Zoals ik al wel eens eerder heb genoemd, hebben we 3 soorten elektriciteit: de sterke hoofdstroom, die we van de overheid krijgen, maar die winters een aantal uren per dag uitvalt en zomers soms wel periodes van 4 a 5 dagen achtereen wordt gegeven. Voor de ontbrekende uren zijn we aangesloten op de generator in het dorp. Via hen krijgen we zwakke stroom. Iets van 21 of 24 ampère. We vragen 24 ampère, maar onderweg gaat er wel eens wat verloren, begrijp ik. De gebruikelijke elektrische apparatuur kan ermee aangesloten blijven.
De vloerverwarming moet wel uit als we generatorstroom hebben, maar dat werkt toch lange tijd na. De filters van het zwembad kunnen er ook niet op werken, maar in de winter zwemmen we natuurlijk sowieso al niet. Overige apparatuur, zoals de koel-/vrieskasten, de warmwater geiser en de drinkwater apparaten hoeven we niet uit te zetten. Meestal houden we nog voldoende elektriciteit over voor het laten draaien van 1 van de 2 wasmachines, de tv en het opladen van de laptops, tablets en telefoons.
Ondanks de aanvulling van de generatorstroom uit het dorp hebben we zeker ‘s winters enkele uren stroomuitval per dag over. Die tijd, vaak nog zo’n 3 a 4 uren per dag, komen we ook zonder elektriciteit wel door. En als het allemaal wel net even te lang duurt, dan zetten we de generator van thuis aan. Veel stroom komt er niet vanaf, maar voor een beetje licht, waterdruk en het opladen is het net genoeg.
Het krijgen van voldoende elektriciteit is nog best duur. De generator thuis valt mee. Deze werkt op benzine en kost mij voor 2 jerrycans die in tijden met heel veel stroomuitval zo’n 2 week meegaan zo’n 8 euro. Benzine is hier gelukkig erg goedkoop. Zomers kunnen er gemakkelijk maanden overheen gaan, voor die beide jerrycans leeg zijn.
De generator van het dorp is het meest kostbaar. Het bedrag verschilt per maand en is afhankelijk van het aantal ampère dat je krijgt en het aantal uren dat hun generator aan gaat. Heel gemiddeld genomen, betalen we zo’n 150 euro per maand. De ene keer 100 euro, een andere maand kan het wel 200 euro zijn.
De hoofdstroom hebben we altijd gratis gekregen. Er zat niet eens een meter tussen de stroomtoevoer en ons huis. Tot vorig jaar vlak voor de Corona tijd begon. De overheid is bezig met het invoeren van wat extra regels en daar hoort blijkbaar ook een elektriciteitsmeter bij. We lieten een meter plaatsen en wachtten tot de overheid een mannetje zou sturen om de rekening te innen. Zoiets gaat hier nog deur aan deur en niet via automatische bankrekeningen.
Maanden gingen voorbij, maar er kwam niemand langs en even was ik bang dat ze een enorm bedrag in 1x zouden vragen. Ik deed nog navraag bij onze advocaat, maar ook daarna kwam er nog steeds niemand aan de deur om de rekening voor de hoofdstroom te innen.
In de eerste week van januari, er was ongeveer een jaar verstreken, stond de beste man dan eindelijk aan de deur. Met de nota. En een melding: Over het afgelopen jaar hoefden we nog geen cent (dinar in ons geval) te betalen voor de gebruikte hoofdstroom. Vanaf de volgende keer moeten we betalen. Een heel jaar met een meter voor de stroom, maar het was gratis. Een meevallertje. Ook wel fijn, omdat ik juist heb begrepen dat de prijs van elektriciteit zo’n 20% zal gaan stijgen.
Dezelfde dag word ik gebeld door een supervisor van de school. Waarschijnlijk gaan de scholen per 10 januari weer beginnen. Heel voorzichtig en in delen, want alleen mijn dochter van 15 mag komen. Helaas blijkt de avond van te voren dat de overheid toch nog uitstel vraagt voor het openen van de scholen en moeten we hopen op een herstart voor een week later.
Opnieuw wordt uitstel gevraagd en ondertussen zijn de scholen nog steeds gesloten voor de gewone dagelijkse lessen. Er gaan nu geruchten dat ze aanstaande zondag verwachten open te gaan. Ik hoop het. Na ruim 11 maand de scholen gesloten te hebben, zijn de cijfers hier flink gedaald.
Ik weet dat onze kinderen niet de enige zijn. Ik hoor meer ouders van wie de kinderen rond de 30 punten gezakt zijn (3 punten in het Nederlandse systeem). Ik heb besloten me geen zorgen meer te maken en de schade na de opening van de school wel te bepalen en dan naar oplossingen te zoeken.
De online lessen werken voor onze kinderen echt niet. Met dingen waar ze zich wel voor interesseren, zitten ze moeiteloos uren achtereen naar een scherm te kijken, maar de lesstof valt niet direct binnen hun grootste interesse. Ik kan het ze niet eens kwalijk nemen. 2 a 3 lessen achter elkaar aan, een pauze, weer ongeveer 2 lessen, nog een pauze en weer zo’n 2 a 3 lessen. Urenlang. Van 8 tot rond 2 tot 4 uur. Van zondagen tot en met donderdagen. Ik zie weinig verschil met de tijden van de fysieke lessen op school.
Dan heb ik het nog niet eens over het feit dat een huiskamer geen klaslokaal is en het doordringende geluid van 3 verschillende lessen door elkaar me serieus op mijn zenuwen werken. Daarnaast heb je nog de schoonmaakster die ondertussen haar werk doet of dat ikzelf de huiskamer binnen kom. Ze hebben wel ieder een eigen slaapkamer. Ook geen klaslokaal, maar meer privacy. Redelijk te doen, ware het niet dat met de stroomuitval het internet daar te zwak is om de lessen te volgen. En ja, ik heb de online lessen dus opgegeven. Mijn dochter van 15 doet af en toe nog alsnog dat ze online zit. De beide jongsten doen hun lessen niet eens meer aan. Nu hebben ze tenminste energie over voor het maken van huiswerk, ook al is dat niet in de regelmaat die school liever ziet. Mijn jongste kan nu gelukkig aardig lezen. Uit noodzaak heb ik haar dat zelf maar aangeleerd. Ondanks dat ze de eerste maanden wel echt haar best deed tijdens de online lessen, deed dat niets voor haar leesvaardigheid. Tegenwoordig lees ik met haar elke avond uit haar schoolboekje “Dick Whittington and his cat”. Lastige woorden staan er tussen voor 2de-klassers: surrounded, somewhere, exclaimed, completely, everything, especially, through, enz.
Soms lezen we wel 3 a 4 avonden achtereen tot ze de moeilijke woorden beter leert onthouden. De eerste bladzijden leest ze nu vlot en vrijwel zonder fouten.
Gelukkig is er wel fysieke bijles voor mijn jongste voor rekenen en Engels. Tweemaal per week mag ze voor 1,5 uur naar school. Het is wat extra werk voor mij, maar ik heb het er graag voor over.
Mijn zoon van 10 doet behalve zijn huiswerk eens in de paar dagen niet zoveel aan school. Als hij een examen heeft en weer eens onvoorbereid naar school gaat, hoor ik hem een beetje mopperen: “Ik wil niet naar school. Ik heb niet geleerd voor deze toets. Ik weet andere dingen.”
Ik lach, want dagelijks gooit hij me spreekwoordelijk bijna dood met zijn kennis, waarvan ik vaak niet eens alles begrijp. Hij smijt met termen die ik nooit eerder heb gehoord, informeert mij over wat er in atoombommen zit, de impact die ze hebben, hoe ver de planeten uit elkaar staan of wat hun eigenschappen zijn en andere willekeurige informatie. De laatste tijd verdiept hij zich weer in talen. Eerder heeft hij zichzelf al het Russische alfabet aangeleerd, iets waar mijn dochter van 15 zich ook in interesseert. Zij kan wat woorden en zinnen zeggen en begrijpen. Met al die online lessen zal ze minder tijd hebben voor haar Russische hobby, maar in fases is ze heel fanatiek bezig om het te leren.
Mijn zoon leerde er laatst wat Oekraïens bij. Ook typt hij vaak een woord in op internet en schrijft de vertalingen ervan op een papier. Het liefst in de meest uiteenlopende alfabetten. Tenslotte mag ik dan raden in welke taal het geschreven is. Of hij zoekt het langste woord in verschillende talen op en schrijft ze voluit. In het Arabisch, Duits of welke taal dan ook.
Als ik op een avond thuis kom, kan hij ineens het woord “Pneumonoultramicroscopicsilicovolcanoconiosis” uit zijn hoofd spellen. Hij weet ook nog wat het betekent.
Dagelijks meerdere keren loopt hij achter me aan en hoor ik zijn kennis aan waar ik geen weet van heb. Zo gebeurt het meer dan eens dat ik mezelf klaar maak om naar buiten te gaan: nog even naar het toilet, tandenpoetsen, parfum spuiten, nog een slokje water, schoen aantrekken, noem maar op. Ik loop dan door huis en mijn zoon loopt als een levende encyclopedie achter me aan. De gekste feiten krijg ik te horen. Hij blijft in onze geopende voordeur praten tot ik de poortdeur van de tuin achter me dichttrek. Dan volgt de stilte.
Ik reken mezelf niet eens tot de domsten, zo adviseerde mijn juf van de eerste klas mijn ouders om mij de 2de klas te laten overslaan, waar mijn ouders overigens niet in zijn meegegaan, maar tegen de kennis van mijn zoon kan ik niet op. Dus ik laat hem zijn gang gaan. Hij doet zijn eigen kennis wel op. Meer dan dat ik hem kan aanbieden. Natuurlijk is er tegenwoordig een hoop informatie op internet te vinden, maar je moet er alsnog wel interesse in hebben dat allemaal te weten. Die interesse heeft hij. Hij is heel leergierig. Vooral wetenschappelijke dingen trekken hem aan, maar dus ook de wereld, landen, talen en vlaggen.
Aan het begin van de coronatijd, waarin de scholen al dicht zaten, zat hij met zijn neus in de science-boeken. Niet van zijn eigen klas (hij zit in de 5de nu), maar van zijn oudste zus van toen ze nog in de 10de klas zat. Het periodieke systeem? Reuze boeiend. Hij kende toen een deel van de elementen uit zijn hoofd. Hij tekent schema’s na uit die boeken. Mijn zoon heeft dus een enorme kennis, maar de informatie die op school aan hem wordt gegeven, gaat momenteel compleet langs hem heen.
En dus als hij vraagt waarom hij de lesstof van school moet leren, antwoord ik: “Omdat je ook informatie moet kennen, die andere mensen leren.”
Hij zucht nog een keer en met zijn tas op zijn rug gaat hij weer met tegenzin naar school. Een van de weinige keren dat ze fysiek op school moeten zijn.
Dat scholen hier nog niet open zijn, betekent niet eens dat er zoveel nieuwe besmettingen zijn. Een maand of 4 geleden is naar schatting zo’n 80% van de bevolking al besmet geweest. Dat zijn grove schattingen. In de officiële cijfers is het niet terug te zien. Velen zullen zich niet hebben laten testen, vermoed ik. Het aantal doden per week is wel enorm gedaald. Voorheen zag ik op mijn Facebook elke dag zo’n 2 a 3 mensen per dag voorbijkomen, die overleden waren (hier worden geen rouwkaarten verzonden, maar vertellen zwarte spandoeken met witte letters die in het openbaar worden opgehangen wie er overleden is en worden foto’s met vaak een zwarte streep in een van de hoeken van de foto verspreid via de social media). Tegenwoordig zie ik gelukkig nog maar weinig van die rouwberichten.
Momenteel zeggen de officiële cijfers het volgende:
106.185 Totaal aantal besmettingen sinds 1 maart 2020 (in mijn provincie Erbil: 36.767)
99.191 Herstelde mensen (Erbil: 35.111)
3.472 Overleden mensen (Erbil: 924)
3.522 Actieve besmettingen (Erbil: 732)
107 Nieuwe besmettingen (Erbil: 13)
Dit is voor de hele Koerdische regio met een oppervlakte ongeveer gelijk aan Nederland en met 6 tot 8 miljoen inwoners, waarvan de meesten wel samen met enkele honderden duizenden tot een miljoen mensen in de grote steden wonen. De provincie Erbil heeft bijna 3 miljoen inwoners, waarvan ongeveer 1 miljoen in de stad zelf wonen.
Behalve de gesloten scholen sinds 26 februari vorig jaar merk je vrijwel niets meer van de maatregelen. Een enkeling (waaronder ikzelf meestal) loopt nog met een masker buiten en ik kan niet merken dat mensen bewust afstand bewaren. Dat afstand bewaren was hier nooit een sterk punt, eerlijk gezegd. Sommige winkels of de school eisen nog wel het dragen van een masker. Ook voor de kleuters. Ik vind dat persoonlijk wel fijn en de kinderen zijn er allang aan gewend, want ook bezoek bij anderen dragen we nog maskers.
Zoals de situatie hier nu is, lijkt het dat de samenleving toch een soort van groepsimmuniteit heeft gekregen. Ben benieuwd of de nieuwere versies van het virus hier nog voor nieuwe besmettingen gaan zorgen. Dat is dan ook de reden dat ik buiten nog op veel plekken een masker draag, dagelijks multivitamines slik en af en toe een extra vitamine C tablet. Tot nog toe hebben de multivitamines mij mijn meest gezonde jaar opgeleverd. Ik ben nog nooit zo gezond geweest als het afgelopen jaar. Elk seizoen loop ik normaal toch zeker een verkoudheid op. Echte griep valt mee. Dat is alweer wat jaren geleden. Af en toe keelpijn (toen ik nog in Nederland woonde, had ik gemiddeld elke 2 maand wel keelpijn of keelontsteking). Maar het laatste jaar was ik gezonder dan anders. Geen verkoudheid. Geen keelpijn. Niks van dat alles. Die vitamines blijf ik dus nog wel even slikken.
Zo nu en dan breng ik mijn jongste naar een binnenspeelparadijs. Zo’n soort Monkey Town, zoals ze dat in Nederland kennen. We hebben er meerdere, waarvan ik meestal Fun Factory in Ainkawa en heel soms in Park View bezoek of Stay & Play in de MRF-gebouwen tegenover de wijk Empire World in Erbil.
Op een middag rijd ik met mijn jongste dochter over de Pirmam street naar Erbil. Het is een autoweg waar je op sommige plekken 100 en iets na het controlepunt van Erbil (dus zeg maar binnen de bebouwde kom) 80 km per uur mag rijden. Verkeersregels zijn er vast, maar iedereen rijdt daar waar plek is. Zonder problemen haal je met 20 km per uur te hard (als er geen radar staat) aan de rechterkant een politieauto in. Zolang je geen ongeluk veroorzaakt, is vrijwel alles toegestaan. Er zijn maar weinig viaducten, zodat we op veel plaatsen nog via de middenberm moeten keren. Om ruimte te geven aan de kerende voertuigen, staan er zomaar (zonder waarschuwing vooraf) zachte paaltjes op de linkerbaan. Als je op de linkerbaan rijdt en zo’n keerpunt met paaltjes tegenkomt, moet je je auto rustig aan tussen de voertuigen op de rechterbaan drukken. Ritsen zou kunnen, maar opzij dwingen mag ook. Mensen zijn dat ook gewend, zodat dat heel vaak probleemloos gaat. Ik ben aardig geïntegreerd in het verkeer. Het gaat me hier makkelijker af dan in Nederland. Daar let ik teveel op of ik niet de snelheid overtreed. En heel af en toe twijfel ik een fractie van een seconde of je nou links of rechts mag inhalen. De vele verkeersborden aan de kant van de weg in Nederland werken voor mij ook afleidend. Hier weet ik de radars te staan en hoef alleen maar de andere voertuigen te ontwijken. Of dat nu letterlijk en figuurlijk linksom of rechtsom gebeurt, maakt niet zoveel uit. Dus meestal verlopen mijn ritjes geheel soepel en zonder stijging van mijn adrenalineniveau.
Die middag rijd ik op de linkerbaan, ga ruim voor het keerpunt naar de middenbaan en zie een vrachtwagen staan die op de weg wil keren. Voor de vrachtwagens is de ruimte van het keren op alleen de linkerbaan vanzelfsprekend veel te smal en ik wil hem de mogelijkheid geven te keren. Ik kijk in mijn binnenspiegel. Een taxi rijdt direct achter mij en ik schat in dat hij nog makkelijk kan remmen. Ik doe mijn alarmlichten aan, rem rustig af en werp nogmaals een blik in de binnenspiegel. De taxi is netjes afgeremd, maar dan zie ik de 4de auto achter mij op zijn voorganger botsen. Niet keihard, maar toch. Ik laat een zucht ontsnappen.
Dit alles gebeurt regelrecht voor het oog van minstens 3 agenten, die toch al vlakbij staan. Ik stond al stil (voor de kerende vrachtwagen) en blijf nu ook maar staan. Een van de agenten komt naar mij toe.
“Mag ik je rijbewijs?” vraagt hij door mijn geopende autoraam.
Mijn in het Koerdische vertaalde rijbewijs is al maandenlang verlopen en dus geef ik de agent mijn Nederlandse exemplaar.
“Kun je daar aan de kant van de weg wachten?” vraagt hij mij nadat hij mijn rijbewijs als een soort garantie heeft ingenomen.
Zelfs zonder het afgeven van mijn rijbewijs, zou ik er niet over piekeren ervandoor te gaan. Te veel camera’s, teveel controle. In no-time vinden ze mensen die op de vlucht slaan terug. En bovendien is het niet mijn stijl.
De mensen in een aantal andere auto’s stappen uit, discussiëren met de agenten. Ik blijf zitten, wacht af tot de agent naar mij toekomt en meng me bewust niet in de discussie. De 4de auto had sowieso afstand moeten bewaren, maar hier in Koerdistan werkt alles net even anders en dus ben ik niet zeker of ik volgens hun recht fout ben of niet. En juist om die reden wil ik me niet mengen in de discussie op straat, omdat ik ook best een heethoofd kan zijn en makkelijk reageer op uitspraken die in mijn ogen niet terecht zijn.
Het duurt een minuut of 5, misschien 10 voor de agent naar mijn auto komt lopen. Ik open mijn raam opnieuw en leg hem uit dat ik wel heb gekeken of de taxi achter mij nog voldoende tijd en afstand had om te remmen, maar dat ik echt niet alle auto’s in de 100 meter achter mij ga controleren.
“De mensen achter je waren fout, omdat ze geen afstand hebben bewaard,” stelt de agent me gerust. Hij heeft dat ook al aan de andere bestuurders verteld, zegt hij.
“Maar probeer voortaan geen voorrang te verlenen aan andere voertuigen,” raadt de agent mij aan.
Geen voorrang verlenen, dus. Het advies van de agent. Ik vind het prima. Ik vraag voor de zekerheid nog even of er geen gewonden of grote schade is. Volgens hem is er weinig schade en is iedereen in orde. Ik krijg mijn rijbewijs van hem terug en mag zonder problemen weer verder rijden. Nog een meevaller.
De volgende middag kom ik net terug van Erbil en rijd inmiddels weer op de dorpsstraat achter een andere auto. Hij remt af en komt tot stilstand. Een beetje een vreemde plek, maar goed, hij mag dat recht nemen. Ik rem af en stop achter hem. Niks aan de hand. Maar dan heeft hij zijn auto in de achteruit gezet en ziet mij blijkbaar niet staan. Ik heb net te laat in de gaten dat hij achteruit komt rijden. Ik claxonneer wel, maar te laat natuurlijk. Hij rijdt tegen mijn auto aan. Een bromfietser ziet alles gebeuren en staat even stil. De auto voor mij, parkeert zijn auto in de berm en ik volg zijn voorbeeld. Een jonge man met een enorme glimlach stapt uit. Ik schat hem achter in de 20. Deze keer stap ik ook uit. Samen bekijken we zijn achterkant en mijn voorkant. Alleen mijn kentekenplaat is wat gedeukt door zijn trekhaak. Hij trekt er wat aan en strijkt het even glad. Alsof dat effect zou hebben.
“Alleen een deukje in de kentekenplaat”, constateert hij nog maar even, “Verder ziet het er goed uit.”
Hij aait nog voor een laatste keer over mijn nummerbord en staat weer op. Zijn glimlach is onverminderd groot. Stiekem moet ik ook wel lachen. Ik neem afscheid van hem en binnen een minuut zijn we beiden weer onderweg.
In de 2de week van januari is mijn jongste dochter jarig. Ze is 7 geworden. Zo cliché, maar de tijd vliegt echt. Ze mag dan veruit de jongste thuis zijn, voor haar leeftijd is ze heel flink. Met regelmaat en op eigen initiatief ruimt ze haar eigen slaapkamer op en strijkt ze haar dekbed zo recht en legt haar knuffels zo netjes neer dat zelfs onze schoonmaakster het niet beter had kunnen doen. Het enige teken waaraan ik kan zien dat mijn dochter en niet de schoonmaakster haar kamer heeft schoongemaakt, is de lege beker en eventueel andere vaat die beneden afgewassen moeten worden en die mijn dochtertje dan midden op de overloop laat staan. Dat heeft ze afgekeken van de schoonmaakster. Die verzamelt de vuile vaat van de slaapkamers daar ook, maar neemt zodra ze klaar is, deze mee naar de keuken. En dat laatste deel vergeet mijn dochtertje dus nog.
Verjaardagen vieren we al jaren niet heel groot. De avond van te voren versier ik de kamers met slingers en ballonnen. In de ochtend ontbijten we met taart en mogen de kinderen hun kadootjes uitpakken.
Eigenlijk heb ik het idee om die dag samen met de kinderen naar de citadel in de binnenstad te gaan, maar het weer is te slecht. Het is koud en regenachtig. Geen dag om een paar uur in de citadel door te brengen, dus we gaan een week later. Voor 1000 dinar (zo’n 70 eurocent) parkeer ik de auto op een van de parkeerplaatsen rondom de historische stadsmuur en lopen we het pad, dat naar een van de ingangen van de stadsmuren loopt, naar boven.
Ik kom er niet vaak, maar ik hou van deze plek. Het is toch ook bijzonder om door 6000 jaar historie te mogen lopen? Er zijn archeologische opgravingen gedaan van nog langer geleden. Al jaren zijn ze nu met restauraties bezig en eerlijk gezegd begin ik nu pas daarvan wat verschil te merken. Je mag, vanwege de herstelwerkzaamheden en het feit dat er instortingsgevaar bestaat bij diverse woningen, alleen op de hoofdstraat lopen die van de ene poort naar een andere poort aan de andere kant van de heuvel loopt. Een wandeling van niet meer dan 5 minuten. Ooit was dit dus de stad Erbil; Hawler in het Koerdisch, Urbiliom, Arbaelo of Arba-Ilo in de oudheid. Ik heb me laten vertellen dat er sinds de werkzaamheden nog 1 gezin woont, om zo titel van de oudste continu bewoonde stad ter wereld (of een van de oudste) niet verloren te laten gaan. Volgens mij is het de bedoeling na de restauraties er weer enkele tientallen gezinnen te laten wonen.
In het midden wappert de Koerdische vlag aan een meterslange rechtopstaande ijzeren paal op een verhoogd stuk beton, waar je soms mannen in legerkleding ziet zitten. Het verschil tussen Asayish (Veiligheidsdienst) en peshmerga (soldaten) is voor mij lang niet altijd duidelijk, dus ik durf niet met zekerheid te zeggen welk beroep ze hebben. Om de betonnen verhoging met de paal met de Koerdische vlag zou je kunnen zeggen dat een soort van rotonde ligt. Auto’s zijn er vrijwel niet, omdat de meeste auto’s niet worden toegelaten, maar hier en daar staan wel wat voertuigen. Wellicht van de mensen die in de citadel werken.
Er is een heel klein museum waar barbies met de klederdracht van de verschillende Koerdische stammen te zien zijn. En andere barbies die het dagelijkse leven van vroeger uitbeelden. Er tegenover staat het oude badhuis en een moskee (waar ik nooit binnen ben geweest, omdat deze volgens mij (nog) niet toegankelijk zijn). Iets verderop is het textielmuseum van 2 verdiepingen, waar diverse tapijten en wat andere gebruiksvoorwerpen tentoongesteld worden. Nog iets verder (eigenlijk aan het einde van de stadsheuvel, naast de andere poort) is een open plek wat ik als een theater zie. Een soort trapsgewijze verhogingen, waar recenter houten bankjes op zijn bevestigd, die allemaal zicht hebben op een niet al te groot podium. Achter dat podium, aan de overkant van de hoofdstraat, is het souvenirwinkeltje. Verscheidene tierelantijntjes staan daar uitgestald en de paadjes er tussen zijn misschien hooguit een halve meter breed, wat het geheel een ietwat chaotische, maar knusse sfeer geeft. Het zijstraatje dat naast de souvenirwinkel loopt, mag je wel in en brengt je naar het kleine, maar alsnog 2 verdiepingen tellende museum met edelstenen. Dat is de plek die mijn zoon van 10 en mijn dochter van 7 helemaal geweldig vinden en ze zijn er bijna niet weg te krijgen. Ook deze dag lopen ze vrijwel rechtstreeks door naar dit museum. Voor volwassenen en oudere kinderen betaal je een klein bedrag van 1.500 dinar (iets meer dan 1 euro), dus met mijn 3 kinderen (waarvan mijn 2de dochter 15 is) mag ik al voor 3.000 dinar naar binnen. Alle plekken hebben hier een soortgelijk entreegeld.
In het midden van de kleine ruimte staat een soort van tafel waarover een glazen box is geplaatst. Een opgezette kogelvis, een kleine haai van niet meer dan een meter lang en wat andere voorwerpen/dieren staan onder de glazen box tentoongesteld. Een achterkamertje laat ons edelstenen in allerlei vormen, maten en kleuren zien. Het smalle trappetje met de hoge ongelijke treden naar boven leidt naar een klein winkeltje. Het zal niet groter zijn dan 10m2, maar dit is de bestemming van mijn jongste kinderen. Ze mogen hier iets kopen en mijn jongste gaat voor een sleutelhanger met een paarse edelsteen en nog een azuurblauwe Lapis Lazuli-steen uit een van de bakjes onder de toonbank. Mijn zoon gaat voor een glow in the dark fosforbal (of heet het in deze verbinding fosfaat?). Hij koopt ook een fossiel, een ammoniet van 250 miljoen jaar oud, en een Obsidiaan rood. Van de verkoper krijgt hij een klompje koper en een stuk Galena mineraal er gratis bij. Mijn dochter van 15 neemt een setje oorbellen met een hanger. Beiden bewerkt met dezelfde soort roze stenen. Als ik me niet vergis, was het Rozenkwarts.
Als we later op de terugweg zijn en weer langs de Koerdische vlag in het midden van de hoofdstraat lopen, spreekt een man in legeruniform me aan. Hij zit op een plastic tuinstoel en zegt iets, maar het geluid van zijn stem vervaagt door het geknisper van de lichtkleurige kiezelstenen die onder de autobanden van een voorbijrijdende auto worden weggedrukt.
Ik loop naar hem toe. Hij vraagt of hij een foto mag maken en zo worden de kinderen en ik even later met de man in uniform vereeuwigd op zijn telefoon. Voor we verder gaan, geeft hij mijn dochter van 15 een gekleurde kralenarmband en loopt met mijn jongste van 7 naar de souvenirwinkel aan het einde van de straat, terwijl wij bij de vlag blijven wachten.
“Oké, we kunnen wel weer naar huis,” zegt mijn dochter van 15 na een minuut, “Je hebt nu nog maar 3 kinderen. Vergeet ons zusje maar. Die zie je niet meer terug.”
“Tuurlijk niet. Doe normaal man,” lach ik om haar uitspraken.
Desondanks gaat ze nog even door.
“Nee, echt. Ik meen het. Dit was het laatste dat we van haar zagen. Je kent die man niet. Hij kan haar mee naar zijn huis nemen.”
“Dat kan, maar dat doet hij niet,” zeg ik.
Na een minuut of 3 zien we de man in uniform en mijn jongste dochtertje weer naar ons toe komen lopen. Hij heeft nog precies zo’n kralen armband bij het souvenirwinkel voor mijn jongste gekocht en een mok met een afbeelding van de citadel voor mijn zoon. We bedanken hem vriendelijk en vervolgen onze weg weer naar de poort waar we binnen zijn gekomen. Hier en daar maak ik wat foto’s en blijf zo net iets achter op de kinderen die voor me uit lopen. Een man van ergens in de 20 loopt van de overkant van de straat naar mij toe. In matig Engels vraagt hij of hij even met mij mag spreken. Hij wil graag beter Engels leren. De komende 10 a 15 minuten staan we daar en vertelt hij over zijn studie, over waar hij woont en de talen die hij spreekt. Af en toe stelt hij een vraag over waar ik vandaan kom en waar ik woon. Over dat laatste blijf ik wat vaag. Na een paar minuten is hij vast vermoeid van het spreken in het Engels en vraagt of ik ook Koerdisch spreek. Ik bevestig dat en we gaan over in het Koerdisch.
“Mag ik je Whatsapp nummer, zodat we met elkaar in het Engels kunnen spreken? Ik wil graag beter Engels leren spreken,” vraagt hij mij.
“Ik kan je niet mijn nummer geven,” antwoord ik.
Dan vraagt hij naar het nummer van de kinderen, maar ik zeg dat ik dat ook niet kan geven, omdat ze te jong zijn.
Hij probeert het nog wel even, maar ik geef geen nummers en dus nemen we even later afscheid en lopen we de poort uit, de heuvel af, waar we de mannen die de ingang daar bewaken groeten, voor we de weg oversteken naar de parkeerplaats waar ik mijn auto heb gezet.
Aan het eind van deze maand is mijn oudste 19 geworden. Op haar 17de is ze naar Nederland vertrokken en hoewel we elkaar gelukkig wel af en toe hebben kunnen zien, kunnen we niet bij haar verjaardag zijn. Ze woont bij haar vader die tussendoor van zijn werk is thuis gekomen. Dat geeft toch wel een goed gevoel voor mij, omdat ik hier op afstand er niet fysiek voor haar kan zijn. Dat is het nadeel wanneer een gezin zo verdeeld over de wereld woont.