Dit jaar is het voor het eerst dat de kinderen beide Paasdagen vrij krijgen van school en zo rijden we Paasmaandag naar Mar Mattei Monastery, het oudste klooster in Koerdistan op de berg Maqloub, een kleine 20km verwijderd van Mosul. Van de keer dat we naar Alqosh reden, in juni vorig jaar, weet ik dat het niet zo ver rijden is en dat we aan een middagje uit genoeg zullen hebben.
Het eerste deel van de route is exact dezelfde als de weg naar Alqosh. Tot je de Rovia-Bardarash Road bereikt. Bij Alqosh ga je daar rechtdoor, maar voor Mar Mattei moet je linksaf. Een weg die ik bij mijn weten niet eerder heb gereden. Of het moet in een ver verleden zijn geweest, want ooit, in de periode dat de snelweg tussen Erbil en Duhok via Mosul ging, maar ruim voordat ISIS in 2014 zo berucht werd, zijn we eens via Mosul gereden. Toch zal het vast niet dezelfde weg zijn geweest. We volgen een smal weggetje door heuvelachtig gebied.
Het is nog Ramadan en veel mensen die ik ken, vasten. Niet bij Mar Mattei, waar we in hoofdzakelijk christelijk gebied zijn. We arriveren bij een gesloten slagboom en drie mannen in militaire kledij die aan een tafeltje naast de slagboom zitten te eten. Eén van de mannen staat op, veegt zijn mond af en komt op ons af.
Hij vraagt naar mijn paspoort.
“Is mijn eqama (verblijfsvergunning) goed?” vraag ik.
De man, die nog enkele etensresten aan het wegslikken is, knikt.
Iedereen die mijn naam probeert te lezen, struikelt over de uitspraak. Meestal zeggen ze iets wat lijkt op Fikdja of Fakdja. Ik noem mijn naam en de man laat ons door.
Ik rijd met de auto tot aan boven, onderaan de trap naar het klooster, waar een tiental, misschien twintig parkeerplaatsen zijn. We stappen uit en bewonderen eerst het uitzicht over de vallei van Nineveh. Hoe bijzonder dat we hier mogen staan. Halverwege de berg Maqloub, die volgens de bewegwijzering Alfaf wordt genoemd, onderaan de ongeveer dertig treden tellende stenentrap die naar het klooster leidt. Geschiedenis is het mooist wanneer je het zelf min of meer mag herbeleven. Koerdistan is, met haar rijke en langdurige historie, daar een geweldige plek voor. Evenals Irak zelf trouwens, maar helaas heb ik nog nooit voldoende moed gehad Irak te bezoeken.
Het klooster heeft een speelse indeling met trappen en deuren op verrassende plekken. We lopen via een pleintje naar trappen en hoger gelegen verdiepingen. Het is al warm. Niet te warm, maar zeker vergelijkbaar met een goede Nederlandse zomerdag. Op één van de hogere plateau’s zie je, naar wat ik vermoed, de ruïnes van het echte eeuwenoude klooster. De onregelmatige stenen van die muren zijn duidelijk anders opgebouwd dat de rechte stenenblokken van het nieuwere deel. Beneden zijn enkele kinderen nog aan het voetballen op het pleintje en op hetzelfde plateau als waar wij lopen, laat een stelletje foto’s maken door een andere jongeman.
Wanneer we terug de trappen aflopen naar beneden, lopen net diverse mensen het kerkje, dat aan de achterkant van het klooster ligt, in. Ik wil geen mogelijke kerkdienst verstoren door in- en uit te lopen, dus we laten het kerkje voor wat het is. Naast de ingang van de kerkdeur is een grote afbeelding in de muur verwerkt. Ik vermoed dat het Johannes de Doper moet voorstellen die op dat moment een jonge vrouw doopt.
Wanneer we bij de auto zijn en ik de weg naar huis probeer in te voeren op Google Maps, merk ik dat het internet hier niet optimaal werkt. Gelukkig is de weg niet heel moeilijk en herinner ik me het eerste deel, maar het duurt toch zeker ongeveer een kwartier tot een half uur voor ik weer bereik heb.
Hoewel de laatste dag van Ramadan pas op 9 april valt, heeft school de Suikerfeest-vakantie al bepaald op 9 tot en met 13 april. Zo gaat het derde trimester van school wel erg snel voorbij met al die vrije dagen.
Vrijdag de 12de neem ik de kinderen mee uiteten naar een restaurant onderin ons wooncomplex. Om daarna een rondje langs Gomaspan en (tot bijna aan) Shaqlawa te rijden. Een mooie route waar ik zelden kom, omdat het totaal niet op mijn route ligt. Het was enigszins onhandig van mij dat ik niet eerst heb gekeken naar hoe druk het op de weg zal zijn. Al na een minuut of twintig staan we in de file, die voor het controlepunt van Erbil op de Pirmam street al begonnen is en aanhoudt tot de weg naar Dgala, waar ik rechtsaf sla. Daar rijden we tussen de bergen van Sari Blind aan de linkerkant en die van Green Land aan de andere kant. Door de vele regen van de afgelopen tijd en de temperaturen die nog niet volledig hun hitte hebben bereikt, hebben de bergen nog hun intens groene kleur. Op het kruispunt van Gomaspan gaan we linksaf richting Shaqlawa. Er wordt aan de weg gebouwd, waardoor ik een deel niet herken van de eerdere keren dat ik hier langs ben gekomen. In de bocht staan twee mannen, zo te zien, normale burgers, het verkeer te regelen. Niet dat dat echt zo nodig is hier, want er is voldoende ruimte voor onze rij en die van de tegenliggers langs elkaar te rijden.
Bij het meer dat nu een veel hogere waterstand kent dan normaal en waar in de verte aan de oever een witte personenauto is vastgelopen en door enkele mannen naar hardere ondergrond wordt geduwd, moeten we linksaf. Als er nu niet zoveel verkeer zou zijn geweest doordat de mensen blijkbaar nog zo laat op de middag vertrekken voor een picknick aan de kant van de weg, is dit eigenlijk een heel rustige route, waar je van een mooie natuur kunt genieten.
Tot aan de hoofdweg die van Shaqlawa komt, zijn er niet al te veel voertuigen op dit stukje van de route. Maar op de hoofdweg komen we vrijwel meteen in een nieuwe file terecht. Als ik had geweten dat het zo druk zou zijn, had ik dit rondje vandaag niet gemaakt. Terwijl we halverwege de tunnel van Pirmam zijn gekomen, staan we opnieuw in een langzaam rijdende file. Geen prettig gevoel om te moeten remmen in een tunnel. Er is geen internetbereik in het middendeel en er zijn maar twee rijstroken. Op zulke momenten ben ik toch altijd even huiverig voor niet oplettend achteropkomend verkeer dat te laat remt en een kettingbotsing kan veroorzaken. Gelukkig is iedereen alert genoeg. Maar ze zijn wel ongeduldig. Diverse automobilisten beginnen te claxonneren. In de tunnel. Het kan overdreven zijn van mijn kant, maar lawaai maken in een tunnel met heel wat meters berg bovenop ons, stelt me niet meteen gerust. Om terug te claxonneren, lijkt me ook geen strak plan en dus erger ik me in stilte. Gelukkig stoppen de anderen ook al snel en zie ik even later het einde van de tunnel in zicht komen.
Normaal zou me het me misschien een half uur kosten om vanaf dit punt tot aan huis te komen, maar nu sta ik ongeveer nog een uur in de file tot aan het controlepunt van Erbil. Even overweeg ik via het viaduct bij Khanzad de Mala Omar weg te nemen, maar uit ervaring weet ik dat soms het keerpunt direct naast het controlepunt van Erbil op drukke momenten soms wordt afgesloten. Meer geduldig dan ik in werkelijkheid ben, blijf ik op de hoofdweg rijden. Omdat er volgens Google Maps een nieuwe file tussen de 150 en 120 meter wegen in zit, neem ik de 150 meter weg naar huis. Kwart over 8 zijn we thuis.
Die avond, tegen middernacht vermoed ik, zijn er opnieuw gevechten met vuurwapens in ons oude dorp, Mala Omar. Ik zie beelden van de bekende rode kogels in de donkere nacht die we zo vaak in de afgelopen jaren hebben gezien. Een ander filmpje laat meerdere auto’s van beveiligingsdiensten of politie zien die op hoge snelheid naar de gevechten toe rijden, terwijl op de achtergrond de kogels nog steeds zichtbaar over en weer geschoten worden. Overigens zijn de schutters meteen gearresteerd en de schietkamers die deze families blijkbaar op hun huizen hadden gebouwd, zijn daags erna door de Koerdische Veiligheidsdiensten gesloopt.
Via het nieuws zijn we min of meer op de hoogte dat de spanningen tussen Iran en Israël zijn opgelopen en ik heb al gelezen dat de verwachting is dat Iran binnen 48 uur raketten naar Israël zal sturen als antwoord op de Israëlische bombardementen op Iraanse doelen in onder andere Syrië.
De nacht na de schietpartij in Mala Omar stuurt Iran over onze hoofden raketten naar Israël. Ik slaap later dan normaal in, iets na twaalven, wetende dat de raketten op meerdere plekken in Koerdistan aan de nachtelijke hemel zijn gespot.
Vanwege de situatie is het Nederlandse consulaat meteen gesloten en ook het vliegveld in Erbil wordt enkele uren gesloten.
De volgende ochtend lees ik over de bij Rwanduz (1,5 uur rijden van ons vandaan) neergehaalde raket. Die middag spreek ik mijn twee beste vrienden. Beiden hebben de klap die het gegeven had wel gehoord. Ik niet. Ondanks dat ik een wat onrustige nacht had, sliep ik blijkbaar op dat moment op mijn goede oor.
“Het was echt luid, hoor,” overtuigt de vrouw mij.
De man beaamt het met een glimlach.
“Nou, ik zal de komende nacht eens met het raam open slapen. Hoor ik misschien ook eens wat. Nu mis is alles,” antwoord ik.
Ondertussen ben ik nog steeds bezig met het regelen van mijn werkvergunning en via via kom ik in contact met een man die bij het Ministerie van Hoger Onderwijs werkt. Ik bel de man en vertel hem over mijn situatie en over hoe de advocaat en Health Staff Syndicate niet geloven dat ik een bachelor-diploma heb.
“Heb je MBO gedaan in Nederland?” vraagt de man, nadat hij een poosje naar mijn verhaal heeft geluisterd.
Het verrast me dat hij überhaupt met de term MBO op de hoogte is.
“Nee, ik heb HBO gevolgd, maar omdat mijn opleiding destijds 3 jaar was en hier in Koerdistan een soort van mondhygiëne-opleiding is die 2 jaar duurt, weigeren ze mijn bachelor graad te erkennen.”
“Als je HBO hebt gedaan, dan hoor je niet bij Health Staff Syndicate te zijn,” legt de man uit, “Jouw diploma is een bachelor en valt onder het Ministerie van Hoger Onderwijs.”
Blijkbaar is de opstart van het regelen van mijn werkvergunning dus al meteen bij de start verkeerd gegaan, doordat de advocaat het had ingediend bij de verkeerde instantie en deze instantie is blijkbaar ook niet op het idee gekomen om ons te verwijzen naar het Ministerie van Hoger Onderwijs. Ik moet zowel mijn propedeuse als mijn diploma van de opleiding Mondhygiëne laten vertalen naar Koerdisch, Arabisch of Engels en dan samen met andere documenten uploaden op een website van het ministerie waarvan ik inmiddels al een link heb gekregen. Van daaruit gaan ze verder kijken wat er moet gebeuren.
Tegelijkertijd hoor ik via via juist weer andere geluiden, welke ook van het Ministerie van Hoger Onderwijs komen. Volgens deze bron is de kans klein dat ze mijn diploma als bachelor gaan erkennen. Het schijnt dat ze zelfs een diploma van een topuniversiteit in Frankrijk hebben afgewezen.
Hoe dan ook. Ik heb de benodigde vertalingen geregeld bij een erkend vertaalbureau, waar de man zelfs zo aardig was gratis mijn documenten, inclusief alle pagina’s van mijn paspoort, in te scannen en om te zetten naar pdf-bestanden. Inmiddels heb ik ook het verzoek ingediend via de website. Eerst maar eens geduldig afwachten, want volgens de geruchten is er een lange wachtrij.
In de tussentijd krijg ik enigszins onverwacht opnieuw het aanbod van mijn vorige-vorige werkgever of ik dan toch even wil bijspringen als supervisor van het schoonmaakteam in mijn wooncomplex. Onze collega-supervisor is in zijn eentje en het is onmogelijk overal ogen en oren te hebben. Zeker nu inmiddels de vierde toren ook al vrijwel geheel klaar is en deels bewoond. Het is alleen om bij te springen. Ik hoef er niet hele dagen aanwezig te zijn. Het enige wat ze van me vragen, is dat ik de torens en enkele vaste plekken, zoals alle recepties en het kantoor, doorloop en problemen registreer en doorgeef aan de collega-supervisor. Per toren ben ik al gauw 1,5 uur bezig. Het klinkt minder vermoeiend dan het is, want in principe loop ik vanaf de 32ste verdieping alle trappen af naar de parkeergarage, die 4 verdiepingen telt. Met de lift mag ook, zolang ik het trappenhuis wel controleer. Hoewel het omslachtiger is met de lift steeds een verdieping naar beneden te gaan, probeer ik dat toch af en toe. Traplopen is namelijk niet de meest gezonde sport voor mijn heupen.
De recent voltooide toren heeft een andere plattegrond, met slechts 4 appartementen per verdieping, waardoor de hal korter is en ik er zo’n drie kwartier over doe om beneden te komen. Vanwege de kortere tijd loop ik die dag 2 torens af. Een klus die me zo’n 2,5 uur heeft gekost en volgens mijn health app ruim 16.000 stappen heeft opgeleverd.
“Vandaag was een vermoeiende dag,” zeg ik tegen mijn werkgever wanneer ik hem zie.
“Hoezo?” vraagt hij.
Ik leg hem uit over het vele trap aflopen en de nacht ervoor, waarin ik sowieso al 4 uren wakker heb gelegen. Bovendien heeft mijn collega-supervisor aangegeven dat hij niet zoveel foto’s (die dag heb ik hem zo’n 160 foto’s met bijgeschreven locatie gestuurd) per dag kan verwerken. Ook al zijn niet per se alle foto’s voor hem en het team bedoeld. Er zitten ook tientallen bij die het kantoor van ons wooncomplex zelf moet regelen.
“Maar je moet jezelf niet moe werken,” zegt mijn werkgever, “Je mag maximaal een toren per dag doen en als je andere dingen voor jezelf te doen hebt, die belangrijker zijn, dan doe je die eerst.”
Als dochter van hardwerkende arbeiders ben ik alleen niet zo goed in minder mijn best doen, maar ik beloof mijn best te doen. En om mijn collega-supervisor ook enigszins tijd te geven alle foto’s te verwerken, blijf ik de volgende dag dan maar thuis. Ik gun mezelf eens een dagje vrij.
In Erbil viert het Nederlandse Consulaat de 28ste van deze maand koningsdag. De uitnodiging wordt via mail gestuurd, maar via de app vragen ze voor het derde jaar op rij of onze kinderen weer in Nederlandse klederdracht bloemen willen uitdelen op de receptie. Zoals afgesproken, arriveren we iets voor half 7 in de avond bij het Divan hotel in Erbil. Voor het omkleden mogen we weer een kamer lenen en even later staan we -de kinderen in vol tenue- samen met andere gearriveerde gasten in de rij. De vanuit het hotelkamerraam nog rustig ogende receptie die beneden in de grastuin is gestart, verandert eenmaal beneden binnen een mum van tijd in een drukke menigte van honderden gasten waar ik moeite heb vrienden en kennissen te herkennen. Naast de mensen van het consulaat, tref ik mijn werkgever en zijn broer, een vroegere collega uit de tijd van onze kliniek, een andere man die ik heb leren kennen doordat ik eens les gaf aan een groep Yezidi kinderen in een vluchtelingenkamp, de echtgenoot van een nicht van mijn kinderen, en een Nederlands Koerdische vrouw met wie ik jaren geleden eens in een cafeetje heb gezeten. Het is gezellig en goed georganiseerd.
Ondanks dat de avond is gevallen, is het warm. Zo warm dat om 8 uur mijn kinderen half bezweet bij mij komen vragen of ze even in de hotelkamer kunnen afkoelen. Ik heb het pasje van de kamer nog bij mij, en over een kwartier worden de kinderen verwacht onder aan de trap richting de uitgang waar ze de honderden oranje babyroosjes mogen uitdelen aan de vertrekkende gasten, dus gaan we snel naar de hotelkamer.
“Ik zweet zo erg, mama,” zucht mijn zoon, “wat kan ik doen?”
“Doe je eigen t-shirt onder dit rode overhemd aan. Meestal koelt dat wel af.”
“Wordt dat juist niet warmer?” vraagt hij zich af.
“Nee, juist niet. Ik doe ook altijd een hemd onder mijn kleding om koel te blijven. Probeer het maar.”
Mijn zoon gaat akkoord en inderdaad, de rest van de avond zweet hij niet meer.
Dan begint het echte werk voor hen: Vanaf kwart over 8 tot ongeveer half 10 delen mijn beide jongsten de babyroosjes uit. Diverse gasten geven leuke complimenten en willen met hen op de foto. De cameraploeg van die avond komt ook langs om even een korte shot met hen te doen, waarin ze elke een bosje bloemen moeten “aanbieden” aan de camera.
Doodmoe, maar voldaan rijden we, na het bedanken en afscheid nemen van de mensen van het consulaat, rond 10 uur terug naar huis. Het is een latertje voor ons. Meestal liggen we wel eerder in bed, maar we hebben genoten.