2021, december: Het jaar afgesloten

Sinds enkele maanden wordt het al wat meer zichtbaar, maar vooral begin december laait de strijd nog meer op: Daesh (IS) laat een spoor van verdriet en ellende achter in de buurt van de berg Qarachugh, zo’n beetje tussen Makhmur en Kirkuk. Tien peshmerga komen om bij een aanval, evenals drie zonen uit één gezin. De jongste zoon is tien jaar. Voor deze slachtoffers en dan in het bijzonder voor het jongetje worden op alle scholen in de Koerdische regio een herdenkingsdienst georganiseerd. De rouwende familie wordt bezocht door leden van de Barzani familie en er wordt gezegd dat er een school naar hem vernoemd zal worden. Een lief gebaar, maar niets zal op kunnen tegen het verdriet van een moeder die drie van haar zonen in één nacht verliest.

De volgende nacht is het weer raak. Opnieuw maakt Daesh slachtoffers onder de peshmerga. Eén van hen komt uit ons dorp en de zonen van het dorpshoofd organiseren een rouwdienst bij hun ouderlijk huis.

Ondanks de relatief korte afstand (bijna 2 uur rijden) tussen het front en ons huis, merken wij zoals gewoonlijk persoonlijk niets van de gevechten. Het nieuws komt binnen via de Koerdische media.

Tegelijkertijd verbiedt de Koerdische overheid om zelf filmpjes en dergelijke van Daesh te verspreiden. Dit om de rust onder de bevolking te bewaren. In 2014 toen Daesh net was opgekomen, werden er heel veel nepberichten verspreid. Facebook werd toen ook enige tijd afgesloten, omdat dat toch één van de voornaamste kanalen was waar snel en zonder controle berichten werden gedeeld. Blijkbaar wil de overheid dat nu een stap voor zijn en verbieden ze verspreiding ervan. Via de Koerdische media horen we waar en wanneer aanslagen zijn gepleegd, welke plaatsen zijn ingenomen en hoeveel slachtoffers er zijn gevallen. Op hetzelfde moment laten ze weten dat de Koerdische overheid wil dat er met Irak wordt samengewerkt om de terroristen van beide kanten te kunnen pakken.

Op een ochtend heb ik een afspraak met een paar westerse mannen in de binnenstad. De tuinman heb ik meegenomen. Als we bij het karakteristieke cafeetje onder de citadel kunafa (een Midden Oosterse lekkernij van een soort baklava met gesmolten kaas en een bolletje vanille ijs) eten, herinnert de tuinman mij eraan dat hij kogels wil kopen en ik vertaal het naar de westerse mannen.
“Hoeveel wapens hebben jullie thuis?” vraagt de één.
“Twee, maar één is een buks. Hij wil kogels voor de andere,” leg ik uit.
“Voor Newroz bedoel je?”
Hij doelt op de gewoonte waarbij mensen voor de leuk kogels afschieten tijdens feesten, waaronder Newroz, het Koerdisch Nieuwjaar.
“Nee, nee, niet voor Newroz,” zeg ik iets te snel en ben dan even stil. Ineens besef ik dat dit antwoord niet bepaald vertrouwen opwekt, dus ik begin te lachen.
En dan leg ik uit: “Gewoon voor de veiligheid.”

Foto’s van de citadel van Erbil. Originele delen zijn 5000 tot 6000 jaar oud.

Voor mijn gevoel is het gebeuren met Daesh waar we wel extra alert op moeten zijn. Niet dat ik denk dat Erbil in handen zal vallen van Daesh. Teveel internationale belangen. Bovendien wordt op dit moment al enige tijd op enkele kilometers van ons huis gebouwd aan de grootste Amerikaanse ambassade ter wereld. Dergelijke locaties worden niet gemakkelijk afgestaan aan terroristen. In die zin ben ik niet zo ongerust. Maar dat eventueel aanslagen in de binnenstad zullen terugkomen, dat zou me minder verbazen. En dan hebben we nog de Iraanse terroristen van Hasd-al-Shaabi, die de Amerikanen een soort van ultimatum hebben gegeven om Irak te verlaten. Zij gooien eens in de zoveel maanden een paar raketten richting het vliegveld van Erbil. Ze zijn alleen niet echt goed in het richten, wat natuurlijk beter is voor de mensen die op het vliegveld werken, maar minder fijn voor de mensen die ergens in de buurt daarvan rondhangen. Voordeel is dat hun raketten nou niet van een indrukwekkend formaat zijn, zodat aanslagen slechts enkele uurtjes hot-nieuws zijn, maar de gesprekken op het schoolplein meestal al niet eens meer halen.

Op de foto’s een andere dag in de binnenstad. Let ook even op de manier van auto parkeren. Sleutels worden achtergelaten bij de mensen van de parkeerplaats, zodat zij je auto kunnen verplaatsen als deze toevallig een andere auto blokkeert die eerder weggaat dan jij.

En zo als het nieuws over Daesh opkomt, zo dooft het ook weer. Gaandeweg horen we amper nog iets. Het tekort aan elektriciteit is daarentegen een punt dat meer aandacht krijgt. En juist sinds de herfst is aangebroken, zijn de intervallen tussen de tijden, waarop we wel hoofdstroom of generatorstroom hebben, met een paar uren verlengd. De dagen waarop we 12 uren stroomuitval hebben, zijn vooral de eerste weken van december normaal. Op een ochtend begin december valt om 4 uur in de ochtend de stroom al uit en komt het pas om 12 uur in de middag terug. Later op de dag hebben we dan nog even weer een “korte” tijd geen elektriciteit. Het went. Mijn powerbanks houd ik op een acceptabel niveau, zodat ik tussendoor altijd de telefoons of tablets kan opladen en mijn laptop laad ik op als er wel stroom is. En voor de noodgevallen (lees: het opladen van de laptop, want als je leven niet compleet afhangt van stroom, kun je heus een paar uur zonder), doen we de thuisgenerator aan, maar dat komt misschien maar eens per maand voor.

Woensdag 8 december worden de rapporten uitgedeeld op school. De school begint om 8 uur en een kwartier later kunnen de rapporten worden opgehaald. Ik zit eerst bij de accountant. Het geld voor het jaarlijkse concert van de jongste leerlingen moet worden betaald. Ik wacht in de kleine hal die naar de accountants leiden, maar de mensen zelf zijn nog niet gearriveerd. Ik wil net op mijn telefoon kijken hoe laat het inmiddels is, als ik mijn telefoon nergens kan vinden. Mijn tweede dochter die nog bij mij staat, omdat ze de eerste paar uur vrij is van school, stuur ik terug naar de auto in de veronderstelling dat ik mijn telefoon daar heb laten liggen.
“Hij ligt niet in de auto,” laat ze me weten als ze een paar minuten later weer terug is.
“Dan moet ik hem thuis zijn vergeten,” bedenk ik me, “Ik ga wel even naar huis, want hier moet ik toch nog een poos wachten.”
Thuis aangekomen, heeft ook de oppas mijn telefoon nog niet gezien.
“Misschien kun je me even bellen,” zeg ik.
Tot mijn verbazing hoor ik mijn telefoon in mijn tas overgaan. Blijkt dat hij tegen de smalle wand van de tas zat gedrukt. Stom van mij. Maar goed, ik rij terug naar school en loop richting het gebouw waar de receptie is. Vanuit die hal kun je links naar de hal waar onder andere de accountants zitten en rechtsaf de trap op waar de rapporten worden uitgedeeld in de schoolbibliotheek. De receptiehal staat inmiddels al vol met wachtende mensen. Minstens 50 mensen zullen het zijn. Ik schat in dat de meesten voor het rapport komen, dus ik probeer bij de deur meteen linksaf langs een grote palmachtige plant te glippen om zo eerst het geld voor het concert te kunnen betalen. Bij de deur staat ook een corona-camera, een soort schermpje dat je temperatuur meet en controleert of je je masker wel juist draagt. Terwijl ik naar links glip, blijft mijn linkervoet haken over het lage bakje dat de bedrading van de corona camera huisvest en daar ga ik. Met al mijn ledematen die in de lucht op en neer wapperen om mijn balans te hervinden, hinkel ik een paar stappen verder tot ik bijna bij de deur ben die naar de accountants gaat. Precies op dat moment komt het hoofd van de schoolpleinbeveiliging de hoek om. Aan zijn ogen te zien, schrikt hij zich wild, maar zijn reactievermogen werkt nog goed, want hij houdt meteen zijn handen op, klaar om mij op te vangen. Gelukkig weet ik net op tijd mijn balans terug te krijgen, roep nog net een beschaamd “I am okay. I am okay” en loop dan door naar de accountants. Mijn hemel. Wat een dramatische entree. En juist op het moment dat er minstens 50 paar ogen op mij zijn gericht. Als ik even later me in de rij voeg naar de bibliotheek om de rapporten op te halen, kijk ik nog even om me heen. Natuurlijk, het kan ook niet anders: de camera boven de hoek waar nu de kerstboom met goudkleurige versieringen staat, staat precies op de entreedeur gericht. Ik heb weer een mooie binnenkomer gemaakt, die ook nog eens op beeld is vastgelegd. Heb ik weer.

Rond 8 uur in de avond van donderdag 16 december breng ik mijn jongste twee kinderen naar bed. In de verte hoor ik het rommelen. Onweer. Die avond ga ik ook vroeg slapen. Voor de zekerheid leg ik de oude lakens weer voor de deur. Je weet nooit of er toch water binnenkomt. Koerdistan is nooit echt op regen voorbereid.

Ik lig al in bed als ik lawaai hoor op zolder. Gestommel. Mijn tweede dochter komt net de trap van hun slaapverdieping naar beneden.
“Huh? Ik dacht dat jij op zolder was,” zegt ze tegen mij.
“Ik niet. Ik lag al op bed,” antwoord ik en loop de vier trappen naar de zolder op.
Op de laatste trap zie ik zwak licht uit de computerkamer komen.
Het gestommel is nu ook luider. Ik open de deur van de kamer en zie de tuinman bij het raampje. Zijn armen heeft hij uit het raam gestoken.
“Wat ben je aan het doen?” vraag ik hem.
“De dakgoot en regenpijp schoonmaken. Anders loopt het water niet weg. Die duiven die steeds op het dak zitten, poepen alles onder,” hoor ik de tuinman zeggen.
Ik blijf nog even praten en vertrek dan weer naar mijn bed.

Het onweer is heftiger geworden, net als de regen. Die nacht slaapt de tuinman amper. De hele nacht controleert hij zwakke plekken in en rond het huis. Uiteindelijk gaat ook hij naar zijn bed, maar de muur in hun slaapkamer lekt water. Het water komt op de vloer. Het is niet heel erg, maar wel genoeg voor de oppas om te moeten dweilen. Hoewel hij ook aan de buitenkant van hun huis controleert, kan hij niet direct het probleem vinden.

Door het lawaai van het onweer, dat maar niet voorbij lijkt te gaan, word ik om de paar uur wakker. Het is al uren aan het onweren. Rond vier uur in de ochtend zakt het iets af, om vervolgens in alle hevigheid terug te komen. De ochtend valt en het onweert nog steeds. Ik heb niet diep geslapen. Ben regelmatig opgestaan. Vooral boven de berg van Massif blijft het hangen en boven Erbil. Regelmatig zie ik een bliksemflits ergens boven die plaatsen inslaan. Pas rond half tien in de ochtend is het eindelijk gestopt. Ik weet dat onweer in Koerdistan heviger is dan in Nederland, maar onweer dat zo’n dertien uur duurt, heb ik ook niet eerder meegemaakt. Zelfs niet hier.

Er blijken weer overstromingen te zijn geweest. Vooral in dorpen ten zuiden van Erbil. Zeker twaalf mensen zijn overleden. Getroffen door de bliksem, de hagel of verdronken. Een baby van tien maanden wordt vermist. Hij is met de stroming meegevoerd, terwijl zijn vader hem in zijn auto probeerde te zetten. Een andere auto die door het water werd meegetrokken, raakte de zijne, waardoor het kind viel. De vader probeerde hem te redden, maar de blubber die tot aan zijn knieën kwam, maakten het voor hem onmogelijk snel te bewegen. Het water zelf stond tot aan zijn middel. Bij mijn weten, is het kindje nog steeds niet terug gevonden.

De overstromingen hebben weer voor zoveel overlast gezorgd dat de overheid besluit alle scholen op zaterdag te sluiten. Het zijn vooral lokale scholen die op zaterdag open zijn. De internationale school van onze kinderen geeft doorgaans geen lessen op zaterdag (soms zijn er wel bijlessen), maar mijn jongste heeft wel een schooluitje voor die dag gepland. Met haar klas gaat ze naar Happy Kids Zone, een binnenspeelparadijs in Erbil. Gelukkig voor haar gaat haar uitje wel door. Ze heeft er al zo naar uitgekeken.

De maandag erna krijgen we bericht van school. Dinsdag zal een officiële vrije dag worden ingepland in verband met de weersomstandigheden. Om vier uur in de middag, net als ik terug rijd van huis naar school, vallen de eerste regendruppels op mijn autoraam. Later die avond regent het meer en slaat het onweer in op één of ander elektriciteitsbakje van ons huis. De tuinman laat een elektricien komen die gelukkig meteen de voorziening die de hoofdstroom naar ons huis regelt, kan maken. Met de regen valt het in onze buurt wel mee deze keer, maar het is wel enorm mistig, zodat we amper verder kunnen kijken dan onze tuin.

Mijn oudste dochter die in Nederland studeert, is voor de kerstvakantie overgekomen naar Koerdistan. In de nacht van 24 op 25 december komt ze aan op het vliegveld van Erbil. Via mijn zwager krijg ik toestemming haar weer van het laatste deel van het vliegveld te halen. Dat scheelt gesleep met haar koffer en sowieso is het fijn als je er meteen kunt zijn, zodra ze na de bagagebanden en de laatste douanecontrole door de matglazen schuifdeuren komt. Twee van haar neven komen ook mee. En zo brengen we ongeveer een uur samen door in de laatste terminal van het vliegveld, terwijl we op mijn dochter wachten.

Dit jaar vieren we eigenlijk geen kerst. Eerste kerstdag ben ik sowieso nog veel te moe doordat ik de nacht ervoor pas rond half 4 ben gaan slapen en tweede kerstdag hebben we eigenlijk nog nooit echt gevierd. Maar ik vind het goed zo. Het fijnste is dat ik alle vier kinderen thuis heb.

Op de foto’s: kerst in Koerdistan. Mijn jongste heeft dit jaar de boom zelf versierd (lampjes heb ik wel gedaan)

Tweede kerstochtend moet ik snel even weg. Ik sta op het punt me te gaan wassen, als ik een berichtje ontvang. Ik douche me snel, maak een omelet voor de kinderen klaar en wil net in de auto springen als ik zie dat mijn autoband linksachter leeg is. Ik heb zo geen tijd hiervoor. Ik bel de tuinman.
“Hoi, mijn band is leeg. Kun je hem verwisselen?” vraag ik hem als hij de telefoon heeft opgenomen.

“Is goed. Ik kom eraan.”
Binnen een minuut staat hij naast me.
“Weet je? Ik sta nogal op tijd. Ik denk dat ik een taxi ga nemen,” zeg ik tegen de tuinman, maar tegelijkertijd besef ik dat de normale weg naar ons huis nog is overstroomd en dat lage auto’s, zoals taxi’s dan beter kunnen omrijden.
“Hoe moet ik de andere route via de binnenwegen van het dorp in hemelsnaam uitleggen aan de taxi? En als ik ga lopen via het dorp, kost me dat minstens een half uur voor ik taxi’s tegen kan komen,” schiet het door me heen.
Ik kijk om me heen, zoekend naar mogelijkheden, als ik een grote zwarte auto onze kant zie oprijden. Hij komt net de hoek om en is nog zo’n veertig meter van ons vandaan.
“Ga die auto voor mij vragen of ik mee kan rijden tot aan de dorpsstraat,” zeg ik tegen de tuinman.
De tuinman kijkt nu ook naar de auto die aan komt rijden.
“Wil je met hem meerijden? Maar dat is een man alleen,” zegt hij verbaasd.
Ik vermoed dat hij zich afvraagt of hij mij wel goed heeft begrepen.
“Maakt niet uit. Het is vast een buurman. Anders zou hij hier niet zijn.”
“Weet je het zeker?” vraagt de tuinman mij nog eens.
“Ja, snel, ga hem vragen. Anders duurt het te lang voor ik een taxi heb. Zoveel tijd heb ik niet.”

De auto rijdt inmiddels naast ons. De tuinman gebaart met zijn arm naar de man. De automobilist stopt en draait zijn raam omlaag.
“Hoi. Alles goed?” begint de tuinman, “Zij moet naar Erbil. Kun je haar tot aan de dorpsstraat bij de taxiplaats brengen?”
“Natuurlijk,” zegt de man.
Snel geef ik mijn autosleutel aan de tuinman, grits twee maskers mee uit de auto en stap in de zwarte auto van de man. In mijn haast ben ik voorin gestapt, naast de bestuurder. Stom, want ik ken de man niet. Ik had achterin moeten zitten. Zowel voor hem als voor mij. Als ik voorin zit, kunnen mensen iets geks denken. Maar goed, ik zit al, de man rijdt en ik zwijg.

“Welkom,” zegt de man.
Het is in Koerdistan een standaard gebruik mensen welkom te heten. Ook bij zoiets eenvoudigs als in een auto stappen.
Ik bedank de man.
“Waar moet je heen?” vraagt hij.
“Naar Erbil, maar de standplaats van de taxi’s in het dorp hier is goed genoeg,” antwoord ik.
De man rijdt met zijn auto door het hoge water waar de weg is overstroomd. Het is nog minstens zo’n dertig centimeter diep, schat ik in. Aan het eind van de straat slaat hij rechtsaf. De taxi-plaats is linksaf richting het dorp.
“Moet je naar Erbil?” herhaalt de man.
“Ja, waar ga jij heen?” vraag ik verbaasd, als hij zijn stuur de verkeerde kant op draait.
“Ik moet naar mijn bedrijf.”
“Is je bedrijf ook in Erbil?” vraag ik hem.
“Nee, mijn bedrijf is hier vlakbij,” zegt de man en wijst naar links richting het dorp, “Maar ik breng je wel even naar Erbil,” zegt de man nu en vervolgt zijn weg naar de hoofdstraat tussen Erbil en Massif. De komende vijftien a twintig minuten zit ik in zijn auto.
“Je Koerdisch is wel goed,” zegt hij.
“Dank je. Ik maak wat foutjes, maar ik red me wel,”
“Ben je Russisch?”
“Nee, Nederlands.”
Het blijkt dat de man en zijn familie half Erbil bezitten. Hij wijst diverse gebouwen aan die van hen zijn. Supermarkten, grote winkels, hele winkelcentra.
“Waar wil je naartoe in Erbil?” vraagt hij.
“Zet me maar af aan Shoresh,” antwoord ik.
Nadat ik hem heb bedankt voor zijn moeite en vriendelijkheid, stap ik uit tegenover het winkelcentrum Mega Mall aan Shoresh Street en vervolg mijn weg naar mijn afspraak. Hij wil me eigenlijk wel tot aan de deur van mijn afspraak brengen, maar ik moet naar een wijk verder in de stad en ik wil niet dat hij zoveel moeite voor mij hoeft te doen en ik neem een taxi voor het laatste deel van mijn rit.

Met mijn oudste dochter een broodje eten in een van de restaurants van Family Mall in Erbil

Donderdag, de een na laatste dag van het jaar. In de middag bezoek ik met mijn kinderen mijn jongste zwager. Ze hebben een bulbul vogel die soms vrij door huis mag vliegen. Een nieuwe mode die vorig jaar lijkt te zijn opgekomen, want ook andere familieleden hebben een vogel vrij door het huis vliegen. Maar zij hebben valkparkieten.

Op de foto’s: Op bezoek bij mijn zwager met zijn bulbul vogeltje

Later die avond rijden we door naar de kerstmarkt in Empire World, één van de dure wijken in Erbil. Het is de laatste dag van de kerstmarkt en het bestaat hoofdzakelijk uit kraampjes waar je wat kunt eten. De palmbomen aan de kant van de weg zijn rondom de stam versierd met witgele kerstlichtjes. Aan het begin op een kleine rotonde staat een meters hoge halve balvorm. Ook hier hangen kerstlichtjes in. Binnenin staat een wit standbeeld dat een beetje de vorm van een persoon heeft dat de armen boven het hoofd houdt. Onderaan bij het voetgedeelte staat de citadel afgebeeld. Aan het eind van de kerstmarkt is voor de gelegenheid een kerstboomvorm op een platvorm geplaatst. Op de kerstboom worden wisselende filmpjes vertoond, waardoor het de ene keer een versierde kerstboom lijkt, een andere keer een kerstman is te zien en tussendoor ook andere beelden voorbij komen. Op de zijkant van het platvorm onder deze kerstboom staat ook weer de citadel van Erbil afgebeeld.

Ergens tussen alle eetkraampjes, zit ook een kraampje met een kerstman. Aan de reclame te zien, is deze geregeld door de school van Choueifat. Mensen kunnen met de kerstman op de foto en als je 5.000 dinar betaalt, krijg je een geprinte versie van de foto mee. Direct geprint waar je bij staat.

Bij een kraampje verderop kiezen we voor een cheeseburger. De lekkerste van de stad volgens mijn oudste dochter. We hebben er wat patat bij besteld en frisdrank. We eten het aan de hoge houten tafel die voor het kraampje staat. De houten tafel is net te hoog voor mijn jongste dochter en zonder dat we hoeven te vragen, zet één van de mannen zijn barkruk die in de kraam stond bij de tafel neer. De man zijn jas hangt nog over de rugleuning van de barkruk, maar dat is zo te zien geen probleem, want hij laat hem gewoon hangen.

Als ik alweer in bed lig, komt via Viber een berichtje binnen. 22.25 uur, lees ik op mijn telefoon. Een onbekend nummer en ik lig al in bed. Even twijfel ik of ik moet antwoorden. Tot ik het super enthousiaste berichtje lees dat in half Koerdisch, half Engels is geschreven.
“Hi, dokteeeeeer. Hoe gaaaaaat het? Ben je in Koerdistan? Je kamer is klaar om te werken. Oh, wacht. Ik stuur wel even foto’s,” zegt het volgende berichtje.
Een paar seconden later komen twee foto’s van een behandelkamer door.
“Weet je eigenlijk nog wel wie ik ben?”
Tussendoor heeft hij wel zijn voornaam genoemd.
Ik besluit te reageren.
“Hoi, hoe gaat het? Volgens mij zag ik je bij de fysiotherapeut toch?” schrijf ik terug.
Onze ontmoeting is al een flinke tijd geleden en hij is zo blij dat ik hem me nog herinner. Ik feliciteer hem met zijn nieuwe praktijk en zijn net ingerichte behandelkamer.
“Nee, niet mijn kamer. Het is voor jou als je hier wilt komen werken,” schrijft hij dan en vervolgens: “Wanneer kom je kijken?”
We maken een afspraak voor de volgende ochtend om half 11. Ik stuur meteen een berichtje naar mijn fysiotherapeut. Tenslotte ken ik de enthousiaste man alleen van één ontmoeting uit de behandelkamer van de fysiotherapeut en is het een beetje vreemd af te spreken met iemand die ik niet eens ken. De naam van de man alleen zegt de fysiotherapeut niets, tot ik een foto stuur van zijn Viber profiel.
“Vertrouwd volk”, begrijp ik van de fysiotherapeut.

En dus rijd ik de volgende ochtend samen met mijn oudste dochter naar de nieuwe praktijk in Massif. We komen binnen via de beauty salon, waar blijkbaar vrouwen uit zijn familie werken. De salon is nu gesloten, want het is vrijdag, maar aan de inrichting te zien, worden er in ieder geval haren geknipt en nagels gelakt. Via een witgeverfde stalen trap komen we op de eerste verdieping waar hij eerst een kleine witte eenvoudige keuken laat zien. Daarna nog enkele kamers aan de linkerkant waar apparatuur staat voor schoonheidsspecialistes. Aan het eind van de gang is een andere trap die zo te zien naar een aparte deur beneden leidt. Om het trapgat heen is een soort grote bloembak gebouwd. Aan de andere kant van de bloembak is de laatste kamer, de behandelkamer. En rechts ervan, helemaal in het hoekje, is het toilet. Een Oosters toilet, valt me op.

Vervolgens nodigt de man ons uit even te praten in één van de kamertjes. Dergelijke gesprekken hier gaan vrij relaxed. Een beetje in de zin van: “Met wie werk je nu? Ken je nog andere behandelaars die we hier kunnen laten werken? Maar dat mogen geen Iraniërs zijn, want de Asayish (Veiligheidsdienst) accepteert hen niet in Massif (de plek waar onder andere de presidentenfamilie is gevestigd). Heb je een werkvergunning? Heb je een certificaat om de kliniek op je naam te laten werken? Laat maar even weten en ik hoor het dan wel.”

Hoewel het echt niet zo aanvoelt, is nu de laatste dag van het jaar aangebroken. Dit jaar houden we het heel rustig. We blijven thuis. De oppas maakt de eettafel op de begane grond klaar met fruit, koekjes, chocolaatjes en chips. Samen met haar en haar man, de tuinman, zitten we die avond gezellig samen. Tot een uur of half 11. Zij gaan naar hun huis in onze tuin, wij vertrekken naar ons woongedeelte op de eerste verdieping. De kinderen kijken nog een film op het scherm in de woonkamer. Tussendoor krijg ik wat telefoontjes en beantwoord ik berichtjes van familie en vrienden die de beste wensen sturen.

Er is weinig vuurwerk. We zien wat in de verte richting Massif en Erbil, maar om ons heen hoor ik slechts een enkele vuurpijl. In de binnenstad is het behoorlijk druk geweest, hoor ik later. Ik vind het prima dat ik niet in die drukte stond. Om half 1 lag iedereen bij ons weer in zijn bed. Op naar het komende jaar.

web counter