2021 april: Een maand met een lach een traan. Afscheid van een neef en mijn schoonmoeder

Deze maand is er bijzonder veel gebeurd. Fijne en verdrietige momenten. Soms zit het leven in een stroomversnelling en deze maand is daar een goed voorbeeld van. Evenals dat maart, waarin zo relatief weinig is gebeurd, de stilte voor de storm zal zijn geweest. 

Het is de eerste dag van april. Mijn man is nog in Koerdistan voor een kort bezoek van een kleine drie weken, nadat we hem bijna acht maanden niet hebben gezien. Ik weet dat hij bijna zal vertrekken en vraag of we een gezinsuitje kunnen doen. Veel opties zijn er niet, gezien zijn naderende vertrek en de Koerdische overheid die met de dag weer strengere maatregelen hanteert. 

Een bestemming in de strook tussen Erbil en Iran in lijkt me wel wat. Korek mountain vlakbij Soran of historische plekken in de buurt van Sulaimaniya. Het wordt Korek mountain. Een soort mini-pretpark bovenop een hoge berg, zo’n anderhalf uur rijden vanaf ons huis. Het duurt ongeveer een kwartier of twintig minuten met een kabelbaan voor je boven bent. Leuk voor de kinderen, maar ook voor ons. Het uitzicht vanuit de kabelbaan is prachtig en rustgevend. De berg kleurt in de lente groen door de bomen en het gras. In de verte zijn de bergtoppen nog bedekt met sneeuw. 

We wandelen over het smalle pad door het parkje richting het restaurant. De kinderen rennen naar de schommels, terwijl wij door het restaurant naar het terras lopen, waar je uitkijkt over het dal in de diepte. Het balkon ligt aan dezelfde kant als waar je met de kabelbaan langs komt en daardoor heeft het hetzelfde uizicht over het dal. De zachte wind voelt een klein beetje fris aan, maar is net niet koud genoeg om een jas aan te trekken. 

We nemen binnen plaats aan een grote vierkante houten tafel waar houten banken omheen staan. We bestellen diverse salades die met lokaal brood worden geserveerd, rijst en vlees. Na het eten gaan de kinderen terug naar de schommels en als ook wij klaar zijn, lopen we terug over het pad in het park. Mijn tweede dochter en mijn zoon willen de “eagle” doen. Een attractie waarbij mensen eerst in een speciaal harnas worden geholpen, waarmee je wordt bevestigd aan een ophangapparaat aan een lange kabel die naar de top van een andere berg leidt. Vervolgens “vlieg” je als een vogel (natuurlijk nog steeds volledig bevestigd) terug naar de attractie. 

Ik ben zelf niet zo’n dappere dodo, dus voor mij hoeft dat niet zo. Ik geniet meer van het rondlopen in het park dan van het meedoen bij attracties. De kinderen vinden het in ieder geval geweldig. De jongste van 7 wil ook graag, maar is nog iets te klein. 

Rond een uur of 2 vertrekken we weer uit het park. Mijn man heeft later die middag nog een afspraak in Erbil. Het is maar goed dat we vroeg zijn vertrokken, want de weg terug, direct na het dorpje Khalifan, wordt het druk op de bergweg. 

Twee dagen later ben ik jarig. Voor de gelegenheid heb ik een soort oreo-koffietaart gekocht. Een niet te zoete taart met een milde smaak, die bij iedereen goed in de smaak valt. Al jaren vier ik mijn verjaardag niet echt, behalve met een taart als ontbijt, maar als ik in de ochtend de kamer binnen kom, heeft mijn tweede dochter de woonkamer versierd met slingers en ballonnen. Mijn man heeft rode rozen gekocht en van mijn oudste dochter, die in Nederland studeert, krijg ik via een vriendin van haar, een canvas waar bloemblaadjes in vier verschillende lengtes op zijn geplakt. Ze stellen onze vier kinderen voor. Mijn twee jongste kinderen geven me geld dat ze verdient hebben met klusjes doen in huis. 

In de middag wandel ik met mijn twee jongsten door de heuvels achter ons huis. Hoewel de omgeving daar heerlijk weids is, komen we er zelden. Mijn kinderen spelen alleen in onze tuin en als ze al de straat op gaan, gaan ze meteen naar de grond waar onze fruitbomen staan of soms wandelen ze met de oppas of de tuinman de andere kant de heuvel af. In de heuvels achter ons huis moet je toch een beetje oppassen voor schorpioenen en slangen, omdat deze daar nog volop zullen voorkomen. 

Die avond sta ik in mijn smalle halfopen wasruimte, achter het hoge aanrecht. Mijn twee jongsten zijn aan het stoeien en mijn zoon verstopt zich achter mij. Terwijl hij opspringt om zijn jongste zusje te laten schrikken, raakt zijn arm mij in mijn rechterknieholte, waardoor ik achterover val. In een reflex probeer ik te blijven staan en maakt mijn linkervoet een pijnlijke draaiing. De pijn trekt door mijn voet en ik voel me misselijk worden. Ik blijf op de grond liggen, omdat mijn maag een poosje van streek blijft. Mijn jongste maakt mijn man wakker die beneden op de bank in slaap is gevallen. Hij helpt me naar mijn bed waar ik mijn voet verbind. Die avond en volgende dag is mijn voet enigszins opgezwollen, maar ik vertrouw erop dat het niet gebroken is. Met een beetje voorzichtigheid kan ik redelijk lopen. 

De eerste week van april is net afgerond, als ik op bezoek ga bij een vriendin van mij. Mijn man is sinds de 7de van april net weer terug naar Nederland gevlogen. De vriendin is Koerdisch en werkt voor de Asayish (Koerdische Veiligheidsdienst). Ik ben er niet alleen. Ze heeft een Iraanse vriend op bezoek. Ik ken hem vaag. Heb ongeveer een jaar geleden toevallig eens bij hem en de vriendin in de auto gezeten en kort met hem gesproken. Deze avond zitten we in de woonkamer van de vriendin. Hij links op de hoekbank, ik rechts, de vriendin op een stoel die ze net heeft bijgeschoven. En zo zitten we die avond samen. Een Iraniër, een Koerdische en een Nederlandse, die onderling Koerdisch spreken. De jongen blijkt het grappig te vinden dat ik als Nederlandse het Bahdini-dialect heb geleerd. Zelf spreekt hij Sorani. 

Het is heel gezellig. Het is lang geleden dat ik zo gelachen heb. 
“Hij heeft laatst 10 dagen in de gevangenis gezeten,” zegt de vriendin en knikt met haar hoofd naar de jongen.
“Waarom?” vraag ik verbaasd.
Dan begint de jongen te vertellen. Hij had geprobeerd zijn Koerdische identiteitspapieren te vernieuwen, maar zonder dat hij er erg in had gehad, bleek er een probleem mee te zijn, werd hij gearresteerd en stond even later geboeid voor de rechter. De rechter was van mening dat hij het onderzoek in de gevangenis moest afwachten en zo werd hij afgevoerd naar een veel te kleine ruimte met een veel te grote groep andere gevangenen, waaronder dieven, vechters en moordenaars. Er waren te weinig dekens, dus als laatste binnenkomer, moest hij zonder doen. 

Drie dagen en nachten had hij niet kunnen slapen en eten van de kou en de stress. Wanneer hij kon, belde hij de vriendin om hem te helpen vrij te krijgen. De vriendin deed alles wat ze kon om zijn papieren op orde te krijgen, maar het kostte wat tijd. 

Waarschijnlijk was hij wat in slaap gedommeld, toen hij onrustig wakker schoot en zijn hoofd stootte tegen ijzeren staven die zo’n 15 cm boven zijn gezicht zaten. De zijkant van zijn wenkbrauw barstte open, bloed stroomde langs zijn gezicht naar beneden en de wond zwol op. Met zo’n gehavend gezicht en zijn snor die inmiddels gegroeid was, begon hij steeds minder op te vallen in het milieu waarin hij zich sinds enkele dagen bevond.
“Waarvoor zit jij hier?” had een van de gevangenen aan hem gevraagd, terwijl de jongen net een sigaretje stond te roken.
De jongen nam nog een trekje van zijn sigaret, blies de rook uit en antwoordde kalm: “Ik heb 4 mannen vermoord.”
Ik barst in lachen uit.
“Je hebt wat?” proest ik.
“Ja, ik kon toch moeilijk zeggen dat ik in de cel zat voor wat papieren die niet kloppen. De rest zat er toch ook voor grotere misdaden.” 

Vanaf de vierde dag ging het beter met hem. Door medegevangen een lepel eten extra toe te bedelen, maakte hij blijkbaar snel vrienden. Hij vertelde hen over de keer dat hij eens zijn autoraam had moeten in gooien, omdat zijn hond in de afgesloten auto zat, terwijl de sleutels nog in de auto lagen.
“Maar dan gooi je het raam toch niet in?” had blijkbaar een geoefende dief gezegd. Vervolgens had hij hem uitgelegd hoe je een gesloten autodeur kunt openen. 
“Dus je hebt wat nuttigs geleerd daar,” lacht de vriendin nu.

De jongen vertelt verder. “Elke keer wanneer iemand vrijgelaten werd, klapten de andere gevangenen voor hem. Dan juichten ze en feliciteerden ze diegene dat hij vrij was. Op de tiende dag werd mijn naam omgeroepen. De andere mannen begonnen te klappen en te juichen en gaven me schouderklopjes, maar toen had ik al zoveel vrienden gemaakt, dat ik helemaal geen zin had te vertrekken.” 

Met zijn wond op zijn wenkbrauw die nog niet volledig geheeld was en zijn inmiddels gegroeide snor was hij naar buiten gekomen. De vriendin had hem verschrikt aangekeken.
“Wat is er met jou gebeurd in deze tien dagen?” had ze hem verbaasd gevraagd.
“Het was best leuk hier, hoor. Ik was de baas van het eten.”
“Dus je zit hier tien dagen en wordt al baas van het eten? Dus als je hier een maand zou zitten, zou je zowat de plek runnen!” had ze gelachen. 

Ik heb het niet meer. We lachen alledrie even hard om zijn verhaal.
“En weet je wat het ergste is?” zegt de vriendin tegen mij en lacht hard, “Hij heeft zijn telefoonnummer zelfs aan hen gegeven. Kun je je voorstellen? Hij zat alleen gevangen voor wat papieren en hij geeft dan zijn telefoonnummer aan moordenaars en dieven!”

De jongen heeft nog meer verhalen en vertelt over de keer dat hij 12 jaar oud was en nog in Isfahan (Iran) woonde. Zijn ouders moesten naar de hoofdstad Teheran en lieten hem voor een week alleen thuis. Zijn moeder had voor drie dagen eten gemaakt, maar al de eerste dag had hij al het eten opgegeten en was door de voorraad heen. De tweede dag had hij zin gehad in patatjes, dus hij kocht voor zichzelf zes kilo aardappelen, schilde ze en sneed ze met de grootste precisie in de juiste vorm. Hij bakte de patatjes in olie, gooide er zout over en at zoveel patat dat hij het gevoel had gehad dat zijn bloeddruk gestegen was van alle vet en zout. De dagen gingen voorbij en zoals het een jongen van die leeftijd betaamt, had hij de hele week niets opgeruimd of schoongemaakt. Brood van het begin van de week lag nog op tafel evenals andere etenswaren die over de salontafel waren uitgestald. De afwas was niet gedaan. Om te slapen had hij zijn matras voor de tv in de woonkamer gelegd. Hij ging ervan uit dat zijn ouders hem zouden bellen als ze op de terugweg zouden zijn, zodat hij dan de tijd zou hebben alles snel op te ruimen.
Zijn ouders wilden hem echter verrassen en waren zonder mededeling naar huis gekomen. De jongen had op een stoel gezeten, met zijn voeten tegen de muur en een granaatappel in zijn handen, waarin hij had geknepen om zo het vocht eruit te kunnen drinken. Plots had zijn vader achter hem gestaan. De jongen schrok en kneep zo hard in zijn granaatappel, dat het rode vocht uit de granaatappel alle kanten uitspoot. 

Met zijn handen in de lucht beelt de jongen zijn verhaal uit, terwijl de vriendin en ik op de bank zitten te lachen. Pas tegen half 11 vertrek ik die avond richting huis. Overigens meteen voorlopig de laatste avond dat ik zo laat op straat zou kunnen zijn, want de volgende ochtend lees ik dat de avondklok weer in zal gaan. Van 8 uur ‘s avonds tot en met 6 uur ‘s ochtends. 

Voor de volgende ochtend heb ik een afspraak met mijn fysiotherapeut (c.q. chiropractor, c.q. medische masseur) staan. Sinds de val op mijn verjaardag doet mijn voet nog steeds wat pijn en voor de zekerheid wil ik er toch iemand naar laten kijken die ik vertrouw. 

Om elf uur mag ik daar zijn, maar ik ben wat aan de vroege kant. In de praktijk zijn twee behandelkamers, zodat hij mannen in de ene kamer kan behandelen en vrouwen in de andere als dat toevallig zo uitkomt. Verder is er weinig privacy. In de kamer waar ik in lig, staan drie behandeltafels en ik lig op de middelste. 

Het eerste uur lig ik aan de elektrische apparaten. Twee banden om mijn rug, acht vierkante stickers op en onder mijn voet en op mijn onderbeen. De assistente heeft een handdoek over mij heen gegooid. 

Links naast mij ligt een meisje van een jaar of 26. Haar moeder zit in de fauteuil in de hoek van de behandelkamer. De moeder zelf heeft problemen met haar kaakbot en vraagt of de fysiotherapeut haar kan helpen.
“Ga eerst advies vragen aan een tandarts en kom dan bij mij,” adviseert de man haar terwijl hij even naar mij glimlacht en vervolgens de behandelkamer uitloopt. 
De assistente, zijn vrouw, is nog bij ons in de kamer. De oudere vrouw is wat nieuwsgierig aangelegd en heeft ondertussen allang door dat ik niet Koerdisch ben. 
“Waar komt zij vandaan?” vraagt ze aan de assistente. 
“Uit Nederland, maar ze is al heel lang in Koerdistan,” antwoordt de assistente.
“Werkt ze hier?” wil de vrouw nu weten. 
“Ja, ze is tandarts,” zegt de assistente. 
Het beroep mondhygiëniste is hier niet echt bekend en hoewel ik het altijd wel uitleg, wordt het vaak hier onder de noemer van tandarts geschoven. 
“Oooh!” roept de vrouw nu verrast, “dat is handig!” 
En nu wendt ze zich tot mij. Ik grinnik om haar reactie en glimlach even vriendelijk naar de vrouw, maar leg dan uit dat ik geen tandarts ben en dat ik niet over zulke botproblemen ga, maar vooral tandvleesontstekingen behandel. 
“Tandvlees,” zegt de vrouw mij na en dan: “Daar heb ik ook last van. Mijn tandvlees bloedt en er zit tandsteen. Ik neem er medicijnen voor, maar het lijkt niet te helpen.”
“Medicijnen gaan je niet helpen. Je zal het moeten laten reinigen,” adviseer ik haar. 
Over het probleem van haar kaakbot hebben we het verder niet. 

Dan komt de fysiotherapeut weer binnen en nu roept de oudere vrouw triomfantelijk: “Dokter, ik heb net mijn probleem aan de tandarts uitgelegd. Zij is ook tandarts!” 
De vrouw wijst met haar hand in mijn richting.
De fysiotherapeut begint te lachen en vraagt mij: “Waarom heb je gezegd dat je tandarts bent? Ik heb met opzet niks gezegd.”
“Je vrouw noemde het en ik heb eerlijk gezegd dat kaakbot niet mijn vakgebied is,” lach ik terug. Maar de vrouw krijgt haar zin en even later behandelt hij ook haar. 

Haar dochter die nog steeds naast mij ligt, heeft eigenlijk een behandeling met de zogenaamde “press” nodig. Een metalen dikke ronde staaf met afgeplatte uiteinden, de ene kant wat smaller dan de andere. De smalle kant plaatst hij op een probleemplek en met zijn vuist slaat hij dan op de bredere plek. Een flink gevoelige behandeling weet ik uit ervaring. In het verleden heb ik het al een paar keer gehad. De dochter kent de behandeling ook en wil dat blijkbaar absoluut niet nog eens meemaken. Iedereen legt haar uit dat het beter is voor haar, maar ze blijft bij haar besluit, dus dringt de fysiotherapeut verder niet aan. 

Rechts naast mij ligt een meisje van een jaar of 19. Haar moeder en, ik denk, een zus staan aan de andere kant van de behandelkamer. Het meisje heeft een auto ongeluk gehad waarbij ze een flinke klap heeft gekregen, begrijp ik. 

Nadat de rest klaar is, komen er nieuwe mensen binnen. Een vrouw van een jaar of 55 komt nu links naast mij te liggen. Een vrouw die met haar is meegekomen, neemt plaats in de fauteuil in de hoek van de kamer. De fysiotherapeut geeft de vrouw op de behandeltafel een behandeling wat bekend staat als “hijama” of “wet cupping”. Plastic cupjes worden op de rug geplaatst, terwijl er bij het tuitje middels een soort van handpompje het cupje vacuüm wordt gezogen en de huid omhoog trekt. Na een paar minuten haalt hij steeds een cupje eraf om er dan met een instrument met scherpe naalden (die hij na afloop van de behandeling weggooit) in de huid gaat prikken en vervolgens het cupje er opnieuw op plaatst en vacuüm zuigt, zodat nu het bloed uit de huid in de cupjes getrokken wordt. Ik heb de behandeling ook eens ondergaan. Het vacuüm zuigen is een beetje een gek gevoel, maar vooral de naalden zijn best vervelend. Het is wel te doen, maar echt prettig is het niet. 

De fysiotherapeut is een vrij streng religieuze man (de momenten om te bidden worden ook tijdens de behandelingen niet overgeslagen en als het zo uitkomt, verdwijnen de man en zijn vrouw om beurten naar de speciaal ingerichte bidplek in de praktijk om na het wassen en het gebed terug te komen en de behandelingen voort te zetten). 

Naast religie speelt bijgeloof hier ook nog vaak een rol, waaronder het boze oog. En dus moet de meegekomen vrouw de behandelkamer verlaten. Beter dat niet te veel mensen meekijken. 

Inmiddels zijn mijn apparaten klaar en haalt de assistente deze van mij af. Ik weet dat hierna de massages en het botten kraken voor mij zal beginnen en ik wil tussendoor even naar het toilet. Ik draag altijd dezelfde korte broek en een t-shirt voor de behandelingen. Handiger voor het aanleggen van de elektrische banden en bovendien vlekt de massageolie op de kleding.

Ik ben inmiddels opgestaan van mijn behandeltafel om tussendoor naar het toilet te gaan.
“Zijn er mannen in de wachtkamer?” vraag ik de fysiotherapeut.
“Ja, dus gebruik maar de handdoek,” zegt hij, “maar nog niet de deur open doen tot ik klaar ben met de cupjes bij deze vrouw.” 
Ik sla de grote handdoek om mijn middel, zodat mijn benen bedekt worden tot bijna aan mijn enkels en wacht tot de fysiotherapeut aangeeft dat de deur weer open mag. 

Als ik terugkom van het toilet, komt al vrij snel een oudere vrouw binnen die ook behandeld moet worden. Zij neemt plaats op de behandeltafel rechts van mij, waar eerder het meisje van een jaar of 19 had gelegen.

Ik neem weer plaats op mijn tafel en sla de handdoek weer om mijn benen. Eerst mag ik op mijn buik liggen, terwijl de assistente met een apparaat over mijn rug en benen gaat. Elke keer als ze het apparaat wat hoger op mijn rug op mijn rug plaatst, voel ik een soort van kriebelhoest opkomen door de trillingen die het apparaat afgeeft. Daarna masseert ze mijn rug met massageolie. Uiteindelijk is de beurt aan de fysiotherapeut. Zachtjes spreekt hij de islamitische spreuk “Bismillah-ir-rahman-ir-rahim” uit en masseert met stevige druk eerst mijn rug en vervolgens mijn benen. Hij buigt mijn knieën en drukt mijn hak tegen mijn achterwerk aan. Blijkbaar gaat dat niet soepeltjes genoeg, ja, ik word ook ouder en lenigheid is nog nooit mijn ding geweest en dus haalt hij de metalen “press” tevoorschijn. Het is dat ik weet dat ik weet dat na het gebruik van de press ik meteen soepeler word, maar de klap van de press geeft echt een kortdurende heftige pijnscheut. Na een paar klappen met de press probeert hij mijn hakken weer een voor een tegen mijn achterwerk te drukken. Het mag nog wat soepeler volgens hem en ik krijg weer klappen met de press. Opnieuw buigt hij mijn knieën.
“Gebruik maar wat meer kracht, zodat je wel tevreden bent, want die press is niet zo fijn, dokter,” zeg ik half klagend.
Ik hoor de fysiotherapeut zachtjes lachen om mijn reactie. De vrouwen naast mij lachen mee. Het is ook wel grappig als je ondertussen kunt genieten van het leedvermaak van andere patiënten. En nu ben ik het haasje. Uiteindelijk kraakt hij mijn ruggenwervel, mijn nek en mijn voet, waarvoor ik eigenlijk gekomen ben.
“Wat was mijn probleem met mijn voet eigenlijk, dokter?” vraag ik hem.
“Eén van de botjes was van zijn plaats geschoven toen je bent gevallen. Ik heb hem weer op zijn plek gezet.” 

Dat laatste klinkt pijnlijker dan het was. Het was zeker niet pijnlijker dan toen ik viel, dus ik ben allang blij dat ik deze behandeling heb gedaan. 

“Oh, en nu ik hier toch ben,” zeg ik dan, “kun je meteen even kijken naar het probleem in mijn buik?”
Vlak na Newroz had ik ruim een week een heel vervelend gevoel ergens onder bij mijn darmen gehad. Alsof er een klont eten vast zat en maar heel langzaam oploste. Gaandeweg werd het wel beter, maar de fysiotherapeut behandelt ook allerlei problemen aan de buikorganen middels medische massage (ook gevoelig, maar met een zucht en een kreun wel goed te doen), dus waarom zou hij niet even kijken. Ondertussen krijg ik nog een zuurstofmeter op mijn wijsvinger gedrukt en zo ben ik drie uren verder als ik echt klaar ben voor vandaag. 

De oudere vrouw die nu rechts van mij ligt, is er inmiddels ook achter wat ik voor werk doe en vertelt me dat ik haar zoon, die in de wachtkamer zit, mij zijn nummer moet geven, zodat ze een afspraak bij mij kan maken. 

Ik zie maar één man in de wachtkamer, als ik de fysiotherapeut niet meetel.
“Ben jij haar zoon?” vraag ik hem.
Nadat hij dat bevestigd heeft, geef ik hem het nummer van de kliniek. Voor als ze een afspraak willen regelen. 

“Hoeveel moet ik vandaag betalen?” vraag ik de fysiotherapeut als we bij de balie staan.
“Nee, laat maar zitten,” zegt de man.
“Nee, absoluut niet. Je steekt al zoveel tijd en moeite in je behandelingen. Ik wil echt niet gratis.” 
“Ach dat geeft toch niet voor een keer?”
“Nee, echt niet,” dring ik aan.
Ik overhandig hem mijn portemonnee.
“Pak er maar uit wat je wilt hebben,” zeg ik.
Dat doe ik dan weer niet overal, maar ik ben al bevriend met hem en zijn vrouw.
Hij opent mijn portemonnee, pakt 5.000 dinar eruit (omgerekend 2,88 euro) en geeft dit aan mij terug, terwijl hij mijn portemonnee op zijn bureau legt.
Ik begin te lachen. 
“Zo kan ik een taxi naar huis terug nemen,” zeg ik lachend. 
“Nou eigenlijk kom je met 5.000 dinar niet van hier tot aan je huis,” grapt zijn vrouw, de assistente, nu ook.
“Dan loop ik het laatste stukje wel.”
De fysiotherapeut pakt nu in totaal omgerekend nog geen 25 euro uit mijn portemonnee en geeft het weer terug aan mij. Meer neemt hij niet aan. Drie uur lang ben ik behandeld, maar hij vraagt amper geld. Bovendien is hij ontzettend goed in zijn werk. Zo heeft hij eens in twee behandelingen van elk ongeveer twee uur lang mijn moeder pijnvrij gekregen, terwijl dat bij meerdere kortere behandelingen bij fysiotherapie in Nederland (nog) niet gelukt was. Hij is zo populair in de regio, dat hij een tijdelijke patiëntenstop heeft, omdat hij de stroom van patiënten niet aan kan. 

Terwijl ik nog bij de fysiotherapeut ben, belt de supervisor van mijn zoon mij met de mededeling dat mijn zoon nooit online is. Natuurlijk weet ik dat allang, maar dat online gebeuren werkt gewoon echt niet. Mijn zoon (en mijn dochters trouwens ook) kunnen zich niet concentreren op de online lessen. De supervisor geeft aan dat ook al heeft hij een voldoende gemiddeld op zijn rapport, dan nog kan hij blijven zitten als hij niet bij voldoende lessen aanwezig is.
“Hij zit zeker vast alleen maar op videospelletjes?” stelt ze vast.
“Dat ook,” beken ik, “maar daarnaast heeft hij zichzelf al science van de tiende klas geleerd, heeft hij zichzelf Russisch leren lezen en is hij nu bezig met het leren lezen van Servisch, Bulgaars, IJslands en Grieks.” Maar de online lessen, die worden hem echt niet. Ook al zit hij online, werkelijk niets dringt er tot hem door.
Uiteindelijk krijg ik toestemming mijn zoon dagelijks naar school te brengen. Omdat de leraren ieder in hun eigen lokaal zitten, krijgt hij een schema van de student management coördinator. Zo moet hijzelf van klas naar klas gaan om de juiste lessen te volgen. 

Op school

Dezelfde dag dat mijn zoon voor het eerst naar school mag, heb ik een afspraak over de vorderingen van mijn jongste van 7. Met haar heb ik precies hetzelfde probleem. Online kan ze zich niet concentreren en haar cijfers zijn behoorlijk gezakt. Haar broer heeft haar wel eens leren Grieks lezen en ook de periodieke tabel heeft hij haar proberen bij te brengen, heb ik haar Engels leren lezen en ben ik met haar bezig geweest met rekenen, maar ik kan onmogelijk dezelfde inzet leveren als de leraren. Lesgeven is toch een vak apart en ik heb daarnaast nog mijn eigen werkzaamheden. Haar AQC (studiebegeleider) gaat akkoord dat ik mijn jongste ook naar school breng. Ik heb geluk, want eigenlijk zitten in het hele land de kinderen online te studeren of zelfs zonder enige vorm van lessen hun tijd thuis door te brengen. Dat mijn kinderen, samen met nog enkele andere leerlingen naar school mogen, waardeer ik enorm. 

Precies dezelfde dag dat ik hoor dat mijn jongste naar school mag, krijg ik het bericht dat de helft van mijn schoonfamilie met corona besmet is. Ik ben zelf al een paar weken niet geweest, maar mijn man heeft onze jongste vijf dagen eerder nog meegenomen naar een gezin van wie nu zeker vier mensen corona blijken te hebben. Natuurlijk durf ik haar niet zo naar school te sturen en neem haar die middag nog mee voor een test.
“Ze doen een lang stokje in je keel en in je neus,” bereid ik haar vast voor, “Het voelt een beetje gek, maar het stokje van de neus is heel zacht. Probeer gewoon stil te zitten.”
Als we bij de testlokatie zijn aangekomen, mag ze plaatsnemen op een gemakkelijke stoel en sta ik voor de zekerheid achter haar om plotselinge bewegingen van haar armen of hoofd te minimaliseren.
Ze doet het goed, maar als we klaar zijn en naar de apotheek lopen om onze voorraad vitamines thuis weer wat aan te vullen, weet ze me toch te vertellen: “I didn’t think it was funny, mommy, it felt weird.” (Ik denk niet dat het (de test) grappig was, mama, het voelde vreemd.”
Ik moet stiekem lachen om haar reactie. Ze heeft het toch maar gedaan en niet eens gehuild. 

Vanwege de avondklok die sinds kort weer geldt, maar nu van 8 uur ‘s avonds tot 6 uur in de ochtend, kan ik het resultaat niet zelf ophalen. Als ik mijn nota waarop de gegevens staan naar het ziekenhuis stuur via viber of whatsapp, sturen zij mij het resultaat op dezelfde wijze terug. En om 10 uur in de avond krijgen we eindelijk het resultaat: ze is negatief. En dus breng ik haar de volgende ochtend naar school. 

In Koerdistan zijn verschillende volken en geloofsstromingen, waardoor we verschillende feestdagen hanteren en ook vier keer per jaar een nieuwjaar vieren: het “westerse” nieuwjaar op 1 januari, het Koerdische nieuwjaar op 21 maart, het Yezidi nieuwjaar dat (dit jaar) op 14 maart valt en het islamitische nieuwjaar dat dit jaar op 8 augustus zal vallen. Voor het westerse en Koerdische nieuwjaar krijgen de kinderen twee weken vrij van school, voor het yezidische en islamitische nieuwjaar is elk één vrije dag vastgesteld.  Vanwege corona dat inmiddels weer aan het oplopen is, doen we niet zo veel op de dag van het yezidische nieuwjaar. Zelf vieren we het toch niet. De ramadan is ook net weer begonnen, waardoor ik liever niet buiten iets ga eten of drinken, wat de mogelijkheden om naar buiten te gaan ook weer iets beperkt. 

Na een dagje rustig aan doen, breng ik net weer de kinderen (een beetje aan de late kant) naar bed, als mijn tweede dochter een filmpje doorstuurt van haar vriendin. Bij de vriendin in de wijk gaat een alarm af en wordt omgeroepen dat mensen bij de ramen weg moeten blijven. Blijkbaar is er weer een raket afgevuurd. Het oude deel van het vliegveld is geraakt en er staat iets in brand. Hoewel ons huis hoog op een heuvel staat en maar op twintig minuten rijden van het vliegveld is gelegen, kan ik niets zien vanaf ons huis. Voor zover ik begrijp zijn er geen slachtoffers gevallen. 

De raket komt van Iran of de Iraanse groepering die zich in Irak ophoudt. Ik begrijp dat ze nog steeds boos zijn vanwege de dood van een belangrijke Iraanse generaal in Bagdad vorig jaar. Een actie die door Amerika is uitgevoerd. Blijkbaar kan Iran Amerika niet vinden, want ze uiten hun ongenoegen steeds op de Amerikanen in Koerdistan, waardoor het vliegveld het meest gevaar loopt. 

Bij toeval word ik zaterdag 17 maart heel vroeg in de ochtend wakker. Ik kijk op mijn telefoon die aangeeft dat het kwart voor 4 in de ochtend is. Van mijn fysiotherapeut die elk jaar meedoet met het vasten, weet ik dat hij tot ongeveer 4 uur in de ochtend mag eten en vervolgens tot vroeg in de avond vast. Ik besluit op te staan en voor de eerste keer in mijn leven echt mee te doen met vasten. Tijdens de Ramadan probeer ik vaak wel minder te eten en buiten drink ik niet in het zicht van anderen, maar ik heb nog nooit echt meegedaan met vasten, zoals moslims dat doen. 

Snel ontdooi ik een half stokbroodje in de magnetron, beleg het met zachte kaas en verwarm het opnieuw in de magnetron tot de kaas gesmolten is. Ik drink een beker water en wat walnotenwater (een half bekertje water waarin ik de avond ervoor 3 gedopte walnoten in heb gelegd). Ik probeer weer te slapen, maar met een volle maag kost me dat behoorlijk wat moeite. Het is tegen half 6 dat ik eindelijk weer in slaap val. 

Met de kinderen heb ik afgesproken dat we die dag naar het Illusion Museum Erbil gaan, Een nieuw museum wat naar mijn idee echt leuk is opgezet. Er zijn diverse spelletjes en optische illusies te doen. Aansluitend gaan we naar de escape rooms die in hetzelfde gebouw zitten.

Halverwege de dag bel ik eerst de fysiotherapeut, omdat ik niet de exacte tijd weet wanneer het vasten verbroken mag worden.
“Het zal ongeveer 18:41 uur zijn. Je zult de moskee horen en vanaf dan mag je het vasten verbreken,” vertelt hij mij. 

Mijn maaltijd na mijn eerste keer vasten (17 april 2021)

Het vasten is een ervaring op zich. Het is goed te doen. Ik lust wel iets, maar op dagen dat ik niet vast, heb ik meer honger dan deze dag. Mijn mond voelt droog aan, en hoewel ik op andere dagen allang zou hebben gedronken, is de dorst goed uit te houden. Wel voelt mijn oog wat droger aan dan anders. Waar ik het meeste moeite mee heb, is het eten op ongewone tijdstippen. Ik eet nooit in de nacht en ook ’s avonds vind ik het niet prettig om te eten, omdat ik dan met een volle maag naar bed moet.

Het is de volgende dag, rond de avond dat slecht nieuws mij bereikt. Mijn fysiotherapeut stuurt me een berichtje via messenger. Een neef van mijn man is overleden. Overlijdensberichten doen via Facebook snel de ronde. De neef is nog veel te jong. Hij zal eind vijftig zijn geweest. Een altijd vrolijke man die volop grapjes maakt. Corona wordt hem fataal. Vlak voor Newroz (21 maart) blijkt hij besmet met corona. Evenals zijn bejaarde moeder en zijn vrouw. Zijn vrouw knapt op, zijn moeder heeft wat meer moeite om beter te worden, maar de man zijn situatie verslechtert tot hij uiteindelijk naar het ziekenhuis moet. Hij komt aan de beademing en na een paar weken in het ziekenhuis overlijdt hij. De neef die mij, als ik hem tijdens Ramadan zag, vaak even vroeg of ik wel vastte, terwijl hij steevast wist dat mijn antwoord “nee” was. Hij lachte er altijd bij. De neef wiens voet ik verbond tijdens één van de familiepicknicks, omdat hij deze verstuikt had, en ik zo ongeveer de enige persoon in de familie was, die altijd medicijnen en verband mee nam naar de bergen. Een lieve, vrolijke, aardige man, die voor een goede sfeer zorgde, en die zeker veel te vroeg is heengegaan.

Vanwege de explosie van coronagevallen in mijn schoonfamilie ga ik niet naar de rouwdienst van de neef. De volgende dag rijd ik naar Erbil. Het is niet druk op straat. Het is Ramadan. De meeste mensen die vasten blijven binnen met de hitte. Ik rijd net tussen Khanzad en het controlepunt van de Asayish (Veiligheidsdienst) als ik iets over de autoweg zie kruipen. Even denk ik dat het een egeltje is, want het heeft ongeveer dezelfde kleur en dezelfde grootte. Maar naarmate ik dichterbij kom, zie ik dat het een landschildpad is. Ik weet dat er landschildpadden in Koerdistan voorkomen, maar ik dacht dat ze vooral in de bergen zaten. Een paar keer hebben we zelfs een landschildpad als huisdier gehouden in de tuin. Toen we nog in de kliniek woonden, hielden we een landschildpad in het tuintje beneden, maar op een dag was hij weg. In Harsham City hadden we eens twee landschildpadden. Beiden ontsnapten uit de tuin. Net als de schildpad die we in ons laatste huis hebben gehad. Ook deze liep vrij rond in de tuin en ontsnapte uit de poort. Maar nog nooit zag ik één zomaar in het wild. En nu steekt er een schildpad over de autoweg. Bijzonder. 

Ondertussen gaat het slecht met mijn schoonmoeder en wordt ze naar het ziekenhuis gebracht. Ook zij heeft Corona. Eerst lijkt het even beter te gaan, maar de 23ste gaat het heel slecht met haar. De familie wordt opgeroepen naar het ziekenhuis te komen. Snel breng ik de kinderen naar huis, neem thuis 2 tabletten vitamine C 500 mg en vertrek dan weer naar Erbil. Naar het Arzheen ziekenhuis tegenover Family Mall. De kinderen laat ik thuis. Met alle corona in de familie heb ik genoeg aan mezelf om te proberen niet besmet te raken. Daar kan ik geen kinderen bij gebruiken. De rest van de familie moet hetzelfde hebben gedacht, want ik zie geen andere kinderen. Ruim een uur zit ik bij de rest van de familie in de wachtruimte van het ziekenhuis. Iedereen draagt twee maskers. Ik ook. Alcoholspray, handschoenen en extra maskers liggen op een fauteuil. Vrij om te gebruiken. 

Als ik eindelijk even naar mijn schoonmoeder mag, koop ik een blauw beschermjasje in de apotheek bij het ziekenhuis. Een nicht van mijn kinderen helpt me het jasje van achteren vastknopen met de lintjes. Een neef van mijn man licht een andere man in dat hij mij naar boven moet brengen. We wachten op de lift. Mijn zwager komt net bij zijn moeder vandaan. Nu stappen wij de lift in. Naar de derde verdieping. De man die mij begeleidt, stapt uit de lift, maar blijft dan staan. Hij wijst naar de kamers die links aan het uiteinde van de hal liggen.
“Kamer 12,” zegt hij terwijl hij naar een van de twee openstaande deuren verderop wijst.
Het nummer staat boven de linkerdeur. Ik bedank de man, loop langs verpleegkundigen die aan het werk zijn en groet een nicht van mijn kinderen die haar grootmoeder al dagenlang verzorgt. 

Stilletjes ga ik de kamer binnen. Heel eventjes maar. Hooguit twee minuten. Daar ligt mijn schoonmoeder in het bed. Ze hebben haar zwarte hoofddoek afgedaan en haar witte haren zijn zichtbaar. Ze heeft een zuurstofmasker op, maar alsnog stopt ze al haar energie in haar ademhaling. Misschien heeft ze me niet eens opgemerkt en ik wil haar niet storen. Ik maak een kort filmpje en een foto voor mijn man, die inmiddels alweer ruim twee weken terug is in Nederland. 

Ik ga weer terug naar de wachtruimte. Na een poos komen een aantal mannen van de familie bij ons staan en zeggen dat de doktoren hebben gezegd dat we naar huis kunnen gaan. Het lijkt me niet verkeerd, gezien het feit dat ik weet dat enkelen van ons nog corona hebben of hopelijk misschien net hersteld zijn. 

Thuis stap ik meteen de badkamer in. Eerst wil ik douchen. De oppas pakt mijn kleding met handschoentjes aan en gooit het direct in de wasmachine. Ik kan alleen maar hopen dat ik geen corona meebreng. 

Twee dagen later vroeg in de ochtend arriveert mijn man. Met veel moeite lukt het hem terug te komen naar Koerdistan. Twee dagen brengt hij door met zijn familie in het ziekenhuis. Enerzijds een behoorlijk risico op meer besmettingen, anderzijds niet meer dan logisch dat hij vlakbij zijn moeder wil zijn in haar laatste momenten. 

Maandag de 26ste iets voor half 9 in de ochtend worden we opnieuw opgeroepen. We hebben net mijn zoon naar school gebracht, mijn jongste heeft om 1 uur pas haar examen op school en mijn tweede dochter volgt online. Eigenlijk een geluk bij een ongeluk dat mijn tweede dochter thuis is, want de oppas en de tuinman zijn al bijna een uur naar Erbil voor het regelen van hun verblijfsvergunning. Snel grijp ik naar mijn potje met vitamine C. Gewoon voor de zekerheid. We nemen er elk twee in de auto. 

Mijn man en ik zijn één van de eersten die in het ziekenhuis aankomen. Er zijn een paar anderen voor ons gearriveerd. Langzamerhand komen steeds meer familieleden in de wachtkamer. Eén voor één gaan de kinderen van mijn schoonmoeder nog naar boven voor het laatste afscheid. Bijna twee uur zit ik met de vrouwen in de wachtkamer. Allemaal weer dubbel gemaskerd. Dan komt één van de oudere mannen binnen.
“Laat een aantal van jullie bij ons buiten zitten,” zegt hij, “er is genoeg plek en we willen niet dat het hier binnen te druk wordt.”
Ik ga mee naar buiten. Samen met nog een paar vrouwen. We willen net plaatsnemen op een verhoogd stoepje aan de achterkant van de apotheek, als ik de nicht van mijn kinderen tegenkom die haar grootmoeder heeft verzorgd. Ze is compleet in tranen en wordt ondersteund door één van de neven. 

Mijn schoonmoeder overlijdt rond elf uur in de ochtend. Een bijzondere vrouw die geen gemakkelijk leven heeft gehad. Haar man, mijn schoonvader, vocht als commandant mee in de oorlog. Ze verloor in ieder geval één van haar dochters op kinderleeftijd aan een ziekte.
Toen ik haar eens vroeg, hoe oud het meisje was, antwoordde ze: “Ik weet het niet precies, maar ze kon al lopen.”
Ze zou uiteindelijk vier zonen en zes dochters opvoeden, maar één van haar dochters verloor ze op jong volwassen leeftijd aan een brandongeluk. In 1975 vluchtten ze naar Iran. Te voet door de bergen. Toen ik mijn schoonmoeder tijdens mijn eerste bezoek in december 1998 leerde kennen, waren ze nog niet zo lang terug in Koerdistan-Irak. Ze sprak niet veel. Soms, als ik haar alleen bezocht, haalde ze haar fotoalbum te voorschijn en vertelde ze over de foto’s van haar familie in de tijd dat ze nog in Iran woonden. Andere foto’s waren van later. Van de tijd dat ik Koerdistan bezocht omstreeks 1998 en 1999. Jammer dat ze er niet meer is. Zo snel na het overlijden van haar man vorig jaar maart.

Een groep vrouwen van de familie komt huilend naar buiten. Mijn jongste schoonzusje zakt op de grond neer. Ze wordt omhoog geholpen door familieleden en een voorgereden auto ingezet. Mijn schoonmoeder zal per ambulance naar haar huis in Massif worden gebracht en daar worden gewassen. De begrafenis zal aansluitend plaatsvinden. Toen ik nog in de wachtkamer zat bij de andere vrouwen, had ik al meegekregen dat ze net hadden besloten haar ook in Massif te begraven.
“We brengen haar toch naar Massif? Naar onze vader?” had mijn derde schoonzus gevraagd.
Mijn tweede zwager had dat bevestigd. 

Nu mijn schoonmoeder is overleden, komt de hele familie in actie. We moeten allemaal terug naar de auto’s en naar mijn schoonmoeders huis. In Massif voeg ik me weer bij de vrouwen. Zij zitten in de tuin, terwijl de mannen op straat staan. Onder in de carport staat een ijzeren bed klaar. Een gasfles is aangesloten op twee kleine gasstelletjes die elk twee grote metalen pannen met water verwarmen. Voor de carport is een blauw plastic zeil opgehangen, zodat het wassen niet te zien zal zijn voor degenen die in de tuin of voor de carport zitten. 

Na een poosje arriveert de ambulance. Mijn schoonmoeder is bedekt met een dikke deken en wordt op de brancard naar het metalen bed onder de carport gebracht. Het zeil wordt weer dichtgeschoven. Ik zit al een poosje tussen de vrouwen als een neef van mijn man mij roept. Beter eigenlijk, want het is druk bij de vrouwen en er is veel corona in de familie. En dus blijf ik bij de mannen op straat staan. 

Na het wassen is er een laatste mogelijkheid afscheid te nemen van mijn schoonmoeder en uiteindelijk rond een uur of één in de middag vertrekt de ambulance met mijn schoonmoeder er weer in, en de stoet van auto’s naar de begraafplaats waar mijn schoonvader ligt. Drie vrouwen rijden met ons mee. Een van hen is net herstellende van corona of heeft het nog. We houden onze autoramen open. De twee oudere vrouwen zingen hun klaagliederen, die te vergelijken zijn met de speeches die bij Nederlandse begrafenissen worden gehouden. Ze vertellen over het leven van de overledene, over dat ze zo blij zijn dat mijn man nog op tijd terug kon komen om afscheid te nemen van zijn moeder en andere dingen die ter plekke in hen opkomen. 

Nog voor het kruispunt gooit de ambulance zijn sirene aan en rijdt de hele stoet door rood. De verkeersagenten houden ondertussen het andere verkeer tegen. We rijden het bergstadje weer uit, komen langs twee controlepunten tot we aan de rand van de berg linksaf de begraafplaats oprijden. De mannen lopen direct door naar het graf waar de graafmachine al staat te wachten. Het gat is net gegraven, maar het moet daarna weer worden gesloten. De ambulance parkeert niet ver van het graf waar ook mijn schoonvader ligt. De vrouwen blijven eerst op een afstand staan. Eigenlijk is het helemaal nog niet zo lang geleden dat vrouwen helemaal niet mee gingen naar de begraafplaats. Een oudere vrouw die ik niet ken, maant mij achter mijn man aan te lopen. Hij is veel sneller dan wij en af en toe draai ik me om naar de oude vrouw om te kijken of ze wel mee kan komen. Het pad is onregelmatig en ligt vol met losliggende stenen, dus ik maak me een beetje zorgen of ze niet zal vallen, maar elke keer als ik me naar haar omdraai, zegt ze: “Snel, snel. Doorlopen.” 
Op het brede pad ongeveer vijftig meter van het graf en de groep mannen blijven we staan. 

Mijn schoonmoeder wordt op de brancard aan de andere kant van het brede pad gelegd. De rode deken ligt nog steeds om haar heen. In drie rijen staan de mannen nu naast elkaar staan, met hun gezicht naar de kant waar mijn schoonmoeder op de brancard op de grond ligt. Aan de bewegingen kan ik zien dat ze een gebed opzeggen. 

Na het gebed wordt mijn schoonmoeder in het graf gelegd, de deken wordt weggehaald en mijn schoonmoeder wordt begraven. Een mollah zegt wat verzen van de Koran op. De  aarde op het graf wordt in de vorm van een puntdak (zoals een rijtjeshuis) gemaakt. Op de smalle lijn in het midden worden steentjes geplaatst. Dan maken de mannen plaats voor de vrouwen. De groep mannen staat nu verderop en de vrouwen komen nu bij het graf. De dochters laten zich op het graf vallen en aaien de aarde die nu het puntdakje vormt. Nu pas kan ik goed zien waar mijn schoonmoeder ligt. Ze ligt in het verlengde (dus aan het voeteneind) van mijn schoonvader. Naast hem is in het afgelopen jaar al een ander persoon bijgekomen en hier is nog een plekje vrij. Fijn dichtbij. 

Er wordt nog een laatste gebed bij het graf opgezegd en dan vertrekken we weer. Ik breng mijn man naar het huis van zijn ouders waar de komende dagen de rouwdiensten zullen worden gehouden en ik ga door naar school, waar ik net op tijd ben mijn zoon van school te halen. In de ochtend is hij nog nietsvermoedend naar school gegaan, in de middag is zijn grootmoeder al begraven. Mijn jongste dochter heb ik niet naar haar examen kunnen brengen. Halverwege de ochtend heb ik haar supervisor al op de hoogte gebracht en ze hebben begrip voor de situatie. 

De volgende dag als ik net mijn jongste ook naar school heb gebracht, die deze week drie dagen lang om 1 uur een examen heeft, vertrek ik samen met mijn oppas naar het huis van mijn schoonouders. Drie dagen lang worden er rouwdiensten gehouden. 

We nemen eerst plaats in de bezoekkamer. Eerst zijn we met ons veertienen, tel ik. De bezoekkamer is groot, dus dat valt nog prima te doen. Als er nog een groep van zo’n zes vrouwen de kamer binnenkomt, staan de oppas en ik op van onze plek op de bank en ik zeg haar naar de keuken te gaan. Daar is alleen een nicht van mijn kinderen en soms komen er nog één of twee kleinkinderen van mijn schoonouders binnen. Op een gegeven moment komt een nicht van mijn man binnen. We zitten op de grond te praten. De keukendeur staat open als plots twee zwaluwen de keuken binnen vliegen, een klein rondje maken en vervolgens weer door dezelfde deur naar buiten gaan. Zo bijzonder hoe dieren zich soms zo anders kunnen gedragen. 

Nog een dag later ga ik op hetzelfde tijdstip weer naar het huis van mijn schoonouders. Het huis waar in 2008 mijn leven in Koerdistan begon. Waar ik 8 maanden in heb gewoond, voor we in ons eigen huis gingen wonen. Deze keer zitten we in de tuin. Een groot stuk plastic dat als overkapping moet dienen tegen de regen die soms nog valt. Als ik na ruim een uur weer afscheid neem en het rondje langs de andere vrouwen in de tuin loop, valt het me op dat er zoveel vrouwen zitten met elk hun eigen verdriet. Een dochter en schoonzussen van de neef die een week eerder is overleden. De vrouw van mijn jongste zwager die net haar eigen moeder is verloren. En allemaal komen ze samen om het verlies van mijn schoonmoeder te gedenken. 

Op straat tref ik een neef van mijn kinderen. Hij heeft samen met de rest van zijn gezin al het AstraZenica vaccin laten zetten. In Koerdistan mag je jezelf laten registreren en ook mag jezelf bepalen welk vaccin je wilt. Geen slechte deal, hoewel ikzelf nog banger ben voor het vaccin dan voor corona zelf. 

“Had je last van symptomen na het vaccin?” vraag ik de jongen.
“Alsof ik corona had,” antwoordt hij, “Letterlijk elk symptoom dat je van corona kan krijgen, heb ik na het vaccin gehad. Koorts, hoofdpijn, rillingen, spierpijn, pijn op mijn borst, noem maar op.”
De rest van het gezin blijkt mildere symptomen te hebben gehad. Koorts en wat pijn, dat soort dingen, maar hij heeft er het heftigst op gereageerd. Hij wijt het aan zijn hartprobleem. 

Een andere nicht van mijn kinderen schijnt verlammingsverschijnselen te hebben gehad aan haar gezicht. Drie dagen lang heeft haar mond scheef gehangen. Haar ouders blijken besmet met corona na het vaccin. Gelukkig lijkt alles nu weer in orde, maar voor mijzelf ben ik er nog steeds niet over uit of ik het vaccin veilig genoeg vind. En zolang ik twijfel, doe ik het liever nog even niet. Mijn man heeft in de tussentijd dat hij toch zo plotseling naar Koerdistan terug moest in verband met het overlijden van zijn moeder hier het AstraZenica vaccin laten zetten. Op wat spierpijn na, heeft hij er geen last van gehad.

De laatste dag van april worden we uitgenodigd in het huis van mijn schoonouders. De familie komt bijeen voor de avondmaaltijd die het vasten verbreekt. We zitten verspreid over drie kamers. Wij zitten met mijn tweede zwager, mijn jongste schoonzus en haar gezin en wat neven en nichten van mijn man in de bezoekkamer. Ook na het eten blijven we enigszins verspreid (en gemaskerd) zitten. Een aantal vrouwen in de keuken die de afwas doen, een groep in de zitkamer en een andere groep in de tuin. Gelukkig blijken de meesten van mijn schoonfamilie inmiddels weer hersteld van corona. Nu maar hopen dat er geen nieuwe besmettingen bij zijn gekomen sinds de rouwdiensten van de neef en mijn schoonmoeder.

web counter