2022, februari: Een maand vol autopech en een schietpartij

De eerste twee nachten van februari vliegen de vliegtuigen die onder andere Makhmur bombarderen weer over ons huis. Voor de verandering hoor ik ze ook eens. Meestal gaat dat compleet aan mij voorbij. Buiten normale menselijke bezorgdheid om de mensen in de steden die gebombardeerd worden, is het voor ons niet eng, omdat we weten dat de vliegtuigen hun bommen niet bij ons laten vallen. Alsof je in een klas zit waar een paar kinderen altijd de pineut zijn en gepest worden en de rest buiten schot blijft.

Onze gastank thuis is bijna leeg. We zijn zoals hier gewoon is, niet aangesloten op een gasvoorziening, zodat we zelf moeten zorgen dat we gas aangeleverd krijgen. De meeste mensen kopen eens in de paar maanden een gasfles en sluiten die aan op een korte slang die naar hun gasfornuis leidt. Wij hebben een grote tank thuis, die is aangesloten op onze beide gasfornuizen en op onze vloerverwarming. We laten een vrachtwagen komen die het gas komt aanleveren.

De vrachtwagen komt op een moment dat ik niet thuis ben en de tuinman laat de tank vullen. Geld betalen we normaal contant, maar ik heb niets thuis achtergelaten en dus bel ik de man van de vrachtwagen op en vraag waar ik hem het geld kan geven. Voorlopig zit hij nog in Massif, laat hij weten.
“Dan kom ik daar wel naartoe,” antwoord ik.

Samen met mijn tweede dochter rijd ik naar Massif. Bovenaan de bergweg bel ik de man. Hij is bezig met een andere klant. Het kan nog wel even duren. Ik besluit vast naar de telefoonwinkel in Massif te gaan, waar ik inmiddels vaste klant ben. Nieuwe telefoons, screenprotectors en reparaties regel ik altijd via hen.

Als we al even binnen staan in de telefoonwinkel, komt bij toeval ook een volwassen neef van mijn kinderen binnen. Dezelfde neef die als 16-jarige op mij en mijn beide oudste dochters moest passen toen we begin 2009 voor het eerst in een eigen appartement in Erbil kwamen te wonen en mijn man meer in Nederland dan in Koerdistan zat.

Hij slaat zijn arm om mijn dochters schouder.
“Hé, alles goed? Wat doen jullie hier?” vraagt de neef.
De man van de telefoonwinkel reageert verbaast: “Ken je hen?”
“Jazeker, dit is mijn nichtje.”
De telefoonman trekt een bedenkelijk gezicht. Ondanks dat ik bevestig dat we familie zijn, heb ik niet het idee dat hij ons gelooft.

Als mijn dochter en ik even later in de auto zitten te wachten, klopt de neef op ons raampje.
“Waarom zijn jullie nog hier?” wil hij weten.
“We wachten op de man die ons gas heeft aangevuld. Ik moet hem nog betalen,” antwoord ik.
“Hoeveel is het?”
“Ruim 2 miljoen dinar.”
“Geef mij zijn nummer, het geld en de bon. Dan betaal ik hem wel,” biedt de neef aan.
Ik geef hem het geld om te tellen. Grotendeels briefjes van 25.000 Iraakse dinar (omgerekend zo’n 15 euro). Aangevuld met een beetje kleingeld en 300 Amerikaanse dollars. Betalingen in deze twee valuta zijn volkomen geaccepteerd. De neef telt de stapel geld. Koerden doen dat heel vlug. Ze zijn gewend aan geld dat weinig waard is, waardoor je vaak met enorme stapels te maken hebt. Zo is het heel normaal als bedragen van bijvoorbeeld 700 dollar worden betaald in briefjes van 5.000 dinar (iets meer dan 3 euro). Koerden laten het briefgeld door hun vingers glijden in een tempo dat ikzelf nog nooit heb geleerd. Zo ook de neef. Hij hangt in het geopende raam van mijn autodeur, terwijl hij het geld vlot door zijn vingers laat gaan.

We hebben omgerekend voor ongeveer 1250 euro gas getankt. (Dat is geen typefoutje, onze tank is echt heel groot en gas is duur, maar gelukkig kunnen we er waarschijnlijk wel weer tot het eind van het jaar mee). Zo’n groot bedrag in briefjes die omgerekend 15 euro waard zijn, duurt eventjes. Terwijl de neef nog druk aan het tellen is, glijden mijn ogen af naar een herenkapsalon achter hem waar ik een klein jongetje van een jaar of 6 op de kappersstoel zie zitten. Het is maar even, maar de neef merkt meteen op dat ik langs hem heen kijk de kapperszaak in. Hij draait zich om in de richting waarin ik kijk. Ik onderdruk een glimlach. Koerden zijn net camera’s. Hoe is het überhaupt mogelijk dat hij tijdens het geld tellen nog merkt waar ik naartoe kijk? De neef zegt niets, telt verder met het geld en ondertussen hoop ik dat hij niet denkt dat ik naar een andere man zit te kijken.

Een kleine week later maakt mijn auto een gek geluid als ik aan het stuur naar links draai en de olie moet toevallig ook weer ververst worden. Ik vraag de neef van mijn man, die me altijd bij auto-issues helpt. Ik haal hem op van zijn huis. Hij rijdt vanaf daar verder. Nadat we thuis zelf net genezen zijn van corona, herken ik inmiddels het bekende hoestje dat ik nu ook bij de neef hoor. Hij heeft al eens een eerdere versie van corona gehad en test voor zijn werk één tot drie keer per week.
“De laatste keer dat ik testte, had ik geen corona,” verzekert hij mij.
Ik mag dan net genezen en hopelijk nog immuun zijn, voor de zekerheid houd ik toch mijn masker maar op. Om er vervolgens twee dagen later van de neef te horen krijg dat hij inderdaad wel positief is.

Maar corona is hier eigenlijk bijna helemaal geen dingetje meer. En mijn zelftest, die ik voor de zekerheid neem, is ook negatief.

Officieel zouden ongevaccineerden vanaf 1 februari niet meer in bioscopen en restaurants en dergelijke mogen komen, maar er is niemand die erop let of zich eraan houdt. Zelfs als ik bij de kassa van de bioscoop navraag doe of het een probleem zal zijn als ik als ongevaccineerde de bioscoop in wil, wuift de man achter de kassa dat weg.
“Nee, hoor, daar kijken we niet naar.”

Wel mogen we bepaalde overheidsinstanties zonder vaccinatiekaart niet betreden, maar dat is het ook wel zo ongeveer. Buiten school ben ik nog één van de weinigen die een masker draagt. Voor de rest lijkt iedereen corona te zijn vergeten en de officiële getallen door op een overheidswebsite worden bijgehouden, liggen momenteel weer op rond de 500 per dag met nog geen 8000 actieve gevallen en ruim 7300 doden. Die lage getallen zijn, vermoed ik, vooral te danken aan de mensen die niet meer testen en het virus inmiddels als een griep behandelen.

Alweer een flinke tijd geleden heb ik ooit mijn voorruit van de auto eens moeten vervangen en sinds enkele dagen is mijn binnenspiegel zo van de voorruit gevallen. Twee keer heeft de tuinman hem terug gelijmd, maar als ik die ochtend door de stad rijd, valt hij weer af. Ik rijd door naar het terrein aan Shoresh waar honderden automonteurs zitten. Geen idee waar ik moet zijn en de in het Koerdisch geschreven (Arabisch-achtige) schrift, maakt het voor mij ook niet makkelijker.

Aan het begin van het chaotische en veel te krappe industrieterrein zie ik een man zitten. Ik houd mijn binnenspiegel omhoog en vraag waar ik hem kan laten vastlijmen.
“Wacht, ik bel wel even iemand,” zegt de man meteen, maar de telefoon die hij probeert te bereiken, blijkt nog uit te staan.
Hij kijkt even om zich heen. Ik zie hem twijfelen, als de man achter hem zegt: “Ga maar, ik blijf hier wel zolang.”
En zo loopt de man voor mijn auto op en wijst me de weg tot aan de juiste automonteur die autoglazen zet en ook mijn binnenspiegel kan terug plakken.

Als ik mijn raam naar beneden draai en vraag of ze mijn spiegel kunnen vastlijmen, omdat hij blijft vallen, zie ik een klein glimlachje rond de mond van de man tevoorschijn komen.
“Natuurlijk, neem daar maar plaats,” zegt hij en wijst mij naar achterin zijn smalle, maar vier keer zo diepe garage. De binnenkant is amper afgewerkt, want op de ene lange muur zit niet eens gips en zijn de betonblokken nog duidelijk zichtbaar. Een lift met een open stalen constructie gaat zo via een gat door het betonnen plafond. Het gat is pas later aangebracht. Dat maak ik op uit de rafelige en afgebroken randen eromheen. Ik kan zelfs hier en daar stalen pinnen eruit zien steken. Aan de muur hangt een poster met de islamitische gebedstijden. Een andere poster laat een enorme moskee zien met acht minaretten op het dak. Een klein meisje met een wit hoofddoek bidt op de voorgrond.

Terwijl ik wacht, komt een van de mannen van de garage me thee brengen uit een papieren kopje. Uit ervaring weet ik dat ik niet te veel moet roeren met het lepeltje dat er al inzit, want dan wordt het veel te zoet.

Het duurt niet lang. Na een minuut of twintig hangt mijn spiegel weer vrolijk aan het glas.

In de ochtend van de 21ste van februari kom ik net terug van Erbil. Als ik alleen in de auto zit, heb ik meestal de muziek vrij luid aan. Tussen twee liedjes in, hoor ik een geluid dat ik niet thuis kan brengen. Het is een soort zwaar brommend, maar toch zacht geluid, alsof er een helikopter over vliegt, maar ik weet dat het geluid van mijn auto komt. Ik weet zeker dat mijn auto normaal niet zo klinkt, maar waarschuwingslampjes en dergelijke op mijn dashboard branden niet. Ik rijd door, maar heb meteen een wantrouwend gevoel. Dat komt hoofdzakelijk doordat ik nul komma nul verstand heb van auto’s en ik er een gruwelijke hekel aan heb in een auto te rijden die ik niet vertrouw, want stel dat het iets gevaarlijks is.

Wanneer ik de kinderen ophaal van school, vertelt mijn tweede dochter mij dat haar telefoon door school is ingenomen. Niet alleen de hare. Een man die over de beveiliging en de supervisors op het schoolplein gaat, heeft blijkbaar een heuse jacht op telefoontjes gemaakt, want volgens mijn dochter kwam hij de klas binnen en nam diverse kinderen hun telefoon af. En zo aan het eind van de schooldag staan we in een rij, samen met andere telefoonloze kinderen, om te vragen wanneer de telefoons weer worden teruggegeven. Een ongetwijfeld gelogen smeekbede van een jongen van de 12de klas dat hij zijn notities in zijn telefoon heeft staan en alleen de aankomende examens daarom met zijn telefoon kan leren, helpen niet.
“Dat is jouw probleem,” antwoordt het hoofd van de schoolpleinbeveiliging, “Volgende week krijgen jullie je telefoon terug.”

Ik maak er niet een groot probleem van, want dat de leerlingen geen telefoon mee mogen nemen naar school, staat duidelijk in het reglement. Ik ben allang blij voor mijn dochter dat ze haar telefoon maar een week kwijt zal zijn, want als je voor de tweede keer gepakt wordt, zoals in haar geval, houdt school de telefoon doorgaans tot het einde van het trimester. Met een beetje pech kan dat dus oplopen tot drie maanden.

Het blijkt niet onze beste dag, want als ik even later in de auto stap en terug wil rijden naar huis, start de motor niet. Lampen heb ik niet laten branden, dus de accu zal aan eind zijn, concludeer ik. Ik vraag een man op de parkeerplaats van school mijn auto te helpen starten met behulp van de startkabels die achterin mijn kofferbak liggen. Een halve minuut. Meer heeft de auto niet nodig om weer aan de praat te raken.

De vaste neef van mijn man die altijd met mij de auto laat repareren, heeft het druk die dag en we spreken af dat hij de volgende avond mijn accu zal vervangen. Voor school zal ik ander vervoer moeten regelen.

Ik bel een taxi en vraag of hij de volgende ochtend om ongeveer half 8 bij ons thuis kan zijn. Het is dezelfde taxi-chauffeur met wie ik laatst al eens mee moest en die toen veel later dan de afgesproken tijd kwam aanrijden.
“Wel op tijd komen, alsjeblieft. Ik wil graag dat je om half 8 bij mij bent. Niet dat je om half 8 van jouw huis vertrekt,” zeg ik voor de duidelijkheid tegen de man.

7:22 uur de volgende ochtend gaat mijn telefoon. De beste man staat al voor mijn deur te wachten. Zodra we de kinderen hebben afgezet op school, vraag ik hem mij aan het begin van de dorpsstraat af te zetten. Nu ik toch geen auto bij me heb, wil ik graag even een wandeling maken. De normale weg die ongeveer een half uur duurt, is geen optie. Die weg is al sinds een maand of drie overstroomd. Naast het water ligt alleen maar drek van minstens 20 centimeter hoog. Geen mogelijkheid om daar zonder natte voeten langs te lopen.

Ik bedenk een alternatieve route. Via de privéweg van onze schuinachterburen. Halverwege kan ik dan door de berm klimmen, een stukje omhoog over een ander veld, verderop een stukje steil naar beneden en dan via een tweede weiland en openstaande hekken weer naar onze straat. Zo omzeil ik precies het overstroomde deel. De route zal amper langer zijn dan de normale route. Maar ik kijk op tegen het steile deel. Daar ben ik een paar dagen eerder op zaterdag al met de kinderen langs gekomen en toen moesten we letterlijk met ons achterwerk over de helling glijden om niet te vallen.

Dan is er nog een andere route. De weg die ik tegenwoordig met de auto neem door het dorp om zo de deels overstroomde weg te ontwijken. Het is een stuk verder lopen. Ik schat minstens een half uur langer dan de normale route. Op zich moet dat geen probleem zijn, want ik heb de tijd, maar op het eind woont de mokhtar; een man die werkt als een soort dorpsmakelaar en formulieren kan afgeven waarin wordt bevestigd dat iemand in een bepaald dorp woont. En die mokhtar heeft een heel agressieve hond die vrij rondloopt. Telkens als ik met de auto voor zijn huis langs rijdt, komt de hond met een rotgang van het erf op mijn auto afrennen. Zo snel dat hij regelmatig zijn kop aan mijn auto stoot. Luid blaffend rent hij dan nog fanatiek een meter of 10 a 20 met mij mee om vervolgens weer onverrichterzake af te druipen naar het huis van de mokhtar. De tuinman komt er ook wel eens langs op zijn motor en daar reageert de hond net zo fel op. Op het verzoek van de tuinman aan de mokhtar om de hond vast te zetten of in ieder geval binnen zijn erf te houden, heeft de mokhtar vooralsnog geen gehoor gegeven. In ieder geval bedenk ik me nu tijdens het lopen dat die route dus ook geen optie zal zijn.

Maar er is nog een weg om thuis te komen. Het is een heel stuk omlopen ook, maar ik kan nog een vroeg zijstraatje van de dorpsstraat inslaan. Dan kom ik op een asfaltweg dat deels achter de woonwijk American Village langs loopt. Via daar kan ik over een soort reed richting de heuvels gaan. Daarachter staan wat onbewoonde vakantiehuizen en zo kan ik via de achterkant terug naar ons huis lopen. Hoewel ik ook hier drie dagen eerder met mijn twee jongste kinderen ben langsgelopen, blijkt deze route deze ochtend ook geen strak plan te zijn. Met de kinderen was de weg droog en prima te bewandelen. Nu blijken bepaalde delen drekkig en zak ik aan het begin van de reed met mijn gehele schoenzolen in de veel te zachte modder. Ineens lijkt deze weg ook een stuk stiller nu ik hier alleen wandel. Ik kom niemand tegen. Alleen een stukje verder dan de reed, aan het begin van de heuvels, staat een huisje op de ruimte waar twee jonge mannen bezig zijn met hun dieren. De honden van dat huis blaffen ook altijd, maar zij zitten wel vast op het erf. Tegenover het huis sla ik linksaf waar ik over een andere reed een heuvel oploop. Daarna sla ik rechtsaf en kan ik de weg volgen tot aan huis.

Mijn schoenen zijn nog vies van de natte modder en nog voor ik thuis ben, app ik iemand die ik van school ken of ik in de middag mee mag rijden naar school. Hun kinderen zijn al om 3 uur vrij en dan kan ik 45 minuten wachten tot mijn beide middelste kinderen vrij zijn. “Als ik eenmaal op school ben, kan ik wel een taxi terug naar huis nemen,” schrijf ik, “maar er is geen taxi die ruim een uur op school gaat staan wachten.”
De man komt met een ander plan. Ik kan wel thuis blijven, dan zet hij mijn kinderen bij mij thuis af.
“Is dat niet teveel moeite? Je moet dan zo lang wachten tot mijn kinderen vrij zijn.” vraag ik.
“Nee, hoor. Dan kunnen mijn kinderen zolang met jouw jongste dochter spelen,” antwoordt hij.

Zoals afgesproken zet hij ze netjes af en stuurt mij een berichtje dat de kinderen thuis zijn. Hij is al weg voor ik hem persoonlijk kan bedanken voor alle moeite, dus dat doe ik de volgende dag op school. Hij wuift het weg. Hij vindt het niet meer dan normaal dat hij geholpen heeft.

Gelukkig wordt diezelfde avond de accu vervangen. De auto start weer. Maar als ik de volgende ochtend er weer mee rijdt, hoor ik nog steeds hetzelfde “helikopter”-geluid. Bij hogere snelheid neemt ook het geluid toe. Ik ben er niet gerust op.

Voor de zoveelste keer deze maand neem ik contact op met de neef van mijn man. We spreken af om na twee dagen naar de dealer te rijden en te vragen wat het probleem is.

De volgende dag heb ik eerst mijn zoon beloofd samen naar een voetbalwedstrijd te gaan. Mijn zoon heeft met mijn toestemming via school tickets gekocht voor de wedstrijd in het Franso Hariri Stadium in Erbil waar Patrick Kluivert en Roberto Carlos mee zullen spelen. Ik ben totaal geen voetbalfan, heb nog nooit een wedstrijd live gezien en zelfs op tv tijdens EK en WK kijk ik niet. Het laat me ook volkomen koud welk land dan de winnaar wordt. Maar voor mijn zoon, die hoofdzakelijk opgroeit tussen de meiden, wil ik best een uitzondering maken en gezellig samen een voetbalwedstrijd zien.

Vol enthousiasme gaan hij en ik naar Erbil en parkeren onze auto in een zijstraatje van de grote straat waar het stadium aan staat. We nemen een achteringang, want de vooringang is voor de VIP-tickets, maar dat mag de pret niet drukken. We komen langs een paar zwaar bewapende beveiligers en besluiten direct boven de ingang te gaan zitten. Zo hebben we mooi zicht over het hek en zitten we lekker rustig. Volgens het papier van de school zou de wedstrijd om half 5 beginnen, maar met bijna een uur vertraging begint pas het spel.

Ondertussen komen regelmatig nieuwe bezoekers door de ingang waar wij direct boven zitten. Een aantal keer herkent mijn zoon schoolgenoten en roept hun naam. Nadat mijn zoon ongeveer voor de derde of vierde keer een leerling heeft herkend en de naam heeft geroepen, zie ik een van de bewapende beveiligers een grote glimlach richting mijn zoon geven.

Het kost ons even uit te vissen of Patrick Kluivert nu voor het blauwe of het witte team speelt en welke speler überhaupt Patrick is, maar Google doet wonderen, want volgens het internet heeft hij rugnummer 9. Het lijkt er op dat dat ook voor deze wedstrijd geldt, want als we de blauwe speler met een 9 op zijn shirt aan de bal zien, horen we de Koerdisch sprekende verslaggever Patricks naam noemen.

De pauze is minstens even leuk als het voetbalspel zelf, want er wordt een heuse vuurwerkshow gegeven. Na de onderbreking en nog een extra doelpunt merken we ineens op dat de teams hun helften op het voetbalveld hebben omgewisseld. Mij maakt het weinig uit. Ik juich voor elk doelpunt. Uiteindelijk verliest de blauwe ploeg van Patrick Kluivert met een stand van 5-4.

’s Avonds lig ik in bed. Het is net na half 11 en ik scroll nog even door mijn Facebook. De laatste berichten van die dag bekijken. De spanning tussen Rusland en de Oekraïne is te snijden en de volgende ochtend zal blijken dat Rusland die nacht de Oekraïne heeft aangevallen. Het begin van een oorlog die de rest van de wereld ook in zijn greep heeft.

Plots hoor ik schoten. Vrij dichtbij. Eerst een stuk of vier. Dan nog ongeveer vijf. Gegil. Van vrouwen, maar ik hoor ook mannenstemmen. Soms zet het gegil aan. Ik hoor de paniek in hun stem. Ik sta op en loop naar mijn schuifdeur die naar het balkon gaat. Voor de zekerheid sta ikzelf grotendeels achter de muur. Ik schuif mijn gordijn opzij en gluur in de richting waar het geluid vandaan komt. Een huisje achter ons, met hun voorkant naar ons gericht. Misschien hemelsbreed zo’n 100 a 200 meter. Meer zal het niet zijn, denk ik. Er brandt licht in het huisje en ik zie een stuk of vijf mensen daar. Drie mensen lijken in de geopende voordeur te staan. Ik zie de silhouet van een vrouw die een man probeert tegen te houden. Ik vermoed dat zij zo hard schreeuwt. Af en toe zie ik nog een of twee mensen voor het rechterraam zenuwachtig heen en weer lopen.

Op een doodlopend zijstraatje van onze straat, zie ik een stuk of tien mannen van een huis aan de rechterkant de straat aflopen. Ze komen af op het geluid. Ik kan niet goed zien of ze ook werkelijk ingrijpen, want er staan enkele huizen tussen dat straatje en mijn zicht in.

Ik bel een vriend. Hij werkt voor een afdeling van de politie. Meestal stuur ik hem altijd eerst een appje om te vragen of hij wel tijd heeft om te bellen, dus mijn directe telefoontje laat hem enigszins schrikken.
“Alles goed?” vraagt hij bezorgd.
“Met mij wel, maar er is iemand met een vuurwapen aan het schieten,” zeg ik.
“Is het dichtbij?”
“Ja. Ik denk 100 meter ofzo.”
“Sta je wel veilig? Zorg dat je achter een muur blijft staan,” raadt hij mij aan, “Het probleem zal zo wel worden opgelost. Ga je er niet in mengen. Gewoon zorgen dat je veilig bent.”
“Ik kan altijd nog terug schieten,” grap ik, “We hebben ook wel ergens een kalashnikov.”
Na zijn geschrokken “nee, dat moet je niet doen”, begin ik te lachen.
“Ik heb geen verstand van vuurwapens. Ik weet niet eens hoe ik een wapen moet laden. Dus geen paniek. Ik blijf wel in mijn slaapkamer.”
De vriend laat me weten dat er wel politie of andere beveiligers naartoe zullen gaan als dat nodig blijkt. Na een paar minuten is het rustig bij de buren. Doden of gewonden zijn er niet gevallen. Dat vernemen we de volgende dag, want roddels als deze gaan nu eenmaal snel. Later blijkt volgens de dorpsroddels ook dat het schieten niet van dat kleine huisje is gekomen, maar van een ander huis dat nog dichterbij ons staat.

24 februari. Het is precies twee jaar geleden dat de school van onze kinderen startte met het verplicht dragen van een masker. Persoonlijk denk ik dat het einde van corona praktisch in zicht is, maar zonder een adempauze stromen we zo door in de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Het voelt wat vreemd aan. Normaal is de onrust bij ons. Vallen de bommen (in een boog van zo’n anderhalf uur rijden) om ons heen. Nu is Oekraïne aan de buurt. Ongeveer een maand geleden had Irak ook zijn mensen opgeroepen uit die regio te gaan. Op Facebook hadden mensen met allerlei grappen gereageerd. Allemaal met de strekking “Waarom zou Irak hun mensen terug moeten roepen als het in Irak gevaarlijker is dan in de Oekraïne zitten?” Toch blijkt al op de eerste of tweede dag van de aanval dat er in ieder geval een Koerdische student uit Kirkuk, die in Oekraïne studeert, is omgekomen.

Behalve oprechte meelevendheid merk ik weinig persoonlijke bezorgdheid onder de Koerden. Op een vrouw na, die me wijst op de vriendschappelijke banden tussen Rusland en Iran en de minder goede band tussen Iran en Koerdistan, denken enkele anderen die ik vraag niet dat de oorlog zich zal uitbreiden tot aan Koerdistan.

Die dag rijden de neef en ik weer samen naar de monteur.
“Ik hoor niets geks aan je auto, hoor,” zegt de neef, “Ik denk dat het wel in orde is.”
“Ik heb toch liever dat iemand ernaar gaat kijken, want dit is niet het geluid dat mijn auto normaal maakt,” dring ik aan.
En even later rijdt de monteur met ons een testritje. Hij herkent het geluid wel. In de garage voert hij nog een testje uit wat zijn vermoeden bevestigt. Er blijkt iets stuk te gaan bij de wielen.
“Is dat gevaarlijk?” vraag ik.
Mijn Koerdische woordenkennis van auto-onderdelen is maar beperkt, dus meestal heb ik geen idee wat er exact aan de hand is. Ik laat het gewoon vervangen. Geluk is wel dat de neef die altijd bij mij is wel begrijpt wat het probleem is.
“Nu nog niet, maar als je te lang er mee door blijft rijden wel,” laat de monteur mij weten.
“Gevaarlijk in welke zin? Wat kan er gebeuren?” wil ik weten om zo een beter beeld te krijgen van het hele probleem.
“Dat je wielen afscheid zullen nemen van je auto,” lacht de monteur.
“Aha, dat de wielen onder mijn auto wegvallen.”
“Ja, precies.”
“Hoe kan het eigenlijk dat het stuk gaat?” vraag ik.
“Als je door water hebt gereden of door deuken en over hobbels in de weg,” verklaart de monteur.
Later begrijp ik dat deze onderdelen sowieso slijten na zo’n 100.000 km te hebben gereden en laat mijn teller nu net op 117.000 km staan.
“Oh, ik ben de laatste tijd vaak door water gereden en de hobbels en deuken in het wegdek neem ik ook geregeld mee,” geef ik onmiddellijk toe.

De monteur belooft het benodigde onderdeel voor beide voorwielen te bestellen en ons te bellen zodra het binnen is. Ondertussen heb ik me al bedacht zo weinig mogelijk gebruik van de auto te gaan maken tot het klaar is. Het lijkt me niet zo handig om de wielen halverwege een ritje te verliezen. Maar school en af en toe een boodschap moet wel doorgaan.

Op de laatste dag van de maand belt mijn tweede dochter mij op van school. Leerlingen van de twaalfde klas mogen opgehaald worden door hun ouders als ze kunnen. De examenweek begint weer volgende week en mijn dochter is al niet zo graag op school, dus ze maakt liever gebruik van de mogelijkheid naar huis te kunnen gaan.

“Als het mag van school, kom ik je halen,” zeg ik.
Mijn dochter roept naar haar supervisor die ik van een afstandje zijn toestemming hoor geven.

Op het schoolplein komt mijn dochter me al tegemoet lopen. Samen lopen we terug naar de receptie waar we weer de twee absentiebriefjes voor de Asayish (Veiligheidsdienst) moeten ophalen.
“Oh, en kun je mijn telefoon halen?” vraagt mijn dochter.
Vandaag is de week voorbij en zouden de kinderen wiens telefoon door school is ingenomen deze weer terug kunnen krijgen.

Ik loop naar het kantoor van de man die de telefoons in beheer heeft. Het kantoor is leeg. Volgens een jongen die voor de deur op een stoel zit te wachten, komt de man zo terug. Ik loop terug naar mijn dochter die met een klasgenootje nog in de receptiehal staat. Net als ik voor een tweede maal naar het kantoor weer lopen, komt een klas met kleine kinderen door dezelfde gang lopen. Ze zijn op weg naar de bibliotheek die boven de receptie is gevestigd.
“Hey, jij bent de moeder van (……..)!” zegt een klein jongetje met donkerblonde krulletjes vrolijk en noemt de naam van mijn jongste dochter.
Ik glimlach naar hem en zeg dat dat klopt. De leerlingen lopen in een rij en een paar kinderen later zie ik een vriendje van mijn jongste. Ineens besef ik dat dit de derde klas is en ik schiet lichtelijk in de stress. Als mijn jongste merkt dat ik op school ben en dat mijn tweede mee mag naar huis, dan weet ik nu al dat ze moeilijk gaat doen als ze me ziet. met mijn ogen volg ik de lange rij kinderen en zie ineens mijn jongste bij de deur staan. Haar donkerblonde steile haar, haar pony, haar staartje van opzij met een grote pastelgetinte haarstrik van Jojo Siwa in haar haar. Ze ziet mij niet. In vlot tempo loop ik terug naar mijn tweede dochter die haar jongste zusje ook heeft zien staan. Niet wetende waar we zo snel naartoe moeten gaan, duiken we met ons tweeën in de hoek tegenovergesteld aan de trap waar de leerlingen achter elkaar naar boven gaan.
“Komt je zusje eraan?” vraagt een vriend van mijn tweede dochter.
“Ik denk het wel. We zagen haar bij de deur,” zegt mijn dochter die voor mij staat.
De jongen gaat weer voor mijn tweede dochter staan. Het zal een raar gezicht zijn, want de dames bij de receptie kijken lachend naar ons en de rij derde klassers die voorbij lopen. Of mijn jongste nu wel of niet in de rij leerlingen zit (er zijn minstens zes verschillende derde klassen met ieder hun eigen rooster), we zien haar niet meer. En belangrijker: zij ons ook niet.

We geven de absentiepapieren voor mijn tweede dochter af bij de Asayish en rijden richting Erbil naar het benzinestation “Shimal” waar ik vrijwel altijd tank. De prijzen zijn ook hier gestegen. Voorheen betaalden we 1050 dinar per liter (omgerekend 64 eurocent per liter) van de “Super”-variant, want de normale benzine is wel stukken goedkoper, maar sinds enkele weken staat de Super-benzine op 1150 dinar (70 cent). Eigenlijk kan ik me niet herinneren dat het ooit eerder zo duur is geweest.

Een van de mannen die bij de tanks staat, tankt op mijn verzoek vol. In bijna 14 jaar tijd heb ik geloof ik maar een keer zelf hoeven tanken hier in Koerdistan. Zelfs betalen doe je vanuit de auto. En mocht je toch wat te drinken willen, zijn ze niet te beroerd om dat ook direct voor je te halen. Ideaal.

De tank is vol, het geld betaald en ik rij weer weg. Ik ben nog op het terrein als achter elkaar mijn beide voorwielen plots wegzakken in de grond. Ik kan een klein stukje doorrijden en voel de auto weer omhoog komen.
“Wat was dat?” vraag ik verbaasd aan mijn dochter die op de passagiersstoel naast mij zit en ik kijk in mijn buitenspiegel waar ik zie dat er stuk ijzeren plaat die normaal over een bepaald gat in de grond zit er naast ligt.
Ik barst in lachen uit: “Hoe heb ik dat gat gemist? Zit mijn wiel er nog wel onder?”

Een paar mannen lopen al naar het gat toe en roepen naar mij dat alles in orde is.
Ik loop inmiddels voor de zekerheid ook maar even een rondje om mijn auto, maar constateer dat de wielen er nog aanzitten. Dat was weer geen gezonde actie van mij. Hopen dat de onderdelen van mijn wielen snel worden aangeleverd, zodat ik ze kan vervangen.

web counter