2022, september: een droom, opstand in Iran, aanvallen in Koerdistan, een receptie, en een vechtpartij op straat

Het zijn de laatste dagen van de tien weken durende zomervakantie. We bezoeken nog het nieuwe FurryCat cafe in Erbil en enkele familieleden, maar dan is de vakantie ook echt voorbij.

De vierde van september gaat mijn zoon van elf jaar naar Grade 7, vergelijkbaar met het Nederlandse systeem als de brugklas. Mijn dochter van acht mag een dag later naar Grade 4, groep 6, zeg maar. Dat deze school al hun klassen van kleuterschool tot en met Grade 12 (6de klas Middelbaar Onderwijs) op dezelfde lokatie heeft, is ideaal voor mij als moeder. Lopen of fietsen naar deze school behoort niet tot de mogelijkheden en nu kan ik ze samen brengen en ophalen. De jongste heeft dan al wel een klein uur vrij, maar ik blijf altijd met haar op één van de schoolpleinen, zodat ze kan spelen tot haar broer vrij is.

School

Op zaterdagochtend de 17de is er een presentatie op school voor de ouders die een kind in Grade 4 hebben. Ik ben voor mijn oudere kinderen ook al vaker bij de presentatie geweest, maar ik besluit nog maar een keer te gaan. Twee vrouwen verzorgen de presentatie: de AQC van Grade 4 (“Academic Quality Controller”, degene die nauwlettend het leerproces van de leerlingen volgt) en een supervisor (de medewerker die onder andere als tussenpersoon optreedt voor de docenten en de ouders). De AQC spreekt eerst in het Engels, dan in het Arabisch en vervolgens vertaalt de supervisor het hele verhaal in het Sorani Koerdisch. De tekst op het scherm is volledig in het Engels wat het voor mij wel wat makkelijker maakt. Het is nogal technisch wat er zoal verteld wordt. Er wordt uitvoerig uitleg gegeven over de schooltablets waar de lesboeken op staan en de websites waar huiswerk op wordt gegeven, studielijsten op staan en waar de leerlingen boeken kunnen lezen op hun eigen niveau, dat vervolgens digitaal door school wordt bijgehouden.

Enkele dagen later komt een moeder naar me toe. Ik ken haar niet, maar herken haar wel. We hebben elkaar wel eens gegroet.
“Mag ik je wat vertellen?” vraagt ze mij enigszins twijfelachtig.
“Jazeker,” zeg ik.
“Ik heb over je gedroomd,” vervolgt ze nu.

“Oh, echt?” ik ben wat verbaasd, omdat we behalve een groet elkaar nooit gesproken hebben.

“Ik droomde dat ik je tegen kwam, samen met je kinderen. Ik weet niet eens hoeveel kinderen je in het echt hebt, maar in mijn droom zag ik een paar grotere en een paar kleinere kinderen.”

Ik knik alleen, maar zeg verder niets.

“En toen vertelde ik je in mijn droom dat God bij jou is en dat je op de goede weg bent. Dat je naar het paradijs zult gaan. In mijn droom zei je dat je wist dat God bij jou is en dat je dat ook aan je kinderen verteld hebt,” legt ze uit.
Ze gaat verder: “Ik voelde me zo blij toen ik weer wakker werd, dus ik vond dat ik je dit moest vertellen.”

“Dank je wel,” zeg ik gemeend.

“Oh sorry, ik weet je naam niet eens,” bedenkt ze zich ineens.

“Feikje,” antwoord ik en herhaal het zoals gebruikelijk hier in Koerdistan nog maar eens. Wel altijd extra langzaam en met de nadruk op de “ei” om vergissingen te voorkomen.

De vrouw noemt haar naam ook.
“Ben je Koerdisch?” vraag ik haar.
Ze blijkt een Assyrische christen te zijn.

Ze gaat weer verder. In de richting van de plek waar haar kinderen zullen komen. Ik loop eerst nog enkele rondjes op het schoolplein. Mijn manier om mijn dagelijkse stappen te halen.

(Even de stad in: Kunafa eten bij Qalay Deren en naar de bazaar)

Halverwege de maand gaat het mis in Iran. Het jonge Iraans-Koerdische meisje Mahsa Amini (ook bekend als Zhina of Jina) overlijdt aan zware mishandeling, omdat ze haar hoofddoek niet op de juiste manier zou hebben gedragen. Het volk in Iran komt in opstand, protesten volgen, welke de Iraanse overheid hard probeert neer te slaan. Meer mensen worden slachtoffer. Diverse mensen overlijden, waaronder ook een minderjarig familielid van de tuinman. Doodgeschoten.

De tuinman vertrekt naar Iran voor de rouwdienst die enkele dagen duurt. Zes dagen later komt hij terug. Het is dezelfde middag waarop Iran besluit de Koerdische regio in Irak aan te pakken. Koye, op ca 50 minuten rijden ten oosten van ons, en Prde, ongeveer een uur rijden richting het zuidelijker gelegen Kirkuk, worden gebombardeerd. Het schijnt een soort vergelding voor de onrust in Iran te zijn.

Volgens de oppas die op het moment van de bombardementen thuis is, zijn de bombardementen te horen in onze tuin. Ik ben hemelsbreed een paar honderd meter verderop, op het schoolplein, maar ik heb zoals gebruikelijk niets gehoord. Waarschijnlijk was het gewoon te druk op het schoolplein om het te horen.

Tijdens de aanvallen in Koye weten enkele leerlingen een schuilplaats te vinden onder uitstekende lage rotsen. Een vluchtelingenkamp wordt gebombardeerd. Een jonge vrouw overlijdt, haar zoontje wordt levend geboren, maar sterft de volgende dag ook. Twee verslaggevers van Kurdistan24 raken gewond, waarbij één van de jonge mannen zijn beide benen verliest. Nog meer mensen komen om of raken gewond. Het is een schande. Internationaal gezien blijken meer landen dat te vinden, want er komt wat tegengeluid van het westen. Alleen politiek gepraat, denk ik, want bij mijn weten wordt er in de buitenlandse media niet echt aandacht aan besteed.

(In Erbil en omgeving merken we persoonlijk verder weinig van de aanvallen verderop)

Het eind van de maand nadert en wanneer de tuinman, de oppas en ik even samen thee zitten te drinken, staat de tuinman op om iets uit de serre te pakken. Hij opent de deur.

“Een slang!” hoor ik hem zeggen.

De oppas is als de dood voor slangen, maar we staan beiden op en lopen naar de serre. Ik kan nog net een kleine babyslang, veel dunner dan mijn pink zien wegkruipen. Daar staan we met ons drieën in de serre. Ik nog op mijn sokken. Zij dragen slippers. De tuinman probeert iets te vinden om te slang te pakken te krijgen en heeft zich omgedraaid. Ik probeer de slang in de gaten te houden, maar inmiddels heeft hij zich verstopt. Als de tuinman terug is en de spullen in het hoekje waar de slang zich volgens mij schuilhoudt, een voor een aan de kant zet, blijkt de slang in een van de kleine apparaten te zitten.

Hoewel het beestje nog klein is, is het enorm actief en bovenal heel snel. Vanwege de flexibele bewegingen die de slang maakt, kost het de tuinman even voor hij het dier te pakken heeft. Uiteindelijk doodt hij de slang. Volgens de tuinman is het een giftige slang. Ik heb er niet zoveel verstand van. Heb ze alleen liever niet in onze tuin.

De babyslang

Die avond ben ik uitgenodigd voor de afscheidsreceptie van Maaike, de Deputy Consul General van het Nederlandse Consulaat in Erbil, waar ook de nieuwe Consul General, Jaco, wordt geïntroduceerd. Het feest wordt gegeven in de zwembadtuin van het zwaar bewaakte Rotana Hotel, waar beveiligers met hun honden binnenkomende auto’s doorzoeken, jezelf door een detectiepoortje komt en je handtas door een scan wordt gehaald.

Ik sluit aan in de rij met net gearriveerde gasten die wachten op hun beurt om afscheid te nemen van Maaike en kennis te maken met Jaco. Daarna meng ik me in de menigte. Ik spreek hier en daar een paar bekende gezichten en maak kennis met een aantal anderen.

Na een uur houdt Maaike een speech. Een aardige, spontane en vooral uitbundige vrouw, die op een onschuldige manier grappig overkomt. Ik denk dat ze door velen gemist gaat worden. Zij was degene die mij in het voorjaar van dit jaar vroeg of onze kinderen de Volendamse klederdracht wilden dragen en tulpen wilden uitdelen aan de gasten van de Koningsdagreceptie. De kinderen vonden het geweldig en kregen fijne reacties van de gasten. Zelfs dagen na het feest nog.

De afscheidsreceptie van Maaike van het Nederlandse Consulaat

Achter Maaike op een groot scherm wordt een diashow getoond met foto’s en korte filmpjes van haar hoogtepunten in Koerdistan. Belangrijke mensen die ze heeft ontmoet, uitjes met vrienden naar de bergen of de rivieren die ze in haar vrije tijd heeft gemaakt, maar ook de foto die ik van Maaike en onze kinderen laat in de avond van de Koningsdagreceptie heb gemaakt.

Even na tienen vertrek ik. Het is een half uurtje rijden terug naar huis. Als ik net door het dorp rijd en bijna aan het eind van de winkelstraat ben gekomen, zie ik verderop een grote groep mannen op straat lopen. Minstens 100 man, schat ik snel in. Links staat een auto van de Koerdische Veiligheidsdienst met zwaailichten aan in de berm. De groep mannen heeft zich over de hele weg verspreid. Enkele mannen van de Veiligheidsdienst staan aan de rand van de groep en lijken voorlopig alleen aanwezig te zijn om te voorkomen dat het gevecht uit de hand loopt. Ik herken ze aan hun legerachtige uniformen en de vuurwapens die ze voor hun torso dragen.

Terwijl ik aan kom rijden, zie ik nog meer mannen uit één van de restaurantjes aan de rechterkant van de weg komen. Er wordt wat getrokken en geduwd. Een vechtpartij, heb ik inmiddels geconstateerd. Ik rem af om de situatie beter in te kunnen schatten. De mannen van het dorp zijn een beetje onvoorspelbaar. Heel vriendelijk in normale omstandigheden, maar zodra er wordt gevochten, kunnen ze zich nogal onvoorspelbaar gedragen. Ik heb vaker gemerkt dat er tijdens onenigheid vuurwapens worden gebruikt, dus met deze grote groep mannen op zo’n 30 meter afstand voor mijn auto ben ik een beetje terughoudend.

Ik sta stil en twijfel. Moet ik keren en via de hoofdweg terug naar huis gaan of zal ik dwars door de groep rijden? Inmiddels staan er twee auto’s achter mij. Ook zij blijven staan. Ik kan nog steeds keren, maar ik besluit door de groep heen te gaan en rijd voorzichtig richting de mannen. Terwijl ik dichterbij kom en de groep vanwege mijn komst zich iets moet verspreiden, zie ik dat één van de mannen bebloed is. Op zijn onderarm heeft hij een ondiepe wond dat van een mes lijkt te komen. Het bloed drupt richting zijn hand, maar hij lijkt er geen last van te hebben. Er zit ook een vlek in zijn shirt. Een andere man heeft een ontbloot bovenlichaam. Iets dat niet gebruikelijk is in Koerdistan in het openbaar, dus ik ga er vanuit dat iemand dat mogelijk heeft stukgescheurd in de strijd.

Voorzichtig rijd ik verder en inmiddels sta ik met mijn auto midden tussen de grote groep mannen. Dan kijkt één van de mannen mijn auto in. Hij lijkt iets verrast te zijn door mijn aanwezigheid. Maar zo te zien begrijpt hij meteen dat ik alleen maar probeer door de groep heen te komen. Met zijn hand tikt hij op mijn motorkap om mijn aandacht te trekken en maakt meteen een gebaar dat ik door mag rijden. Naar de mannen aan de andere kant schreeuwt hij dat ze aan de kant moeten gaan, zodat ik er langs kan. Ik bedank hem en steek mijn hand even naar hem op. Al snel volgen andere mannen zijn voorbeeld en zorgen ze ervoor dat ik zonder problemen aan de andere kant kom. Inmiddels zit ik als een soort van Koningin van Lombardije vanuit mijn auto te zwaaien naar de vriendelijke mannen tot ik aan de andere kant ben. Dat viel me reuze mee.

De kinderen blijken al te slapen als ik thuis kom, dus ik ga even snel langs de tuinman en oppas.
“Als je nog weg wilt, beter niet naar het dorp gaan,” waarschuw ik de tuinman.
Hij heeft de vechtpartij ook al opgemerkt en vraagt mij waar ik langs ben gereden.
Wanneer ik antwoord dat ik door de groep ben gereden, kijken hij en zijn vrouw mij lachend aan.
“Je bent echt een beetje gestoord, he?” zegt hij, “weet je wel dat dat gevaarlijk kan zijn?”
“Jawel, maar ik had de situatie ingeschat en dacht dat het wel mogelijk was. Bovendien was de Veiligheidsdienst er ook al. En uiteindelijk bleken ze heel vriendelijk, want ze hielpen me om aan de andere kant te komen.”

“Stel dat ze vuurwapens bij zich hadden en waren gaan schieten,” zegt hij nu.

“Daar was ik ook wel even bang voor inderdaad, maar ik had wel even gewacht en gekeken hoe de situatie was. Het leek veilig en misschien helpt het soms ook wel om net even wat onvoorspelbaarder te zijn dan de menigte,” glimlach ik terug.

web counter