2022, april: Ramadan, lente, Nederlandse gasten en een rondje langs Hanara en Shaqlawa

De maand april staat dit jaar vooral in het teken van de Ramadan, de vastenmaand. Vorig jaar heb ik drie dagen gevast. Dit jaar doe ik er een paar meer. (Uiteindelijk zijn het er zeven geworden.) Toegegeven is het best fijn af en toe een echt lege maag te voelen. En de huidige temperaturen zijn met ongeveer 25 graden Celsius ook niet zo hoog dat het vasten voor een beginneling als ik een extreme opgave zal zijn.

De eerste dag van het vasten valt op 2 april. Ik doe meteen mee. Die nacht ben ik net met de beide jongste kinderen naar het vliegveld geweest om hun vader weg te brengen. Tegen twee uur in de nacht vertrekken we en iets na drieën zijn we weer thuis. Het vliegveld ligt bijna om de hoek, op zo’n twintig minuten rijden van ons huis. Supermarkten in het dorp zijn tijdens de Ramadan in de nacht geopend. Zelfs de bakker bakt dan nog zijn brood, terwijl deze overdag meestal gesloten zijn. Veel Koerden, en ik ga ervanuit moslims in het algemeen, leven vooral ’s nachts tijdens de Ramadan. Voor wie meedoet aan het nachtleven in deze maand, zal het ongetwijfeld een geweldige tijd vinden. Op straat in de stad is het dan gezellig druk, heb ik me laten vertellen. Gezinnen zitten vanaf de iftar, de maaltijd die het vasten verbreekt, samen te eten tot vaak diep in de nacht, vlak voor de stem van de moskee in de buurt weer oproept tot het eerste gebed. In de tussentijd mag er gegeten en gedronken worden. Vanaf de oproep van de moskee, die je vanaf elk huis dichterbij of verder weg zult kunnen horen, is het moment van vasten weer begonnen. Moslims bidden, net als andere dagen, vijf keer per dag en tijdens de Ramadan zul je iets meer vrouwen een hoofddoek zien dragen.

Lokale media die ik via Facebook volg, geven aan dat er een regel is dat mensen in Koerdistan tijdens de vastenmaand niet in het openbaar mogen eten en drinken. Restaurants zijn afgesloten met grote lakens om aan het oog van de hongerige vastende moslims te worden onttrokken. De tientallen eetgelegenheden in het achterste deel op de tweede verdieping van het door tiendduizenden mensen per dag bezochte winkelcentrum Family Mall in Erbil zijn wel gewoon open en bloot zichtbaar. Dat zie ik tijdens mijn eerste vastendag wanneer ik mijn beide jongsten meeneem.

Het is rond tien uur in de ochtend. Mijn laatste broodje met gesmolten kaas en twee grote bekers water heb ik direct na terugkomst van het vliegveld genomen. Ik rij met de kinderen naar het winkelcentrum. Het is nog vroeg. De supermarkt is wel open, maar de meeste andere winkels openen hun deuren pas om elf uur. We slenteren door wat klerenwinkels op zoek naar nieuwe shirtjes en broeken voor de kinderen. Afzonderlijk van elkaar kom ik twee Nederlandse Koerden tegen met wie ik beiden een praatje maak. Het tweede gesprek neemt meer tijd in beslag, want al lange tijd hebben we elkaar niet gesproken.

“Waarom gaan we niet even in een restaurantje zitten te drinken,” vraagt de man.
“Ik doe mee met vasten,” antwoord ik.
Maar nadat ons gesprek alsnog voortduurt, gaan we toch maar naar een kleine eetgelegenheid in het winkelcentrum.

“Vind je het niet vervelend als wij wel iets drinken?” vraagt hij, nadat hij mijn kinderen heeft gevraagd wat ze willen nemen.
“Nee, ik heb er geen last van. Niemand verplicht mij te vasten. Als ik wil eten of drinken, doe ik dat wel,” zeg ik.

Het zit gezellig daar en zo wordt het rond half drie als we pas uit Family Mall vertrekken.

Maaltijden overslaan doet je wel wat slapper voelen, dus zodra we thuis zijn, ga ik languit op de bank liggen uitrusten. De tuinman roept. Hij moet naar Erbil en meestal ga ik dan mee. Het is vier uur als ik weer op weg ben naar de stad.

“Vast jij?” vraagt de tuinman verbaast als hij naast mij in de auto zit.
“Ja, jij ook?” plaag ik hem, wetende dat hij geen dag mee zal doen.
“Nee, mijn arts vindt mijn hart te zwak daarvoor,” grapt hij terug.

We moeten naar de drukke binnenstad. Als je het niet gewend bent daar te rijden, is het geen pretje. Overal staan geparkeerde auto’s en rijden voertuigen achter elkaar en waar nodig wordt er geritst of “gevlochten” (waarbij de hele rijbaan wordt overgestoken dwars door de andere rij heen). Elke chauffeur lijkt iedere centimeter van zijn auto te kennen. Zo klein zijn de ruimtes tussen de voertuigen onderling. Dan nog de overstekende mensen of de mannen die hun grote platte karren met verkoopwaar voortduwen door dezelfde straten.

Eén van de mooiste moskeeën in de stad Erbil (op de kruising van Shoresh met 60m Street)

In ditzelfde tafereel rijden de tuinman en ik aan het begin van de Shekhalla Street in de binnenstad, een straat waar talloze uitpuilende winkeltjes naast en tegen elkaar over hun spullen tot op de stoep hebben uitgestald. We sluiten achteraan in de dubbele rij auto’s. Ik hoor een claxon en kijk opzij waar het vandaan komt. Links van mij staat een taxi. De chauffeur zucht en wrijft met zijn hand over zijn voorhoofd. Hij ziet er wat vermoeid uit. Ik kijk naar de tuinman die op de passagiersstoel zit naast mij en begin te lachen.
Terwijl ik met mijn hoofd naar de taxichauffeur in de auto naast mij knik, zeg ik: “Wedden dat die man ook meedoet met de Ramadan?”
De tuinman kijkt nu ook naar de taxichauffeur.
“Zo te zien wel,” beaamt hij, “Zo’n hele dag in de auto zitten en dan moeten vasten, valt vast zwaar.”

Nu merkt de taxichauffeur ons op en begint te glimlachen. Waarschijnlijk omdat wij beiden vrolijk in zijn richting kijken. De man gebaart en bevestigt ons vermoeden. Hij is inderdaad aan het vasten.

“Ik heb eigenlijk geen idee hoe laat iftar zal zijn,” zeg ik tegen de tuinman, in de hoop dat hij wel zal weten wanneer het vasten verbroken mag worden.
“Volgens mij was het half 8,” antwoordt hij.

Ik kijk op de tijd op mijn telefoon. Nog zo’n drie uur te gaan dan.

Mijn digitale autoklokje geeft 6:08 aan (in de avond). We staan voor de kliniek, omdat de tuinman wat gereedschap van ons wil ophalen. Ook moet er nog een kleine generator worden weggebracht naar een vriend. Mijn telefoon gaat over. Het is de oppas.
“Zijn jullie bijna thuis? Ons bezoek is bijna hier en ik weet niet of zij vasten,” vraagt ze.

“Maar we hebben toch nog bijna anderhalf uur tot de iftar begint?” vraag ik haar.

“Nee, nee. Volgens mij zal het rond half 7 zijn,” zegt ze.
“Nou, dat redden we sowieso niet. We staan in Bakhtiyari nu,” besluit ik, “Maar als jullie bezoek wel aan het vasten is, start gewoon zonder ons. Wij komen daarna wel zo snel mogelijk.”

Nadat ik het gesprek met de oppas heb afgebroken, bel ik één van mijn beste vrienden. Hij doet elk jaar mee met vasten en behoort tot de moslims die vrij strikt volgens de islamitische regels leven.
“Hoi, alles goed?” vraag ik hem vrolijk als hij zijn telefoon opneemt.
“Honger en dorst,” antwoordt hij.
Ik lach.

“Ik vast vandaag ook, maar ik weet niet wanneer de moskee gaat roepen.”

“Wat fijn dat je ook mee doet met vasten!” roept hij enthousiast en laat me dan de exacte tijd weten waarop de moskee zal oproepen om het vasten te verbreken.
“Dus toch al over twintig minuten,” zeg ik, “Je raadt nooit waar ik nu ben.”
“Vertel.”
“Ik sta in Bakhtiyari, dus ik kan nooit voor de iftar thuis zijn.”

“Weet je wat je moet doen?” raadt de vriend aan, “Koop onderweg wat water en als de moskee oproept, kun je meteen wat drinken. En… rij voorzichtig.”

“Dank je wel. Dat zal ik doen. Heb je misschien ook iets waar de tijden op staan?” vraag ik hem.
Hij belooft me een app te sturen die ik moet downloaden en waar gebedstijden op staan vermeld en waar ik ook de iftar tijden uit kan afleiden.

Wanneer de tuinman terug is bij de auto, licht ik hem in dat de iftar al om half 7 zal zijn in plaats van half 8 en dat we zullen moeten opschieten.

Twee minuten voor de iftar start, rijd ik het benzinestation binnen en koopt de tuinman een flesje water voor ons beiden.

Zodra hij terug de auto instapt, zegt hij: “Je mag drinken. Ik hoor de moskee.”
Wij zijn niet de enigen met dat idee. Om me heen zie ik meer mensen in de auto zitten met hun flesje water aan de mond.

We brengen de generator bij een andere vriend thuis en uiteindelijk zijn we die dag pas om kwart over zeven thuis. Het bezoek heeft gewacht met eten. Zij vasten niet. En zo verloopt mijn eerste vastendag enigszins chaotisch.

Enkele van de iftar maaltijden

In het begin vast ik om de dag. Niet omdat het te zwaar is om niet te eten of te drinken, maar meer omdat ik het vermoeiend vind om met een volle maag te slapen. ’s Avonds is mijn eten nog niet verteerd voor ik om tien of elf uur naar bed ga en in de vroege ochtend opnieuw iets te moeten eten, zorgt ervoor dat ik daarna ook zo’n twee uur niet in slaap zal vallen. Als ik te weinig slaap, merk ik dat de volgende dag aan mijn hart.

Ook school besteedt extra aandacht aan de Ramadan door een voedsel drive te houden. De ouders van de leerlingen worden verzocht droge of blikgroenten en pakken rijst te kopen voor de arme mensen, zodat deze door de leerlingen verspreid kunnen worden over arme mensen die ze bezoeken tijdens de drive.

De eerste helft van de maand is net voorbij als ik gebeld word door een patiënt. Ik werk op oproepbasis. In de praktijk is dat vrij makkelijk, want zo hoef ik niet dagelijks op de kliniek aanwezig te zijn en bovendien hoef ik niet per direct klaar te staan. Een afspraak enkele dagen later plannen, is ook geen enkel probleem. Die dag, Paaszondag, ga ik wel meteen. De kinderen zijn vrij (vanwege Pasen), zodat ik ze niet van school hoef op te halen. Dat scheelt, want tijdens de Ramadan zijn de lesuren verkort, waardoor ik dagelijks een uur eerder op school moet staan.

Ik spreek met de patiënt om twee uur af en stuur haar de lokatie van de pas verhuisde kliniek. Het is al de tweede keer dat mijn werkgever zijn kliniek verhuisd heeft sinds ik ben begonnen met werken. Het eerste jaar zat hij aan de 100 Meter Street vlak voor de afslag naar Gwer. Helemaal aan de andere kant van de stad. Het was niet eens een oude praktijk, want enkele jaren geleden was ik er nog met mijn oudste geweest, toen hij het bijna zou openen. Het volgende jaar zat de kliniek tegenover de Medya school in de wijk Bakhtiyari. Ook een prima plek. Wel overduidelijk ingericht als een soort portiekwoning met de trap aan de binnenzijde, waarbij mijn werkgever over alle verdiepingen ging.

Sinds kort heeft hij de kliniek nog ietsje dichterbij gebracht en zit hij aan een zijstraat van Gulan street tegenover de donkergrijs wit geverfde flatgebouwen van Naz City. Hoewel de andere klinieken er niet slecht uitzagen, heeft hij op dit design een specialist gezet. Het resultaat mag er wezen. Grote glazen tussen de straat en de lichte met wit marmer bevloerde wachtruimte met open receptie nodigen uit tot binnenkomen. Eenmaal binnen gaat de grote ruimte over in een glooiende brede gang met aan weerszijden donkerhouten deuren. Links vind je kamers als een extra kantoor, een grote zwart betegelde wc-ruimte, de sterilisatieruimte met een apart hokje waar een wasmachine staat en de röntgenkamer waar onder andere de OPG (een panorama röntgenfoto van het gehele gebit) gemaakt kan worden. Rechts zijn behandelkamers. De eerste deel ik samen met de tandarts, die meestal later op de dag werkt. Dat komt mij goed uit, omdat ikzelf in de ochtenden, als de kinderen naar school gaan, meer tijd heb. Het is nog steeds mijn oude stoel uit onze praktijk in de Groningse wijk Beijum, waar ik van 2003 tot en met 2008 op heb gewerkt. De stoel waar ik de groenachtige kleur van de bekleding destijds zelf heb uitgezocht. En dezelfde stoel die mijn huidige werkgever, nadat hij onze praktijk in Groningen via een andere tandarts had overgekocht en uiteindelijk wilde doorverkopen, per vrachtwagen heeft opgestuurd naar Erbil.

Mijn werkgever heeft nog enkele andere tandartsen in dienst, maar die ken ik alleen maar van een enkele keer zien. Ik werk te onregelmatig. Misschien evenals die tandartsen.

Mijn behandelkamer is via een kleedruimte verbonden aan een andere behandelkamer, welke op zijn beurt weer een badkamer heeft. Een badkamer inderdaad, want het toilet is middels een glazen wand afgescheiden van een douche. Als je deze behandelkamer uitloopt, kom je in een zijgangetje van de glooiende gang en sta je recht tegenover het chique uitziende kantoor van mijn werkgever. Grote donkerhouten meubels met bijna zwarte fauteuils staan tegenover zijn bureau.

Die middag arriveer ik om iets over enen bij de kliniek en stuur mijn lokatie door naar de patiënt, zodat ook zij het makkelijk kan vinden. Ik verzamel mijn spullen die ik nodig heb om de behandeling uit te voeren en maak ondertussen kennis met een nieuwe assistente in de behandelkamer naast mij. Bij haar haal ik polijstpasta vandaan en uit een andere kamer trek ik de benodigde curettes (nodig om onder het tandvlees te kunnen reinigen) uit een la. Dit is één van de nadelen in deze kliniek. De assistentes weten vaak niet op welke plek ze welke spullen moeten neerleggen, zodat het klaar leggen van de materialen voor een eerste patiënt makkelijk een half uur in beslag kan nemen. Maar de tandarts heeft mij gezegd de assistentes te laten weten welke spullen ik in mijn kamer wil hebben, zodat de spullen daar ook terug gebracht zullen worden. Of dat werkelijk zal gebeuren…. de tijd zal het leren. Ik ben wel wat gewend. Ik heb ook niet echt te klagen. Salaris krijg ik per direct na afloop van elke werkdag schoon op de hand.

In de avond zijn we uitgenodigd bij mijn schoonzus. We zijn niet de enigen. Diverse andere familieleden zijn er ook. Kinderen zijn aan het spelen, neefjes en nichtjes in alle leeftijden van onze kinderen. Ook kinderen van oudere neven en nichten.

Mijn schoonzus heeft een grote ommuurde tuin aan de overkant van hun straat waar ze een buitenkeuken, extra toiletten en een soort van grote gesloten tuinhuis hebben gebouwd en daarnaast nog voldoende ruimte over hebben voor een ruim terras en diverse fruitbomen en andere planten. Ze hebben rode plastic tafels naast elkaar gezet, zodat er een L-ontstaat. Stoelen staan al klaar en de mannen bereiden het kebab op de barbecue als wij aankomen. De meeste vrouwen zitten. Wat jongere meisjes en het huispersoneel van mijn schoonzus zijn druk in de weer met het klaar zetten van het eten op tafel. We zijn nog wat vroeg. Iftar begint om 18:43 uur. Een zwager van mijn schoonzus zit een paar stoelen verder aan de tafel naast de onze.
“Is het al tijd voor iftar?” vraagt hij mij.
“Eén momentje,” zeg ik en ik haal mijn telefoon tevoorschijn, waar ik de gebedsapp, die de vriend van mij mij aanraadde, op heb gedownload.
Verbaasd kijkt de man naar mij als ik de exacte tijd voor iftar opnoem.
“Ja, ik heb die app ook nodig, want ik vast ook sommige dagen mee,” leg ik uit.

Hij begint te lachen.
“Ik dacht dat Europeanen verstandig waren, maar jij bent nog erger dan wij,” zegt hij.

We eten nishk (gele linzensoep), witte rijst met rode soep met witte bonen, kebab, grof gesneden salades van tomatenschijfjes, stukjes citroen en Romanasla, gemengde groenten als rauwe peterselie en andere bladgroentes, grote dadels en Tulumba (een soort van worstachtige baklava’s). Als drinken hebben ze verspreid over de tafels water en blikjes pepsi en mountain dew staan.

De mannen en de jonge meiden ruimen na afloop de tafels af en brengen alles naar de buitenkeuken waar het huispersoneel staat af te wassen. Ondertussen worden wij gevraagd naar het tuinhuisje te gaan, waar we thee en andere baklava’s en zoetigheden krijgen geserveerd. De groene papegaai van mijn schoonzus zit boven op zijn kooi naast de televisie en maakt af en toe schelle geluiden. De televisie staat aan. We kijken naar een Indiaanse soapserie die is nagesynchroniseerd in het Koerdische Bahdini-dialect. De kinderen spelen buiten of zitten samen bij het vuur. Op het terras voor de buitenkeuken is een groep van vooral de mensen van de jongere generaties gaan zitten.
De vrouw van mijn tweede zwager, die met haar kinderen in Engeland woont, kijkt naar de groep buiten.
“Volgens mij is het gezellig buiten. Alle jongeren zitten daar. Zullen we erbij gaan zitten?” vraagt ze aan mij en de vrouw van een volwassen neef van onze kinderen.
We gaan akkoord. Met onze leeftijd (we zijn alledrie veertigplussers) vinden we onszelf nog jong genoeg om tussen de meiden van achter in de twintig en begin dertig te gaan zitten.

Zodra we aanstalten maken om aan te schuiven aan de inmiddels veel te klein geworden tafel omdat de groep nu te groot wordt, zet één van de mannen meteen twee extra tafels erbij. We trekken wat stoelen aan en gaan zitten. De jongere meiden hebben lol. Op tafel staan grote witte kommen met gezouten zonnebloempitten die tussen de tanden worden gekraakt. Af en toe wordt er thee of Turkse koffie op een dienblad geserveerd. Gesneden watermeloen en rabarberplanten in de knop liggen op grote dienbladen. Om half negen vertrek ik. De volgende dag zullen mijn beide jongste kinderen weer school hebben en moeten we vroeg opstaan. Mijn tweede dochter is praktisch klaar met school. Momenteel hoeft ze alleen maar voor de examens te komen en mag dan weer gaan.

De volgende middag heb ik net mijn jongste uit de boven kantine van school gehaald als ze vraagt of ze patatjes kan eten in de beneden kantine. Samen gaan we heen. Enkele andere kinderen van hogere klassen brengen er op hetzelfde moment hun vrije tijd door. Hoewel het hun laatste lesuur is, moeten ze wachten tot de schooldag voorbij is. Kinderen mogen niet zelf het schoolterrein verlaten, tenzij ze kunnen autorijden. Ik zit met mijn achtjarige aan één van de gele tafels, als er een groep zevendeklassers (Vergeleken met het Nederlandse systeem eerste klas middelbaar onderwijs) langs lopen.
“Hey, jij bent toch ……” zegt één van de meisjes en noemt mijn dochters naam.
Mijn dochtertje knikt.
“Ben jij haar moeder?” richt het meisje zich nu tot mij.
“Ja,” antwoord ik.
“Je hebt een geweldige dochter. Ze is zo lief!” zegt ze nu over mijn jongste en loopt weer door, terwijl ik haar nog net kan bedanken voor haar lieve woorden.

Het systeem op deze school vind ik heel fijn. Er zitten ruim 2100 leerlingen met in totaal 45 verschillende nationaliteiten op deze lokatie. Van de kleuterklassen tot de twaalfde klas (zesde klas middelbaar onderwijs). Leerlingen van hogere klassen worden vaak ingezet als een soort hulpdocenten voor lagere klassen. Ze moeten de jongeren dan lesstof uitleggen of helpen met dingen uitdelen in kleuterklassen. Het schept verantwoordelijkheid bij de leerlingen en een sterkere band onderling. Ook op hun eigen niveau (in hun eigen klassen) krijgen ze al van jongs af aan taken van prefects toegewezen. De prefects hebben het voor het zeggen op bepaalde plekken: in de kantine, als ze in de lijn staan, tijdens pauzes op het schoolplein, enz. Het mooie van dit systeem vind ik dat oudere en jongere leerlingen elkaar beter leren kennen. Dichterbij elkaar komen en van elkaar leren.

De 22ste van april krijg ik bezoek uit Nederland. Terwijl ik op het vliegveld moet staan om mijn gasten op te halen, heeft mijn jongste van 8 een etentje met haar vriendin. Mijn jongste mag met haar en haar familie mee om het vasten te verbreken. Ik ben ruim op tijd, maar zij komen van verder en hebben wat vertraging, waardoor ik uiteindelijk mijn tweede dochter met mijn jongste bij het restaurant achterlaat en zelf doorrijd naar het vliegveld. Mijn bezoek is nog niet geland en via de flightradar app zie ik dat ze een uur vertraging hebben, maar ik heb mijn naam en auto door laten geven om op het achterste deel van het vliegveld te komen en daar zit een bepaalde tijd bij. Mijn tijd is rond 6 uur tot half 7 en nu mijn autoklokje 6:37 aangeeft begint de tijd te dringen. Het zal vanaf het restaurant nog een minuut of 10 rijden zijn naar de meneer op het vliegveld die de voertuigenlijst in handen heeft, dus ik besluit toch te vertrekken.

Gelukkig doet de man niet moeilijk dat ik iets te laat ben gekomen en mag ik doorrijden naar de verste terminal.

De 27ste hebben we een uitje gepland met onze gasten. De beide jongste kinderen zijn naar school en de schooldagen zijn nog verkort in verband met de Ramadan, zodat we niet heel veel tijd hebben. De weg naar Hanara lijkt me een goede keus voor weinig tijd. De weg zelf start op zo’n tien autominuten van ons huis. Je kunt er doorrijden naar onder ander Koye, maar op het kruispunt twijfel ik even en besluit linksaf te gaan. Een weg die naar Shaqlawa moet gaan, zoals de verkeersborden ons vertellen, en een weg die ikzelf via deze kant nog nooit eerder heb genomen.

We komen door een prachtig berggebied met diverse bomen. Met regelmaat stop ik de auto aan de kant van de weg om wat foto’s te maken. Vlak voor Shaqlawa zien we een groep vogels met oranje rug en vleugels en een scherpe zwarte snavel vliegen. Ik ben er vrij zeker van dat ik dit soort vogels niet eerder heb gezien en ik kan ze ook niet plaatsen, tot ik enkele dagen later na wat speurwerk op internet erachter kom dat het om de bee-eater gaat. Prachtvogeltjes die hun oorsprong in het zuiden van Afrika hebben en in de regio (wat nogal uitgestrekt is volgens de internetpagina) hun nestjes onder de grond leggen.

Wanneer we verder zijn gereden en mijn tweede dochter een eekhoorn in een boom naast de weg ziet, zet ik voor de zoveelste keer die rit mijn auto stil. We springen uit de auto, maar de eekhoorn zie ik niet. Waarschijnlijk is hij net weggesprongen, want ik zie wel wat bladeren sterk bewegen.

Mijn dochter probeert wat dichterbij de boom te komen en loopt de schuine helling van de heuvel op, als één van onze gasten ineens begint te roepen: “Een slang!”

Dan ziet ook mijn dochter de bruine slang die op zo’n tien centimeter naast haar voet langzaam wegglijdt en onder een paar gestapelde stenen in de heuvel verdwijnt om zich vervolgens niet meer te laten zien.

De volgende avond moet ik naar de officiële opening van de kliniek waar ik werk en die sinds kort verhuisd is. De burgemeester van Erbil is ook uitgenodigd eveneens als iemand van het ministerie van gezondheid. Een zestal met kalashnikovs bewapende mannen staat buiten voor de glazen deur van de kliniek. De groep genodigden krijgt een rondleiding door de kliniek, waarbij vooral de focus ligt op de behandelkamers, röntgenkamer en sterilisatieruimte. Er worden foto’s gemaakt en tot slot, wanneer de meeste gasten alweer zijn vertrokken, moeten wij nog enkele keren als team op de foto.

Weer een latertje. Voor mij dan. Ik ben geen avondmens en het feit dat ik iets na elven uit de kliniek loop en niet al thuis in mijn bed lig, betekent al genoeg voor mij. Tijd om wat extra slaap in te halen.

web counter