen over mijn terugvlucht op de 16de hoef te maken.
Van mijn ouders heb ik een dag eerder afscheid genomen. Samen met al mijn vier kinderen, reis ik per trein naar Schiphol. De drie koffers en evenveel aan handbagage zijn stampvol, maar efficiënt ingepakt. Qua kilo’s zitten we net op het randje. Of er iets overheen, maar de dame achter de incheckbalie maakt er geen probleem van.
Een vooraf geregelde auto haalt ons op van het vliegveld in Erbil en brengt ons naar mijn auto. Later die avond pak ik meteen alles uit, stuur de kinderen onder de douche en kruip rond middernacht zelf ook mijn bed in. Het is warm. In Nederland hadden we wat het weer betreft niets te klagen, maar hier in Erbil komt het in de zomermaanden niet onder de 40 graden. Er zitten gerust uitschieters bij tot 49, maar meestal schommelt het rond de 44 a 45 graden. Gevoelsmatig zou dat in Nederland ongeveer 34 a 35 graden zijn. Beneden de 40 graden noemen we hier herfst en het is de tijd waarin je merkbaar verschil in temperatuur voelt. Rustig aan kun je de dunne bloesjes weer verruilen voor iets dikkere stoffen.
Voor het eind van de maand moet ik mijn eqama (verblijfsvergunning) verlengen. Ik spreek af met de advocaat, die een collega van hem mee heeft. Hoewel nog nooit eerder gebeurd, vergeet ik onze paspoorten mee te nemen. Ik denk dat het mede komt doordat het me altijd een week of twee kost om te settelen. Tot mijn hoofd een beetje tot rust kan komen.
Ik rij terug naar huis en een half uur later sta ik opnieuw in het gebouw waar de eqama’s geregeld worden. De advocaat is in de tussentijd weggegaan voor een andere klus en heeft zijn collega voor mij achter gelaten. We gaan eerst naar het kantoortje waar nr 3 boven de deur hangt. De afdeling voor expatriats. Het is het kantoor van twee mannen in militair uniform, maar met verschillende rangen gezien de sterren en adelaars op hun schouders. De man met de hogere rang is even niet op zijn plaats en de andere man vindt dat eerst mijn eigen advocaat weer terug moet komen voor het proces kan worden opgestart.
De collega-advocaat en ik nemen plaats op de stoelen in de hal vlakbij kantoor nr 3 en wachten tot de man met de hogere functie terug zal komen. Ondertussen neem ik van de gelegenheid gebruik en vraag hem wat hij denkt van mijn situatie waarin ik nog steeds probeer mijn werkvergunning te regelen.
Vlak voor mijn vertrek naar Nederland was ik nog naar het Ministerie van Onderwijs geweest, waar mijn middelbare schooldiploma’s moesten worden beoordeeld. Erg behulpzaam waren ze niet geweest. De vrouw struikelde blijkbaar over het feit dat ik zowel op de MAVO als op de HAVO geen examen had gedaan in een science-vak. Zonder dat zou ik niet de medische kant als vervolgopleiding kunnen kiezen.
“Het Nederlandse systeem werkt niet zoals het Koerdische,” legde ik haar uit, maar ze bleef bij haar besluit.
“En nu?” vroeg ik
“Ga maar naar huis, want we kunnen niets voor je doen,” hield ze vol.
“Of je wilt of niet, ik heb sowieso mijn mondhygiëne-diploma behaald en ik wil deze kunnen laten erkennen,” zei ik vastbesloten.
“Kom dan na Offerfeest terug,” besloot de manager die naast de vrouw zat.
Offerfeest en mijn vertrek naar Nederland vielen echter samen. Dus nu ik net terug in Koerdistan ben, en mijn verblijfsvergunning moet regelen, wil ik weten wat deze advocaat denkt van het hele proces om mijn bachelorsdiploma als zodanig te laten erkennen.
“Niet opgeven en hen niet met rust laten,” is zijn advies, “Gewoon door blijven gaan en zorg dat ze aan jouw zaak blijven denken.”
Eigenlijk komt dit neer op wat ik sowieso al van plan ben, maar het is wel fijn dit van hem te horen.
De officier met hoge rang op wie we zitten te wachten, is er nog steeds niet. De advocaat en ik praten inmiddels over wat andere dingen tot er twee mannen uit een kantoortje komen lopen. Drie of vier mannen in uniform verschijnen net zo snel uit de deuropening waar de mannen net zijn doorgelopen en één van hen roept: “He, waar gaan jullie naartoe?”
“We wilden even hier op de gang zitten,” zegt de man in het rode shirt.
“Nou, dat dacht ik niet. Kom maar hier terug op kantoor zitten,” zegt de man in uniform.
Pas dan zie ik dat de beide mannen met hun handen aan elkaar geboeid zijn.
De advocaat en ik kijken elkaar even aan.
“Waren ze van plan er vandoor te gaan?” vraag ik met een glimlach.
“Daar lijkt het op,” grinnikt de advocaat terug.
“Koerden zijn echt grappige mensen. Ze hebben altijd wat nieuws,” denk ik hardop.
De advocaat is het met me eens.
Later hoor ik van een vriend die in de beveiligingswereld werkt dat ze soms namen van mensen doorgeven aan deze instantie, zodat wanneer het tijd is hun verblijfsvergunning te regelen, ze de personen meteen kunnen vasthouden. Een verblijfsvergunning laten verlopen, wil je ook niet, want daar staan flinke boetes op. Ik geloof zo ongeveer rond de 14 euro per dag wat na een tijdje natuurlijk enorm oploopt.
De laatste twee weken van de zomervakantie wil ik graag eindigen met nog een leuk dagje uit met de kinderen. Nadat we thuis eerst weer gesetteld zijn, mijn jongste dochter nog twee herexamens moet maken, welke beide voor social studies zijn, maar de ene in het Koerdisch en de andere in het Engels, vind ik het tijd voor een nieuwe dagtrip.
Op Facebook, waar ik meestal de leuke plekken van Koerdistan vind, zie ik “Eej castle”, dat ergens tussen Soran en Rwanduz gelokaliseerd moet zijn. Een precieze locatie geeft de gps niet aan. Tot ik een vriend vraag, die zegt dat je “Ishqala fortress” moet zoeken. Bedenk dat maar eens. Eej wordt Ish, qala is zoiets als kasteel of oude muur (net als de citadel). Met deze nieuwe informatie kom ik er wel, hoewel de vriend wel aangeeft dat de plek beveiligd is en hij niet zeker weet of ze me door zullen laten gaan.
Niet veel later vertrekken we, om minder dan 2 uur daarna aan te komen bij de ruïne van wat ooit een kasteeltje op een heuvel met uitzicht op alle hoeken is geweest. Het uitzicht is er nog steeds prachtig. Voor wie goed richting Rwanduz kijkt, ziet zelfs de hoge rotswanden van Kharand, de schilderachtige canyon van Rwanduz.
Het laatste pad dat naar de ruïne leidt, lijkt inderdaad beveiligd, maar ik zie niemand die ik toestemming kan vragen om door te rijden. En aangezien het hek openstaat, rijd ik het pad verder op. Ik parkeer op respectabele afstand van de enige overgebleven muur van het kasteel.
Links achter de muur zien we een soort tunnel, die wanneer je hurkt om erin te kijken, slechts enkele meters verderop uitkomt. Onder in de tunnel is een droog bassin, waarvan we op dat moment nog niet de functie kennen. We lopen een rondje over iets wat nu paden lijken, maar misschien ooit tot muren hebben behoord, en komen via de rechterkant weer terug aan de voorzijde van de muur. Daar staat een informatiebord in 3 talen. We zijn nog niet klaar met het lezen van de Engelse tekst, wanneer er een auto aankomt. Gezien het blauwe kenteken, is het een auto van de overheid.
Twee mannen stappen uit en groeten ons. Ze stellen zichzelf voor en vragen wie we zijn en waar we vandaan komen.
“Goedemiddag. Ik ben Nederlands, maar hun vader is Koerdisch,” antwoord ik.
Ik leg uit dat we geïnteresseerd zijn in historische plekken en inmiddels al diverse plekken in Koerdistan bezocht hebben. De mannen reageren verrast. Ten eerste dat ik hen in het Koerdisch aanspreek en ten tweede dat we zo geboeid zijn door de geschiedenis van de regio. De ene man legt uit hoe de tunnel ooit de functie had om water te herbergen. Water waarvan ze tot op de dag van vandaag niet exact weten waar het vandaan gepompt werd. Er zijn wel enkele mogelijkheden in de buurt, maar duidelijk is, dat de bouwer van dit project goede kennis van zaken moet hebben gehad om überhaupt water naar deze hoogte te brengen.
Het kasteel heeft in zijn betere tijden uit twee verdiepingen bestaan. Aan de achterkant van de nog overeind staande muur kun je nog steeds een rij stenen onderscheiden van de rest van de muur, die destijds de vloer/het plafond tussen beide etages moet zijn geweest.
De lokatie op deze heuvel is vooral strategisch geweest voor de bewoner, die een zeer belangrijk man uit deze regio is geweest. Van alle kanten kon al van ver worden gezien wanneer er mensen zouden komen. Uiteindelijk is de bewoner vermoord, begrijp ik, en het kasteel is helaas grotendeels verwoest. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke prachtige historische plekken nog steeds tot de verbeelding spreken.
Als we de mannen vriendelijk bedanken voor hun uitleg en we aangeven weer te zullen vertrekken, bedanken ze mij dat ik de kinderen zoveel probeer te leren over de geschiedenis van het land. Op het visitekaartje dat ik van een van de twee mannen mee krijg, blijkt dat we met niemand minder dan de “Director of Affairs of Antiquities and Heritage”, oftewel de Directeur betreffende Zaken van Oudheden en Erfgoed, te maken hebben.
We rijden door richting het pretpark Shingl Bana, dat we vaker hebben bezocht, maar ik heb de kinderen beloofd een leuk uitje met hen te maken voor school weer begint. Onderweg stoppen we bij een klein lokaal wegrestaurant, bestellen een klein beetje eten, drinken er thee, cola en water, om vervolgens nog een kleine kilometer verder te rijden alvorens we bij de ingang van Shingl Bana arriveren. Van eerdere bezoeken heb ik nog steeds ons kaartje dat we laten opwaarderen voor de ritjes die we willen maken: Alledrie 1x Shingl Bana en 1x Shingl Bob. Per persoon betaal je 7.000 id, maar bij het delen van een karretje (1 volwassene, 1 kind, hoewel mijn beide kinderen ook samen mogen) betaal je 10.000 id per rit. De kinderen willen ook nog elk een ritje aan de zipline hangen (8.000 id per persoon). Iets wat ik liever oversla, want ik ben nu eenmaal niet zo dapper om met mijn benen op grote hoogte door de lucht te zoeven. Ik wacht liever onder de brug van een van de attracties tot de kinderen met een parkbus weer terug worden gebracht.
Na het park rijden we door naar onze vrienden, waar we weer (net als voor de zomervakantie met mijn oudste) de nacht zullen doorbrengen in hun vakantiehuis tussen de bergen en op hun grote stuk grond waar zoveel groente en fruit wordt geteeld dat ze grotendeels zelfvoorzienend zijn. Sinds enkele weken houden ze er nu ook twee schapen en een geit. Alle drie nog baby’s die ze met een fles melk geven. De kippen mogen overdag ook uit hun ren, maar worden ‘s nachts weer opgesloten uit voorzorg voor de woestijnvossen en zwerfhonden.
Het is fijn dat de kinderen samen kunnen spelen. Ze weten dat we meestal vroeg slapen en sturen daarom rond half 10 alle kinderen uit een van de twee slaapkamers dat hun huis telt en leggen vast drie dunne matrassen neer die elke ochtend weer netjes opgevouwen in de grote wandkast in de tweede slaapkamer worden opgeborgen. We krijgen kussens en elk een deken. In huis hebben ze roosters die dag en nacht koele lucht door de kamers blazen. Bovendien, door de hoogte van dit gebied ligt de temperatuur sowieso al iets lager dan in Erbil.
Het gezin en hun andere bezoek slaapt op eenzelfde soort matras in de woonkamer. Acht mensen naast elkaar in een rij.
Al vroeg in de ochtend wordt de grootmoeder wakker en gaat het land op om verse vijgen te plukken die we bij het ontbijt krijgen, en groente als okra en sperziebonen die de vrouw des huizes in een soep zal maken voor bij het middageten. Bij het ontbijt krijgen we zelfgemaakte appel- en vijgenjam, yoghurt waar je je nan (plat brood) in kunt dippen en een dikke witte crème dat bij navraag de top van melk blijkt te zijn.
Halverwege de middag op de tweede dag nemen we afscheid van de familie en vertrekken weer naar huis. Een tocht van bijna 2 uur.
Het is bijna het eind van de maand wanneer ik telefoon krijg van een neef die voor een lokale televisiezender werkt. Hij is de sleutel van hun werk-appartement verloren waar die middag een kort filmpje moet worden opgenomen. Familie woont verder weg en hij vraagt of hij bij mij langs mag komen om de opname te doen. Ik ga er eerst vanuit dat het een reclame is voor Arabische koffie ofzo, maar later, begrijp ik van hem dat het een veel groter project is. Het is nog geheim, dus ik zal er verder dan ook niet over uitwijken. Inmiddels heb ik een deel van het filmpje al gezien en het ziet er veelbelovend uit. Het deel dat bij ons in huis is gefilmd, beslaat maar zo’n 2 seconden van het hele gebeuren, maar stiekem vind ik het wel grappig dat we er een (kleine) bijdrage aan hebben gehad.