2013, juli en augustus: Een uitje naar Korek Mountain, schoten in de nacht en gedwongen sluiting

Na een paar weken met de kinderen de zomer in Nederland te hebben doorgebracht, had mijn man ons van het vliegveld in Erbil opgehaald. In het vliegtuig hadden de kinderen zich voorbeeldig gedragen. Mijn oudste las een boek volledig uit, dat enkele dagen eerder in Nederland had gekocht. Zij en haar jongere zusje mochten spelletjes spelen op de mobieltjes van een Koerdische man die naast mijn tweede dochter zat. En mijn zoon kreeg her en der koekjes van medepassagiers toegestopt. Kindvriendelijke mensen om je heen als je met kinderen reist, is zo ongeveer het beste wat je tijdens een vlucht kan overkomen als moeder zijnde. 

Omdat ik van plan was ook van ons vierde kindje in Nederland te bevallen, had ik tijdens ons verblijf tweemaal de verloskundige bezocht en een kraamzorgbureau geregeld. Ik was al sinds onze emigratie in juni 2008 niet meer verzekerd geweest. In Nederland niet meer door de uitschrijving en in Koerdistan was het niet gebruikelijk. De rekeningen van de geboorte en de kraamzorg zouden we zelf moeten betalen. Maar met alle besparingen die we sowieso al hadden gedaan door niet verzekerd te zijn en mijn voornemen weer een thuisbevalling te “kiezen”, bleef dat nog steeds een meer dan redelijk tarief.

Tijdens het Suikerfeest dat begin augustus 2013 viel, gingen we eerst naar mijn schoonouders. Er was al volop bezoek. Niet vreemd voor het ouderlijk huis met een grote familie. Een vrouw van één van mijn zwagers was in de keuken druk bezig met eten maken voor zo’n vijftien man. Rijst met kip in waterige gele soep en salade erbij. Een simpele maaltijd, maar het smaakte me prima.

Na het eten vertelde mijn man ons dat we zouden vertrekken. Ik verwachtte, zoals gebruikelijk met Suikerfeest, dat we andere familieleden en vrienden zouden bezoeken, maar mijn man had een verrassing voor ons en reed het bergstadje Massif-Salahaddin op de berg Pirmam uit. De jongste zoon van mijn oudste zwager en de oudste dochter van mijn tweede zwager gingen met ons mee. Ze waren 1 en 3 jaar ouder dan mijn oudste dochter. Het was supergezellig en de meiden zaten op de achterbank luid mee te zingen met de muziek. Mijn zoon zat tijdens de rit in zijn autostoeltje te spelen op de iPad van mijn man. 

De reis duurde een uur of twee, maar vanwege het berglandschap meer richting het noorden verveelde ik me niet. Het viel me op dat hoe verder je van de Koerdische hoofdstad Erbil reed, hoe eenvoudiger de mensen in de dorpen leefden. In Erbil was in enkele jaren tijd al ongeveer een tiental winkelcentra gebouwd, die het leven van een westerse vrouw als ik best vergemakkelijkten. De dorpen onderweg hadden meer kleinere winkeltjes, die vaak op een soort garageboxen leken die in rijen langs de kant van de weg waren gebouwd. Hier en daar zagen we een koe of een ezel los lopen. Eenvoudig, maar sfeervol.      

Halverwege onze rit kwamen we in een verkeersopstopping terecht. Een kleine file. Naarmate we dichterbij kwamen, bleken er zo’n drie auto’s betrokken te zijn bij een botsing. Eén van de auto’s was naar beneden gereden. Gelukkig niet al te diep. Een meter of zes, schatte ik zo in. Wat verderop kwamen we een ambulance met zwaailichten tegen. Misschien dat er toch gewonden waren gevallen.

De tweede file had een minder duidelijke oorzaak. Het was gewoon druk. Voornamelijk Arabieren die vanuit Irak waren gekomen, hadden hun auto’s aan beide kanten van de weg geparkeerd om vervolgens in de berm te gaan zitten picknicken en muziek te maken. Ik vroeg me wel af hoe verstandig het was om daar lawaai te maken, aangezien op sommige plekken het vanwege overhangende rotsen al verboden was te claxonneren. 

Meteen nadat de tweede file zich had opgelost, bereikten we de waterval Bexal (ook wel Bekhal genoemd, de g-klank wordt in het Latini Koerdisch met een x aangegeven). Een trekpleister voor toeristen. We reden door tot we iets later aankwamen bij een bord dat een mountain resort aangaf. Korek Teleferic. Ik zag een kabelbaan die naar hoog op de bergen leidde en verwachtte eigenlijk dat dit de enige attractie was, wat op zich al een hele belevenis zou zijn geweest. 

Mijn man kocht kaartjes voor ons allemaal en even later zaten we in een afgesloten bakje dat ons naar boven bracht. Het uitzicht was prachtig. Minutenlang genoten we van de bergen onder ons en in de verte. Ik had verwacht dat we bovenaan de top een rondje zouden draaien om vervolgens weer af te dalen, maar boven op de berg openden de deuren zich en stapten we uit.

Er bleek een pretpark te zijn met diverse leuke attracties. De Butter Fly was een soort mini-skatebaan voor twee personen waar je in een bakje heel snel van de ene naar de andere kant van de omhoog gebogen baan ging. Om beurten gingen de kinderen met hun tweeën erin. Mijn zoon was klein genoeg en paste er nog wel bij elke rit als derde persoon bij. Een andere attractie was de Nautic Jet, waarmee je in een bootje omhoog getrokken werd en vervolgens op het water gelanceerd werd. Daarna gingen ze in de Family Tower. Hier konden twee mensen naast elkaar zitten en zichzelf met behulp van een touw omhoog konden trekken om vervolgens een meter of vijf hoger van het uitzicht te genieten. De laatste attractie die de kinderen deden, was de Sky Gliding, waarbij ze met een speciaal harnas aan een metalen constructie onder een soort grote vleugel aan een kabel waren bevestigd. Eerst werden ze in een redelijk tempo achteruit getrokken tot ze boven een andere berg hingen. Van de kinderen zagen we amper meer dan een dikke stip in de verte. Daar bleven ze even hangen tot ze in rap tempo weer naar voren werden gevlogen. De kinderen vonden het prachtig. Dat het neefje een vlieg inslikte tijdens deze vlucht, mocht de pret niet drukken. Stiekem hadden ze zelfs wat meer pret, want de meiden plaagden hem dat hij zijn diner nu wel had gehad. De jongen lachte net zo hard mee om de grappen van de meiden. Hoewel er een rij stond te wachten voor de Sky Gliding attractie, mochten de kinderen zonder achteraan te sluiten direct nog een keer een rondje. 

Daarna vertrokken we naar het restaurant waar we een prachtig uitzicht vanaf het balkon hadden. Mijn jongste twee speelden eerst in de speelruimte van het restaurant. 

Uiteindelijk was het al donker toen we terugliepen naar de kabelbaan. De rij was aanzienlijk, maar in elk bakje pasten zo’n zeven personen, dus duurde het niet eens zo lang voor wij ook mochten instappen. Door de duisternis waren de lichten van een stadje in de verte het enige wat we konden zien. Soms kregen we daardoor het gevoel dat we stil hingen, maar dat zal niet zo zijn geweest, want na ongeveer een kwartier arriveerden we gewoon onder aan de berg waar we konden uitstappen. De kinderen waren super enthousiast over wat we die middag hadden gezien en gedaan. 

Op de terugweg die ongeveer twee uren duurde tot aan Massif, vielen mijn zoon en het neefje op de achterbank in slaap, terwijl mijn beide dochters en hun nichtje weer luidkeels met de muziek meezongen. 

Terug in Massif zetten we het neefje, nichtje en onze beide meiden af bij het huis van het neefje. Het nichtje logeerde daar al en onze dochters wilden er ook graag logeren.
Wij reden door naar Erbil, waar ik mijn zoon in zijn bed legde, waarna hij direct doorsliep en ik rond middernacht ook eindelijk mijn bed kon induiken. 

Zo’n twee weken later, het was in de laatste week van augustus 2013, waren de kinderen door de vakantie compleet van hun normale bedtijd rond acht uur af en lagen we pas om half twaalf in bed. 

Nog geen twee uur later schrok ik wakker van een geluid dat ik even niet kon thuisbrengen. Halfslapend lag ik na te denken of ik nu echt vuurwapenschoten had gehoord of niet. Twee, vier, misschien zes schoten, herinnerde ik me. Ik had niet echt geteld, maar het waren zeker meerdere schoten geweest. Voor de zekerheid liep ik naar de andere slaapkamer van ons appartement. Beide dames stonden inmiddels al uit het raam te kijken. Ons appartement lag aan de achterkant van de kliniek en had daardoor uitzicht op het smalle straatje aan de achterkant. Wij woonden op de derde verdieping en elke etage was een stuk hoger dan normale verdiepingen, dus we hadden een goed uitzicht op de straat en de huizen met hun ommuurde voortuinen tegenover ons. 

De meiden riepen naar mij dat twee mannen met een zwarte auto waren gestopt en dat de passagier met een vuurwapen recht omhoog had geschoten. Het zal zo’n drie meter van ons slaapkamerraam zijn geweest. De auto was daarna meteen weggereden en in eerste instantie twijfelde ik even wat ik ervan moest denken. Vuurwapengebruik tijdens feesten of begrafenissen kende ik wel, maar in een kleine straat midden in een woonwijk van een grote stad als Erbil? En dan ook nog midden in de nacht? Zelfs in een grote stad met ongeveer een miljoen inwoners hadden we weinig criminaliteit. En ook al had een groot deel van de bevolking een vuurwapen in zijn bezit, dat wilde niet zeggen dat er dan ook echt vuurgevechten voor kwamen. Zeker niet in de stad, waar het sowieso verboden was te schieten. Dus dit was vreemd en leek meer op een dreigement.

Vervolgens zag ik meerdere mannen uit de huizen aan de overkant van de straat naar buiten komen en dit was wanneer ik zeker wist dat dit ook voor hen niet normaal was. Enkele vrouwen kwamen op hun balkon staan. Sommigen bleven in hun eigen tuinen op de schommelbanken zitten met kleine kinderen die waarschijnlijk net als wij wakker waren geschrokken. 

Ondertussen belde ik mijn man op die nog bij een vriend van hem was. De mannen op straat begonnen naar kogelhulzen te zoeken. Sommigen waren aan de telefoon. Een vader kwam thuis en een meisje van ongeveer dezelfde leeftijd als mijn oudste dochter liep geschrokken naar haar vader toe. Ze omhelsden elkaar.

Eén van onze schoonmakers stond inmiddels op het dak van de kliniek boven ons en riep naar mijn dochters of ze niet bang waren geworden. Maar onze meiden vonden het allemaal reuze spannend en sprongen door de kamer. 

Niet lang nadat ik mijn man had gebeld, kwamen hij en de vriend aanrijden en bleven praten met de mannen die nog steeds op straat stonden. Daarna kwam ook mijn man naar boven. Nog even bleven we uit het raam kijken, maar al gauw stuurde ik de kinderen opnieuw naar bed.

Nog geen tien minuten later, het was inmiddels twee uur in de nacht, kwam mijn tweede dochter ineens de slaapkamer uitrennen en riep dat de politie was gekomen. Dus, nieuwsgierig als we waren, stonden we opnieuw voor het raam en zag ik inderdaad de zwarte auto met in witte letters “police” op de zijkant geschreven. Drie of vier gewapende mannen in legeruniformen stapten uit en spraken met de mannen die nog steeds op straat stonden. Ze bekeken de kogelhulzen en de plek waar de auto had gestaan.

Na een kwartier vertrokken ook de agenten weer en stuurde ik voor de zoveelste keer de kinderen naar bed. Maar niet voordat ik hen had gewaarschuwd dat als ze een volgende keer vuurwapens zouden horen, dan niet uit het raam moesten gaan kijken. Gelukkig bleef het de rest van de nacht rustig.

In dezelfde periode waren we voor de kliniek ook al jaren bezig geweest met het regelen van de juiste papieren. Daarvoor moesten we bij een instantie zijn die het tandartsdiploma van mijn man moest erkennen. Het was een jarenlang proces geworden. Mijn man had zijn opleiding aan de Rijksuniversiteit van Groningen behaald, de benodigde officiële stempels van Nederland geregeld evenals vertaling en dergelijke.

De instantie hier in Erbil vond echter niet bewezen dat hij een volwaardige opleiding had afgerond. Dat was het officiële excuus, want in werkelijkheid leek het er eerder op dat we één fout hadden gemaakt. Ons tandheelkundig centrum was vermoedelijk te groot, wat enige jaloezie opwekte bij de mensen die zowel voor de tandheelkundige instantie werkten als die zelf ook hun tandartspraktijk in Erbil runden. Die praktijken waren beduidend kleiner en ook de hygiëne liet behoorlijk te wensen over, zodat ze waarschijnlijk eerder bang waren dat wij hun patiënten zouden inpikken.

Een enigszins onrealistische angst. Zelfs als we dat zouden willen, zou onze kliniek bij lange na niet de 1 miljoen inwoners van alleen Erbil aan kunnen. Laat staan de 6 miljoen inwoners van de Koerdische regio. Dat er veel mensen ook van ver naar onze kliniek kwamen, klopte wel. Vanuit heel Koerdistan, heel Irak en zelfs vanuit het buitenland, zoals Iran en Turkije, kregen we patiënten. We stonden goed bekend en dat was niet in goede aarde gevallen bij de instantie. Natuurlijk waren er ook patiënten die ons duur vonden. In Koerdistan ben je redelijk vrij in het bepalen van je tarieven, zolang het redelijk blijft. Dat werkt dan overigens beide kanten op, want niet al te lang geleden werd nog een praktijk gesloten, omdat zijn prijzen te laag waren. Wij haalden onze materialen van bedrijven die hoge kwaliteit leverden. Producten die ook in Nederland gebruikt worden door tandartsen. Onze tarieven lagen niet zo laag als veel lokale tandartsen, maar we lagen wel veel lager dan de Nederlandse tarieven. Bovendien was de kwaliteit van de behandelingen hetzelfde als in Nederland en hanteerden we nog steeds het protocol voor praktijkhygiëne dat wij in Nederland hadden aangeleerd via de opleiding. En een ieder die bij ons kwam werken en daar niet mee bekend was, werd door mij persoonlijk ingewerkt of soms door de hoofdassistent die zijn opleiding ook in Nederland had gevolgd. 

We probeerden onze papieren wel te regelen, maar de instantie was jarenlang met onzinnige en oneerlijke excuses blijven weigeren. Om open te blijven, betaalden we uiteindelijk een lokale tandarts maandelijks een flink bedrag om de praktijk op zijn naam te mogen laten draaien. Niet dat hij voor ons werkte, maar het was een noodzakelijke oplossing. Dat voelde niet echt eerlijk, maar zo konden we tenminste blijven werken. 

Maar hoe tevreden de meeste patiënten ook waren, we hadden de donkere wolk al zien aankomen. Juist nu brak de dag aan dat de instantie niet meer kon weigeren en dat onze papieren zouden worden geregeld. Voor de instantie juist de mogelijkheid ons een spreekwoordelijke laatste klap te geven. 

Het hele management team bestond uit Nederlandse Koerden evenals enkele van de behandelaars. Op een dag sprak ik met de assistant-manager.
“Vandaag of morgen komen ze ons sluiten,” zei ze bezorgd, “we hebben de papieren bijna rond.”

Op een dag was het zo ver. Ik had net de kinderen van school gehaald en was al bijna bij de kliniek, toen ik een telefoontje ontving van de manager van het tandheelkundig lab op de begane grond. Er zou een groep mannen zijn van de tandheelkundige instantie die gewapende mannen in legeruniformen en een tv-ploeg hadden meegenomen. Ze wilden de kliniek sluiten, begreep ik van hem.

Binnen een paar minuten arriveerde ik ook bij ons gebouw en snelde de trap op naar de kliniek op de eerste verdieping. Daar stond de hele groep vlak voor de glazen schuifdeuren van de kliniek. 

Op dramatische toon vertelde de man, die ik herkende als één van de mannen van de tandheelkundige organisatie die ons dwars had gezeten dat wij wonderbaarlijk genoeg er nog steeds niet in waren geslaagd de juiste papieren te regelen. Hoe was het toch mogelijk dat we nog mochten werken in deze kliniek. Per direct moesten we de kliniek sluiten. 

Eerst luisterde ik naar wat er gezegd werd, maar voelde mijn boosheid opkomen. Mijn man stond samen met enkele andere collega’s van ons te discussiëren met de groep mannen. Ze probeerden uitleg te geven over wat er gebeurd was. De man was onverbiddelijk. Natuurlijk. Hij was gekomen met een reden. De kliniek sluiten.

Ik was inmiddels een maand of zes zwanger en mijn buik was al behoorlijk zichtbaar. Toch zal mijn reactie niet door de zwangerschapshormonen zijn gekomen. Ik kan gewoon niet zo goed tegen onrecht en hoewel we de documenten inderdaad niet hadden rond gekregen, waren die wel bijna klaar en had het niet aan ons gelegen dat het tot nu toe niet gelukt was. Bovendien wist ik zeker dat onze kliniek de schoonste van heel Erbil en omstreken was. Dus het was gewoon niet eerlijk om deze te sluiten. En dat maakte ik de man duidelijk ook.
“Als jouw kliniek betere hygiëne hanteert dan de onze, bied ik mijn excuses aan aan jou,”  zei ik boos, “Je hebt notabene zelf tegengewerkt om die papieren voor ons te regelen.” 
Dat viel niet in goede aarde bij de man en hij riep naar de cameraploeg dat ze mij in beeld moesten brengen, maar de cameraman weigerde en filmde alleen mijn benen. 

Voor de groep wilde vertrekken, ging ik voor de trap die naar beneden leidde, staan en stond zo direct voor de man met wie ik net in een verhitte discussie was geweest en ik maakte hem nogmaals duidelijk hoe oneerlijk hij bezig was. Daarna stapte ik opzij en liep hij de trap af. De cameraploeg en de mannen in legeruniformen volgden hem.

Het hele gebeuren werd daarna uitgezonden via ZoomTV, een programma dat wel vaker sluitingen van bedrijven vertoonde. 

Ongeveer een dag later werd ik door onze eigen manager op kantoor geroepen. Of ik wel in de gaten had hoe riskant ik bezig was geweest. Tenslotte waren we niet in Nederland en door dergelijke acties zouden er wel eens mensen “verdwenen” zijn in het verleden. ZIjn assistente bevestigde dit. Misschien moest ik erover denken mijn excuses te maken aan de man. Ik weigerde. Ik ben altijd al vrij principieel ingesteld en vond dat wij in ons recht stonden. Dat wist de manager natuurlijk zelf ook wel en het was ook niet dat hij kwaad was, maar eerder bezorgd.
“Misschien is excuses aanbieden gewoon veiliger,” adviseerde hij mij.
Koppig als ik was en altijd al ben geweest, draaide ik me schouderophalend om en besloot geen excuses aan te bieden.

Een paar maanden later, in mei 2014, zou ik de man die voor de sluiting van onze kliniek had gezorgd alsnog tegenkomen bij de Medische en Tandheelkundige Exhibitie in Erbil, maar daarover zal ik meer vertellen in dat blog.

Hieronder eerst nog een paar “off-topic” foto’s van juli of augustus 2013.

De bioscoop in Family Mall in Erbil (augustus 2013)
web counter