2009, mei: Ander klimaat, andere cultuur en een halve hernia

Water, water en water voor de steeds hoger wordende temperaturen (mei 2009)

Het klimaat beviel me wel. De eerste twee weken van mei verwachtten we temperaturen tussen de tweeëndertig en achtendertig graden Celsius. Een dag zou het minder warm worden: achtentwintig graden. Heerlijk vond ik dat. Ik was altijd al een koukleum geweest en hier kon ik me voorbereiden op lange hete droge zomers, waarbij ik een half jaar lang me geen zorgen zou hoeven maken over of ik mijn jas wel bij me had.

Hoewel ik inmiddels in Erbil woonde, reed ik nog steeds een neefje uit Massif naar school en huis. Aangezien ik toch al in Massif was, bracht ik meteen een bezoekje aan een ander project waar we mee bezig waren: een restaurant aan de rand van het bergstadje. Er was niemand aanwezig en de deur was op slot, dus al snel reed ik terug naar Erbil.

Lente in Massif (mei 2009)

Op de bergweg nog voor het controlepunt reed ik achter een bus. Een van de buspassagiers, een vrouw, draaide zich om en begon te zwaaien. Ik vroeg me af of ik haar kende. Het was voor Koerden makkelijker mij te herkennen dan ik alle Koerden. Via mijn binnenspiegel keek ik of er misschien nog een auto achter mij reed, naar wie ze zo enthousiast zwaaide. Maar er was niemand. Aarzelend zwaaide ik terug. Een man in de bus stond op en begon net zo enthousiast naar mij te zwaaien. Vertwijfeld zwaaide ik nog maar eens. Ik herkende geen van beiden en je wilt tenslotte ook niet naar iedereen in het wilde weg lopen zwaaien, maar als ik ze wel kende, zou het zo arrogant lijken als ik niet zou zwaaien.

Pirmam street tussen Erbil en Massif (mei 2009)

Eenmaal voorbij het controlepunt verwisselde de bus van rijbaan, zodat ik links kon inhalen. Nog voor ik de bus voorbij kon rijden, zag ik de vrouw een van de zijraampjes in de bus openschuiven en met haar mobieltje in de aanslag wenkte ze mij dat ik naast de bus moest komen rijden. Ze wilde een foto maken. Blijkbaar kende ik haar dus inderdaad niet. Op hetzelfde moment zag ik de man ook opstaan en met zijn mobieltje in de aanslag naar het raam komen.

Ik vond hun enthousiasme wel grappig, maar ook onwerkelijk en ik voelde me niet heel comfortabel om uitgebreid naast de bus te blijven rijden, zodat zij een foto van mij en de kinderen konden maken.

Vijf tellen bleef ik naast de bus rijden. Daarna glimlachte ik vriendelijk naar de vrouw en reed door. Zo’n honderd meter verderop zag ik vanuit mijn binnenspiegel de vrouw nog steeds met haar telefoon half uit het raam hangen. Ik ging ervan uit dat de foto niet gelukt was.

***

Zandstorm (mei 2009)

Aan het eind van de eerste week in mei 2009 hadden we een zandstorm over ons heen gehad. Menigeen liep met mondmaskers over straat, maar ik betwijfelde of dat echt hielp tegen het fijne zand dat overal tussendoor leek te komen. Ik had de ramen dicht gedaan, maar door de kieren naast het kozijn wist het alsnog naar binnen te komen.

Na drie dagen was er eindelijk geen vuiltje meer aan de lucht. Ik nam de kinderen mee naar New City aan de 60 meter straat, een soort hypermarket / klein winkelcentrum. Mijn dochters kochten van hun eigen geld speelgoed voor zichzelf. Mijn oudste van zeven zocht twee Yasmine-achtige tienerpoppen uit, terwijl de jongste van vier een megagrote knuffelgiraffe kocht. Als extraatje kocht ik een dvd van Shaun the Sheep, een komische serie animatiefilmpjes die ik in Koerdistan voor het eerst had gezien.

Mijn jongste was meteen onafscheidelijk van de knuffelgiraffe. ’s Avonds ging hij naar bed, moesten we zijn niet-bestaande tanden poetsen en vertelde ze me dat als de giraffe later groot zou zijn, ze er op zou kunnen zitten. Hij ging zelfs mee in de auto, veilig in de gordel en onder de arm mee naar de peuterklas waar ze toen nog in zat.

Naza Mall, een van de eerste moderne winkelcentra in Erbil (mei 2009)

Nadat ik de kinderen naar school had gebracht, reed ik door naar de bakker voor brood. Het was niet meer dan een kleine ruimte met een ronde oven, waar je via een open raampje je brood kon bestellen bij de jonge mannen die er werkten. Je legde jouw geld onder een ijzeren staaf die op een tafel onder het raam aan de buitenkant stond. Jouw stapeltje geld was als jouw nummer in de rij. Je legde het achter het laatste bundeltje geld en naarmate de bestellingen waren afgegeven, werden de stapeltjes geld steeds naar voren geschoven tot je aan de beurt was. De bakkers legden het brood vers voor je uit de oven op de tafel.

Op het raam hing een briefje in het Koerdisch geschreven: “8 broden, 1000 dinar”.
Omgerekend was dat ongeveer zeventig eurocent.

Ik kwam pas sinds twee weken bij deze bakker. Daarvoor kocht ik mijn brood bij een oven die precies op mijn route lag van school naar huis, maar een van de jongens die er werkte, probeerde me elke keer te versieren. In overleg met een neef van mijn kinderen was ik bij deze oven uitgekomen.

Het was druk deze ochtend. Zo’n acht a negen mannen stonden al in de rij. Ik was de enige vrouw. Ik hoefde niet op mijn beurt te wachten. Een van de mannen schoof vrijwel meteen mijn geld naar voren en vertelde de bakker dat hij mij als eerste het brood moest geven. En zo gebeurde het. Ik kreeg als eerste mijn brood en geen van de mannen die het er niet mee eens was.

Koerdistan heeft een echte mannenmaatschappij. Dat heeft als gevolg dat vrouwen niet lang op hun beurt hoeven te wachten, zelf geen autobanden hoeven te verwisselen, enz. Mij hoor je niet klagen, hoor. Zolang er voldoende mannen zijn die de vrouwen hun rechten geven, vind ik het prima in een mannenmaatschappij te leven.

Het leven in een maatschappij waar mannen vooral domineerden, betekende ook dat ik als vrouw zijn niet alleen met de kinderen in ons appartement boven de kliniek hoorde te overnachten, nadat mijn man weer naar Nederland was vertrokken. Dat was wel even wennen.

In het begin bleef mijn oudste zwager bij mij. Dag en nacht. Ik moet toegeven dat ik me er ongemakkelijk door voelde. Zeker omdat hij getrouwd was en ik kon met mijn westerse manier van denken het niet zo goed plaatsen dat het oké was dat een getrouwde man de nachten bij mij kon, of moest doorbrengen, terwijl ik een getrouwde vrouw was. Natuurlijk sliepen we niet in hetzelfde bed. Niet eens in hetzelfde appartement. Hij sliep in het appartement tegenover het mijne, maar toch…

Hoewel ik mij oncomfortabel voelde, zei ik er niets van. Blijkbaar was het aanwezig zijn van een mannelijk familielid een vereiste voor het leven in mijn eigen appartement.

Soms als mijn zwager niet kon blijven, bleef een ander ver familielid slapen. Ook een oudere man en ik kende hem amper. Op een nacht hadden beiden andere plannen en dus stuurde mijn zwager zijn oudste zoon van zestien. Een jongen die jaren eerder als kind altijd heel verlegen was geweest, maar sinds hij de puberteit had bereikt het ene kattenkwaad na het andere uithaalde. Je wist nooit wanneer hij serieus was en wanneer niet, maar hij nam zijn taak als oppas uiterst serieus.

Ik was een maand eerder net dertig geworden, had zelf twee kinderen van zeven en vier, maar een jongen van zestien moest op mij passen. Ik kon er de ironie wel van inzien. Maar ik moest ook toegeven dat ik met hem meer op mijn gemak was. We hadden altijd al goed met elkaar kunnen opschieten. Hij was een van de kinderen die me tijdens mijn eerste vakanties in Koerdistan Koerdisch had geleerd. Voor hem moet het vast heel fijn zijn geweest dat hij blijkbaar volwassen genoeg was om op mij te passen.

Eigenlijk wilde de jongen heel even naar het winkeltje vlakbij, maar hij dacht dat ik bang zou zijn als ik alleen was. Bovendien had zijn vader hem verteld niet naar buiten te gaan. Nadat ik een paar keer had herhaald dat ik echt niet bang zou zijn en dat hij best even weg mocht, verdween hij voor maximaal vijf minuutjes.
“Ga hier beneden op de trap op mij wachten,” vertelde hij mij toen we beneden bij de glazen schuifdeur van de ingang stonden.
Hij wees naar de trap aan de andere kant van de lift. Zo kon ik net buiten het zicht van eventuele voorbijgangers zitten. Braaf deed ik wat hij gezegd had en bleef op de trap wachten. Ik moest lachen om de gekke situatie waarin ik was beland. Nadat hij was teruggekomen, barricadeerde hij aan de binnenkant de glazen schuifdeur aan weerszijden met twee lange stukken hout. Voor hij naar boven liep, controleerde hij of de schuifdeur echt niet open zou gaan.

“Ik ga nu naar de andere kant,” zei hij toen we weer op de tweede verdieping stonden, doelend op een van de andere appartementen, “maar jij moet direct de deur op slot doen.”
“Is goed,” antwoordde ik en deed de deur achter hem dicht.
Aangezien de sleutel in mijn tas zat en mijn tas op de bank stond, moest ik eerst deze pakken, maar voordat ik de sleutel had gevonden, had de jongen de deur al weer geopend: “Je moet hem DIRECT op slot doen.”
“Zeker,” zei ik, terwijl een glimlach op mijn gezicht verscheen, “ik zoek de sleutel alleen even op.”

Poging twee. Deze keer bleef de jongen wachten tot ik de sleutel had gevonden en ik hem in het slot gestoken had.
Ik sloot de deur weer achter hem en hoorde hem zeggen: “Op slot doen, he?”
“Tuurlijk,” antwoordde ik.
Ik draaide de deur op slot en de jongen controleerde het meteen.
“Oh, Feikje?” hoorde ik hem aan de andere kant van de deur zeggen.
Ik opende de deur weer.
“Ja?” vroeg ik.
“Ik laat mijn deur open, zodat je altijd kunt komen als er iets is,” stelde hij mij gerust.
“Is goed.”
“Dan moet je nu je deur weer op slot doen.”
Voor de zoveelste keer controleerde de jongen of ik mijn deur echt op slot had gedaan.

Natuurlijk gebeurden er geen enge dingen. Zo gevaarlijk was Erbil nou ook weer niet. Van inbraken of overvallen op woningen hoorde je nooit iets. Zeker niet in de grote stad. In Koerdistan leek alles precies andersom te zijn dan in Nederland. Hoe dichtbevolkter een plaats, hoe meer sociale controle en hoe minder criminaliteit. Dus ook zonder toezicht van deze zestienjarige neef van mijn kinderen had ik me dag en nacht veilig gevoeld in Erbil, maar ik kon het wel waarderen dat een jongen van zijn leeftijd al zo’n groot verantwoordelijkheidsgevoel hadden.

Groente die we als salade aten bij het eten (mei 2009)

***

De eerste verdieping van het gebouw waar wij onze kliniek voor tandheelkunde in vestigden was vrijwel klaar, maar nog niet in gebruik. Met hulp van iemand anders versjouwde ik enkele tafels in de kantine. De volgende dag was ik opnieuw in de kliniek aanwezig. De vloer was net gedweild. Mijn jongste van vier jaar rende door de gangen van de kliniek en ik probeerde haar te pakken. Plotseling glipten mijn voeten onder mij vandaan en gleed ik uit. Ik belandde precies op mijn billen. Het deed even pijn, maar niet meer dan normaal te verwachten na een valpartij.

Twee dagen later kwam ik thuis en was mijn jongste in de auto in slaap gevallen. Ik tilde haar op, bracht haar naar de tweede verdieping van het gebouw waar wij woonden en legde haar in haar bed.

De volgende ochtend verging ik van de rugpijn. Het straalde zelfs uit via de buitenkanten van de benen tot aan mijn voeten. Ik was niet heel kleinzerig. Nooit geweest, maar dit was zag er niet goed uit. Ik draaide mezelf voorzichtig van de ene naar de andere kant, maar elke beweging ging gepaard met een flinke pijnscheut. Uiteindelijk lukte het me met heel veel pijn en moeite mezelf letterlijk en figuurlijk uit bed te rollen. Toen ik naast mijn bed stond, had ik te weinig kracht rechtop te blijven staan. Ik wierp mezelf op mijn handen en knieën en kroop zo naar de badkamer. Daar trok ik me aan het badkamermeubel op.

Eenmaal rechtop kon ik redelijk douchen. Ik kon niet bukken om mijn benen te wassen en afdrogen lukte ook maar tot zover mijn armen reikten. Met aankleden moest ik mijn zevenjarige dochter vragen mij te helpen met mijn broek. En ze was ook meteen zo verstandig haar vierjarige zusje te helpen met aankleden.

Ik had hun vader kunnen vragen de kinderen naar school te brengen, maar ook al schoof ik dat even naar hem, ik ben altijd meer het type geweest dat denkt dat je gewoon in beweging moet met rugpijn. En dat deed ik.

Twee dagen later was ik van mening dat het al een stuk beter met mij ging. Ik kon inmiddels weer mijn voeten iets optillen en kleine stappen lopen in plaats van muizenstapjes te schuifelen. Misschien was ikzelf wat positief ingesteld, want mijn jongste zwager schrok nog behoorlijk toen hij mij zag lopen.

Inmiddels was mijn man ook wel wat bezorgd.
“Misschien heb je wel iets gebroken of heb je een hernia,” zei hij en hij stelde me voor dat ik een dokter zou bezoeken.
Nu was ik wat terughoudend met artsen, maar wellicht was een doktersbezoek geen slecht idee.

Hij belde zijn zus die de betere doktoren van Erbil en omgeving kende. Dr. Salah in Erbil moest het worden, was haar besluit. Haar chauffeur maakte een afspraak voor mij.

Hoewel je meestal gewoon op je beurt wacht in een overvolle wachtruimte, had de chauffeur blijkbaar geregeld dat ik direct tussendoor geholpen kon worden. Na een minuut of tien mocht ik al naar binnen.

Dr. Salah bleek een alleraardigste man van middelbare leeftijd. Hij zat achter zijn bureautje en mijn man en ik namen plaats op de twee stoelen die er naast stonden. Na een kort gesprekje over hoe het ging en waar onze kliniek stond, kwam Dr. Salah terug bij mijn rugpijn. Ik mocht wel even op de onderzoekstafel gaan liggen. Eerst op mijn rug, vervolgens op mijn buik. De dokter legde me middels wat oefeningen en onderzoekjes bijna in een knoop, terwijl hij steeds vroeg of het pijn deed. Halverwege de oefeningen schoot ik in de lach. Ik bedacht me dat ik blij was dat ik niet in de ochtend bij hem hoefde te komen, want nu later op de dag was ik tenminste wat soepeler geworden door alle bewegingen en was de pijn iets afgenomen.

Uiteindelijk besloot de dokter dat er niets ernstigs aan de hand moest zijn en wilde me, geheel tegen het gebruik in Koerdistan in, “maar 1” medicijn voorschrijven. Normaal gesproken kwam je met minstens vijf verschillende medicijnen bij artsen vandaan, maar misschien was hij door de chauffeur van mijn schoonzus ingelicht dat ik liever niet teveel medicijnen wilde nemen.

“Zal ik een pijnstiller voorschrijven?” vroeg Dr. Salah mij.
Aangezien ikzelf wel ibuprofen 400mg had, leek het me niet zo nodig. Bovendien zou ik zelfs met deze pijn niet snel een pijnstiller nemen, dus kwam hij met een alternatief.

“Ga je het gebruiken wat hij heeft voorgeschreven,” vroeg mijn man toen we eenmaal met recept en een boekje met oefeningen buiten stonden.
“Dat hangt ervan af,” antwoordde ik. “Als het een pilletje is niet, maar een massagegel lijkt me wel fijn.”

Het was inmiddels avond. Ondertussen kampte ik natuurlijk nog steeds met flinke rugpijn, maar het lopen ging redelijk. Al zei ik het zelf. Ik kon zo mee doen aan een marathon snelwandelen voor bejaarden.

Uiteindelijk lukte het me na verloop van tijd met oefeningen en stug blijven bewegen voorlopig weer van de pijn af te komen, maar ook daarvoor en daarna is mijn rug altijd mijn zwakke punt geweest.

counter free