2020 maart: Corona in Koerdistan en mijn oma en schoonvader in liefdevolle herinnering

Direct of indirect hebben we allemaal te maken met Corona. Elk land neemt eigen maatregelen. In Nederland wordt gesproken van groepsimmuniteit door het virus het land door te laten gaan. Het is geen koffiedik kijken dat mensen vroeger of later erachter komen dat er misschien toch wel erg veel doden zullen vallen door dit zo ongecontroleerd te doen. Is de logica verdwenen achter groepsimmuniteit van ruim zeventien miljoen mensen niet binnen drie maand te willen doen, maar verspreid over een veel ruimere periode, zodat er voor de twintig procent die er wel flink ziek van wordt een eerlijker kans op herstel komt door ziekenhuisbedden, apparatuur en artsen beschikbaar te hebben? En wat voor die mensen die met andere ziektes, zoals kanker in de ziekenhuizen lagen, voor wie nu bijna geen tijd of arts over is om te behandelen? Is het eerlijk dat deze mensen niet de behandeling en tijd krijgen die ze verdienen, omdat een te groot deel van de bevolking zich niet wil houden aan bepaalde restricties, omdat ze denken dat zij het virus toch niet krijgen of het “maar een griepje is”? Grote kans voor de jongeren zonder onderliggende ziektes dat ze bij de tachtig procent horen die er amper gezondheidsproblemen door zal ondervinden. Fantastisch voor hen, maar dat neemt het feit niet weg dat we allemaal, jong en oud, gezond of minder gezond, het virus kunnen overdragen naar degenen die bij die twintig procent minder gelukkigen zal horen of die paar procent die het niet zal kunnen navertellen.

De wereld had China als voorbeeld. Daarna kwam Iran. Wie China en Iran geen voorbeelden vond, omdat wij in het westen het zoveel beter weten, kon Italië nog als voorbeeld nemen. Driemaal is scheepsrecht, toch? Maar blijkbaar vonden voldoende mensen in Nederland en in veel andere West-Europese landen het nodig het wiel opnieuw uit te vinden en tot laat weinig of geen voorzorgsmaatregelen te nemen.

Ondertussen hield ik mijn hart vast, want ik woon dan wel niet meer in Nederland en mijn drie jongste kinderen van zes, negen en bijna vijftien jaar ook niet, maar ik heb nog twee gezinsleden die wel in Nederland wonen plus mijn kant van de familie.

Toen Iran heel plotseling twee Corona doden “zogenaamd vanuit het niets” had, konden we op onze vingers natellen dat ze de eerste besmettingen hadden verzwegen. Ik kon de onrust in Koerdistan voelen. Er zijn zoveel Iraniërs die naar Koerdistan afreizen of Koerden die naar Iran gaan, dat we beseften dat de eerste besmetting voor ons ook in zicht zou zijn. Koerdistan-Irak wachtte niet af tot die eerste besmettingen kwamen, tot de eerste doden zouden vallen of hoe het aantal actieve casussen of doden in buurland Iran verder zou oplopen. Koerdistan-Irak had China al gezien en reageerde onmiddellijk.

24 Februari hoorden we van de eerste persoon die positief had getest voor Corona. Een Iraanse student in Najaf, meer in het zuiden van Irak. Koerdistan-Irak begon de grens met Iran te sluiten. In de eerste fase mocht je wel naar Iran afreizen, maar mocht je niet terug. Anderen (ik denk mensen die in de Koerdische regio woonden en terug naar huis wilden) werden getest. De school van onze kinderen besloot per direct voor iedereen die het schoolplein op wilde te testen op temperatuur. Niet absoluut sluitend, maar een netjes begin. Elke in- en uitgang van het schoolplein en vaak zelfs in bepaalde gebouwen op het schoolplein stonden twee of drie mensen te testen. Volwassenen en kinderen. School stelde ook striktere hygiënemaatregelen in. Schoonmakers draaiden overuren. Er werd vaker per dag schoongemaakt, deurknoppen werden niet vergeten. Een arts kwam naar school en gaf de kinderen uitgebreide uitleg over het nieuwe virus.

De volgende dag werd het Corona-virus vastgesteld bij vier personen uit een gezin in Kirkuk. De geruchten gingen dat zij vanuit Iran waren gekomen, maar niet via officiële grenzen het land weer waren binnen gekomen en dus niet waren getest. Hoewel Kirkuk officieel niet meer binnen de Koerdische grenzen valt sinds de oorlog eind 2017, was de Koerdische overheid van mening dat het nu serieus werd. Nog een dag later werden alle scholen binnen de Koerdische regio met onmiddellijke ingang gesloten. Precies die dag zouden de eindexamens van het tweede trimester van mijn dochter van bijna vijftien beginnen. Meteen was duidelijk dat de eindexamens van de baan waren. Een behoorlijk ingrijpende beslissing gezien het hoge tempo en het hoge niveau waarmee de kinderen op Choueifat les krijgen en het paste zo niet in het normale beleid van onze school. Onze school heeft altijd het minst vaak vrij, de kortste vakanties van de regio. Zomers gaat Choueifat minstens een maand langer door dan de lokale scholen. Het besluit van de sluiting was niet de keuze van school, maar werd opgelegd door de Koerdische overheid. De avond van tevoren werden we via de e-mail en de schoolapp op de hoogte gebracht.

Nu het zo dichtbij kwam, zou het me niet verbazen dat we een lockdown tegemoet zouden zien. Bovendien hield ik er serieus rekening mee dat ik ook besmet zou kunnen raken. En aangezien ik de enige thuis ben met een rijbewijs en we te ver van winkels af wonen om de boodschappen te halen, leek het me beter de nodige producten voor de komende tijd in huis te hebben. Niet overdreven veel. De kasten puilen hier niet uit, maar gewoon net even wat extra, want ik ben toch verantwoordelijk voor de oppas en de tuinman die bij ons wonen en voor mijn kinderen, waarvan de jongste drie van bijna vijftien, negen en zes bij mij wonen.

Met het feit dat de kinderen ineens vervroegd thuis bleven van school, kocht ik ook wat eenvoudige spelletjes: dobbelstenen, domino, kaartspelletjes, een kleurboekje met kleurpotloden (mijn dochter van zes kan zich enorm vermaken met kleuren), nog een rubikskubus (mijn zoon van negen is er verslaafd aan er probeert met algoritmes de verschillende kubussen op te lossen), extra papier en een bal en vang spelletje.

De grenzen tussen Koerdistan-Irak en Irak werden aangescherpt. Door het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd een visumschorsing aangekondigd voor China, Iran, Italië, Japan, Singapore, Zuid-Korea en Thailand, de landen die op dit moment kampten met de meeste Corona-besmettingen. Het duurde echter maar even voor Corona Koerdistan had bereikt. Eerst in Slemani.

Huize Thedema

In de tussentijd overleed mijn oma. Een maand en twee dagen voor ze twee en negentig jaar zou zijn geworden. Omringd door haar naaste familie overleed ze in het woonzorgcentrum waar ze al enige tijd woonde. Mijn oma kreeg het vaakst bezoek. Minstens vier a vijf dagen per week, maar vaker alle dagen van de week. En dat was niet alleen in de tijd dat ze in het woonzorgcentrum woonde, want vroeger woonde ze, toen mijn opa ook nog leefde, bijna naast mijn ouderlijk huis. Alleen één huis tussen ons in. Waar wij gingen, ging oma ook. Namen we een kijkje bij het vroegere huis van de buren van mijn vader voordat hij met mijn moeder was getrouwd, dan ging mijn oma mee. We liepen over het pad door de weilanden waar het huis stond. Waar we afdrukken van de hoeven van het paard op de betonnen vloer van het onbewoonde huis zagen. Waar het paard plots mijn moeder in haar gele zomerjurkje achtervolgde en wij allemaal van schrik begonnen te rennen en mijn oma mij greep en we samen achter een struik schuilden. Dan de keren dat we naar Roden gingen met oma en oude plekken bezochten als haar vroegere school, Havezate Mensinge, het Speelgoedmuseum met het bos eromheen. Ze had er vele herinneringen en raakte niet uitgesproken als we er rondliepen. Of de verhalen van huize Thedema waar zij als klein meisje aan de ene kant van het huis had gewoond. De andere kant werd bewoond door andere mensen.

Klassenfoto van mijn oma toen ze negen jaar oud was. Zij is het meisje in de donkere kleding tweede van links op de voorste rij (ca 1937)
De tekening van mijn oma (1993, augustus)
Mijn opa tekende altijd een bokje aan het spit (1993, augustus)

Als we op zondag naar het bos gingen, was oma vaak mee. Gingen we naar de sluizen van Lauwersoog, waar we vanaf de dijk over de Noordzee uitkeken en in het restaurantje kibbeling aten, dan waren opa en oma beiden mee. Naar de Afsluitdijk waar mijn vader en mijn opa de hele dag zaten te vissen en mijn oma, mijn moeder, mijn zus en ik van daaruit andere plekken zoals Medemblik bezochten. Zomertoer met de trein met het hele gezin? Oma was erbij. Ontelbare herinneringen heb ik aan mijn oma. De twee die zij en mijn opa voor mij maakten op 29 augustus 1993 (ik was veertien) en dat ik ondanks onze vele verhuizingen en een emigratie nooit ben kwijtgeraakt. Met haar winkelen zorgde ervoor dat je altijd laat terug kwam, want ze zag overal een excuus om met alles en iedereen te praten.
En dan zei ze aan het eind: “Mensen praten altijd tegen mij.”
Alsof zij niet degene was geweest die het gesprek had gestart. Als klein kind probeerde ik tussen het spelen door een snoepje te krijgen van oma. Zo bezig als mijn oma altijd was, had ze niet tijd direct mij van mijn wensen te voorzien. Als het mij, als ongeduldig kind, te lang duurde, dan noemde ik haar “beppe”, het Friese woord voor oma en daar had ze een gruwelijke hekel aan, want “beppe” klonk zo oud in haar oren en zij wilde niet oud zijn.

Mijn oma als vierjarig meisje (ca 1932)

Mijn oma was niet de makkelijkste. Als klein meisje vocht ze voor haar oudere zus als die gepest werd. En oma gaf mensen geen gelijk als ze geen gelijk hadden. Daar maakte ze niet altijd vrienden mee.

Mijn oma als ongeveer zeventien jarige (ca 1945)

Ze had ook geen gemakkelijk leven gehad. Geboren in 1928 had ze de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Haar donkere haren maakten haar familie ongerust, omdat een ander meisje dat op haar leek, in de oorlog was doodgeschoten.

Mijn oma zoals ik mij haar herinner (eind 2019)

Haar eerste zwangerschap, ik geloof dat ze achttien was, had haar een tweeling gebracht. Een jongen en een meisje, die binnen enkele maanden vlak na elkaar overleden. De een in het ziekenhuis, de ander thuis. Ze vertelde dat ze nog steeds kon herinneren hoe ze een van hen de laatste afscheidskus op de wang had gegeven. Ze kreeg daarna twee zonen, een dochter (mijn moeder) en nog twee zonen. De tweede zoon van haar laatste vijf kinderen overleed enkele jaren geleden geheel plotseling en ik denk niet dat ze er ooit overheen gekomen is. Haar laatste wens was dat ze het graf van deze zoon zou bezoeken. Ondanks dat ze aan een longontsteking leed, bracht mijn familie haar naar zijn graf. Ze was zwak, maar we vonden dat ze het recht had om die laatste wens in vervulling te zien gaan. En het was goed. Ze zou geen andere kans hebben gekregen. Daarna was ze te zwak om haar huis te verlaten en later te zwak om zelfs maar drie stappen te lopen, zodat ze uiteindelijk haar laatste dagen in haar bed doorbracht.

Het is altijd te vroeg om dierbaren te moeten missen, maar ik ben dankbaar dat mijn oma de maatregelen tegen Corona niet meer heeft meegemaakt.

De eerste testen in Nederland waren (enkele dagen nadat de eerste besmetting in Koerdistan-Irak was vastgesteld) al positief, maar dat was voor de Nederlandse overheid en het RIVM geen reden om groot alarm te slaan. Maatregelen waren niet nodig, vonden ze. Onze kinderen waren sinds 26 februari vrij van school, maar zeker nu het Corona-virus de wereld over trok, wilde ik het niet riskeren dat we vast zouden komen te zitten in Nederland. Op vrijdag 6 maart werd mijn oma begraven. Ze kreeg vanuit die plek de laatste begrafenis die geen limiet stelde aan het aantal bezoekers.

Naarmate de besmettingen binnen de Koerdische regio opliepen, nam het aantal maatregelen tegen de verspreiding ervan ook toe. Hoewel we door de overheid werden gewezen op de noodzaak van een goede handhygiëne en het bewaren van afstand tussen mensen, hadden we nog de mogelijkheid naar buiten te gaan. Veel Koerden zaten in het beginnende lenteweer in de bermen of in de bergen te picknicken. Niet in grote groepen, meestal per gezin of kleinere vriendengroepjes. Op 8 en op 10 maart wandelde ik nog met de oppas en onze twee jongste kinderen door de heuvels achter ons huis.

Tegelijkertijd groeide het aantal besmettingen in Nederland in rap tempo. Vele malen sneller dan bij ons. Ons inwoneraantal is ongeveer drie keer minder dan het aantal inwoners van Nederland. Verhoudingsgewijs vond ik het schrikbarend, terwijl het gros Nederlanders nog niet echt het probleem leek in te zien. Pas op 12 maart begon de eerste les van de universiteit voor mijn oudste dochter uit te vallen. De eerste besmetting op haar school was toen al bevestigd.

Een dag later had onze school in Koerdistan een online programma aangeboden waar de kinderen van Grade 2 tot en met 12 Engelse boeken konden lezen. Een programma met een ruim aanbod en dat het aantal leesminuten van de kinderen bijhoudt. Een goede start zolang de online lessen nog niet waren opgezet.

De lockdown in Koerdistan-Irak startte in de nacht van 13 op 14 maart, nadat in Slemani zeven nieuwe Corona-patiënten in een dag waren vastgesteld. Dat was een drastische stijging, aangezien we daarvoor tot vier nieuwe besmettingen per dag hadden gezien. De eerste lockdown gold alleen voor de steden Slemani en Erbil, waar ondertussen ook enkele besmettingen bleken te zijn.

Ik merkte pas laat in de middag dat de lockdown zou ingaan. Twee uren eerder was ik met de tuinman het huis van een van onze buren gaan checken, omdat de voordeur al flink wat uren openstond, volgens hem. Gewoon “voor het geval dat” wilden we niet in ons eentje gaan. In onze buurt staan vooral vakantiehuizen, dus de meeste tijd zijn ze onbewoond. Boerderijgrond noemen ze het bij ons: “mazra3a”. Op een paar dode mussen na was er niets in huis aanwezig en trokken we de voordeur achter ons dicht. Daarna was ik met de tuinman mee naar zijn huis op ons erf gegaan en had samen met hem en zijn vrouw, onze oppas, thee gedronken en fruit gegeten.

Tegen de tijd dat ik erachter kwam dat om twaalf uur middernacht de lockdown zou ingaan, was het bijna zes uur in de avond.
“Laat ik toch nog maar even wat brood halen,” zei ik en verliet hun huis.

Bij de bakker was het drukker dan anders. Brood wordt in Koerdistan zowel als ontbijt als bij de warme maaltijd gegeten. Voor Koerden is het bijna een onmisbaar product. Sommige plekken houden een scheiding aan van mannen en vrouwen, zo ook bij onze bakker. De scheiding betekent niet meer dan dat er twee raampjes zijn, waar aan de ene kant de vrouwen het brood kunnen halen en aan de andere kant de mannen. Vrouwen krijgen meestal voorrang. Zo’n tien mannen stonden achter het “mannenraampje”, twee vrouwen voor mij in de rij voor het “vrouwenraam”. Ik was al snel aan de beurt en mocht maximaal voor drieduizend dinar aan brood kopen. Omgerekend twee euro vijfendertig voor dertig halve zachte stokbroden.

Op de terugweg belde ik enkele mensen om zeker te zijn dat zij ook op de hoogte waren van de lockdown. Een van hen, een Bangladeshi medewerker van onze kliniek in Erbil, wist het niet en was blij dat hij nog wat te eten en te drinken kon halen.

In een conferentie werden diverse nieuwe maatregelen aangegeven:
* Bakkerijen mochten open blijven, maar het mocht er niet druk zijn.
* Restaurants mochten alleen bestellingen afleveren.
* Supermarkten mochten lopend bezocht worden.
* Gas zou leverbaar blijven.
* Arme families die zich geen voedsel en andere dagelijkse producten konden veroorloven, konden contact opnemen met een nummer van de Barzani Charity Foundation, zodat ze in aanmerking zouden komen voor een voedselpakket.
* Dieren mochten dagelijks gevoerd worden.
* Er zou een nieuw ziekenhuis in Baharke worden gebouwd speciaal voor Corona patiënten met zeventig bedden.

Koerdistan had ondertussen negentwintig mensen onder behandeling voor Corona, een persoon was overleden en vier hersteld, dus eigenlijk stond onze teller in totaal nu op vierendertig positief geteste mensen. Daarnaast zaten nog duizend vijfhonderd vierenzestig mensen in quarantaine. “Just in case”.

16 maart. Nog voor de eerste lockdown van achtenveertig uur was afgelopen, werd al besloten tot een verlengde lockdown van nog eens tweeënzeventig uur. Het lukte me nog wat boodschappen als brood en verse groente en fruit in Massif te kopen. Zelfs bij het controlepunt op de bergweg naar Massif hield de Asayish (Koerdische Veiligheidsdienst) me niet tegen en vroeg niet waar ik naartoe ging.

Het was rustig op de weg en in de winkels. Omdat ik mijn normale boodschappen altijd uit Erbil haal, ben ik niet echt bekend in de meeste winkels van Massif. Ik haalde drie soorten brood bij twee verschillende bakkers en wat kleine boodschappen en nieuwe internetkaartjes in verschillende supermarkten, omdat Koerdische supermarkten nooit het volledige aanbod hebben aan producten die wij thuis gebruiken. Nergens was het druk en nergens hoefde ik me echt tussen de mensen te mengen.

18 maart, iets na twaalven in de middag. Ik zat met onze oppas en tuinman op de benedenverdieping van ons huis in de keuken een kopje cappuccino te drinken, terwijl de oppas eten kookte. Buiten regende het al eventjes. De Bangladeshi medewerker van onze kliniek belde.
“Het regent zo hard in Erbil, dat het water de kelder van de kliniek dreigt in te lopen en ik heb geen sleutel van de deur naar de pomp,” hoorde ik hem zeggen.
“Volgens mij is de sleutel bij onze advocaat in Baharke,” zei ik.
Ik was in Mala Omar, de sleutel in Baharke en de kliniek in Erbil. Alle drie waren we van elkaar afgesloten door de lockdown.

Ik belde alle drie telefoonnummers die ik van onze advocaat had, maar hij nam niet op. Ik belde een broertje van hem. De sleutel bleek bij hem te zijn en hij wilde het wel brengen, maar er zou een kans bestaan dat hij niet zou worden doorgelaten bij de extra ingestelde controlepunten. Hij en ik vertrokken beide van huis. Als het hem niet zou lukken door te komen, dan zou ik misschien de sleutel bij het checkpunt van hem kunnen overnemen. Het eerste en normale controlepunt van Erbil, waar we altijd al langs moeten, leek niet moeilijk te doen, schatte ik in, terwijl ik op afstand stond te kijken. Ik belde het broertje van de advocaat opnieuw.
“Zal ik proberen door te gaan?” vroeg ik hem.
“Doe maar, want het gaat mij tien minuten kosten voor ik bij het extra ingestelde controlepunt zal zijn,” antwoordde hij.

Ik mocht door. Zonder problemen. Vlak voor de afslag van de honderdtwintig meter straat richting Majidi Mall stond een tweede controlepost, waar ik uitleg moest geven over mijn besluit om naar buiten te gaan.
“Onze kliniek dreigt onder water te komen en de sleutel is er niet,” vertelde ik.
“Oké, ga maar,” zei een van de mannen.
Ook de mannen op het tweede extra controlepunt vlak voor de brug op de honderd meter straat (de Peshawa Qazi) lieten mij door. Opgelucht belde ik het broertje van de advocaat.
“Ik ben door. Hoe zit het met jou?” vroeg ik hem.
“Ik ook.”
Even later troffen we elkaar op Gulan street vlak bij Sofy Mall en reden achter elkaar aan naar de kliniek. Nu we beiden door waren, wilde ik meteen kijken of er eventuele waterschade was, zoals ongeveer zes jaar geleden toen onze kelder twee meter onder water was komen te staan na een wolkbreuk en we alle voorraad verloren die daar stond opgeslagen. Gelukkig bleek het mee te vallen. Het water was een halve meter tegen de muren van de kliniek omhoog gekomen, maar in de kelder hadden ze het kunnen weren. We lieten de sleutel achter bij de medewerker.

Het broertje van de advocaat en ik waren kort gebleven en vertrokken beide weer richting huis. Ik kwam nog drie extra controlepunten plus het normale controlepunt van Erbil tegen op de terugweg, maar zonder problemen werd ik doorgelaten.

Na een paar dagen scherpte de Koerdische overheid de maatregelen opnieuw aan. Waar eerst alleen de steden Erbil en Slemani op slot gingen, gingen nu alle Koerdische provincies op slot. Verkeer mocht alleen binnen bepaalde extra ingestelde controlepunten. Alleen Asayish, politie, peshmerga (Koerdische leger) en artsen mogen naar buiten. In ons dorp was er nog enigszins vrijheid, maar qua producten is lang niet alles aanwezig in de winkels.

Vroeg in de middag van 20 maart kreeg ik een telefoontje van mijn schoonmoeder. Mijn schoonvader lag in een ziekenhuis in Erbil. Geheel tegen de Koerdische gebruiken in, wanneer hele families letterlijk in de wachtkamer van het ziekenhuis gaan zitten wachten en om beurten bij de zieke gaan kijken, mochten we deze keer niet heen.

21 maart. Newroz: het begin van het Koerdisch Nieuwjaar. Normaal wordt dat uitbundig door de Koerden gevierd door met grote groepen de bergen in te trekken of in de berm naast de wegen te gaan picknicken. Open kampvuren worden aangestoken. Dit jaar was het anders. Van alle kanten. Dat de lockdown tijdens Newroz werd aangescherpt, kwam voor mij niet onverwacht. Maar het was niet het enige dat dit jaar voor mij anders zou zijn….

Ik was laat gaan slapen. Na één uur ’s nachts. Zo niet mijn ding, want ik slaap normaal altijd tussen tien en twaalf uur in de avond, maar door dat hele corona-gebeuren is mijn hele dagritme in de war.

In de ochtend werd ik wakker van mijn telefoon die overging. De Bangladeshi medewerker van onze kliniek. Vier minuten over zes.
“Ga je schoonfamilie bellen. Ik zie berichten op Facebook voorbijkomen en ik denk dat je schoonvader is overleden,” vertelde hij mij.
Ik opende mijn Facebook en zijn vermoeden werd direct bevestigd. Ik belde een van mijn zwagers die niet in Koerdistan is op dit moment. Het klopte.
“En nu?” vroeg ik mijn zwager, “Koerdistan heeft totale lockdown. Rouwdiensten zijn niet toegestaan. Denk je dat ik in Massif kan komen?”
“Probeer maar. Bel een van de kleinzonen van mijn ouders en vraag hen wat je kunt doen.”
Ook de kleinzoon zei dat ik moest proberen te komen en dus kleedde ik me aan, poetste mijn tanden en belde de oppas veel te vroeg uit haar bed, zodat ze bij de kinderen kon blijven. Ik belde naar mijn oudste dochter in Nederland om haar vader te wekken, want hij nam zijn telefoon niet op. Niemand van de familie had hen kunnen bereiken. Wel geprobeerd, maar de verbinding is er niet altijd even goed. Vervolgens sprong ik in mijn auto en maakte de oppas zich klaar om extra vroeg haar werkdag te beginnen.

Vrijwel niemand was op de weg. Waar tot kortgeleden de weg vernieuwd werd en ernaast een complete nieuwe weg werd gelegd, bleek uitgerekend deze ochtend alles klaar te zijn, maar zonder borden die de richting aangaven welke weg ik moest nemen om in Massif te komen. Vlak voor de nieuwe brug begon ik te twijfelen. Een peshmerga in een andere auto kende blijkbaar de nieuwe weg over de brug ook nog niet en vertelde me dat ik de snelweg over kon steken, even mocht spookrijden, aan de andere kant opnieuw de weg kon oversteken en dan zou ik er ook wel komen. Dus dat deed ik dan maar. Eenmaal aan de andere kant aangekomen, zag ik dat de brug toch in gebruik was genomen. Voor de volgende keer dan maar.

Bij het controlepunt op de bergweg van Massif gaf ik aan dat mijn schoonvader was overleden. De man van de Asayish liet me door. Kwart voor zeven reed ik op de hoofdstraat van Massif richting het huis van mijn schoonouders. Ik zag een ambulance met diverse auto’s die de ambulance volgden, me tegemoet komen rijden en ik wist dat daar mijn schoonvader in lag. Dat kwam even hard aan. Alsof ik met beide benen op de aarde werd getrokken.

Ik belde opnieuw de kleinzoon.
“Ik zie de ambulance en de auto’s. Dit zijn alleen de mannen toch?” wilde ik voor de zekerheid weten.
“Klopt, ga maar door naar het huis. Alle vrouwen zijn daar.”
Er waren meer mensen dan ik verwachtte. In Corona-tijd, bedoel ik dan. Normaal gesproken zouden we naar een moskee zijn gegaan en zou daar een enorme menigte bij elkaar hebben gezeten, de mannen apart van de vrouwen. Nu zijn de rouwdiensten verboden en de moskeeën gesloten.

Een kleinzoon die was achtergebleven, liep op mijn auto af.
“Heb je mondmasker en handschoenen? Anders kun je van ons gebruiken,” bood hij aan.

Ik kwam in de ruime gastenkamer, waar diverse vrouwen in donkere kleding op de grond en op de banken zaten die tegen de muren staan. Iedereen droeg een mondmasker en handschoenen. Ik nam plaats op de grond tussen een paar vrouwen. Er werd gehuild. Ook bij mij rolden tranen over mijn wangen.

Tot mijn verbazing besloten de vrouwen na een poosje naar de begraafplaats te gaan. Ik had alleen nog maar gezien dat mannen de begrafenis doen en dit was nieuw voor mij. Ze vroegen of ik mee wilde. Twee vrouwen zonder vervoer stapten bij mij in de auto. Achter elkaar aan reden we naar de begraafplaats richting Dara Bzmara en Grt Xalil aan de andere kant van het bergstadje. Ongeveer vier controlepunten, waarvan enkele extra, reden we voorbij, maar niemand hield ons tegen.

Daar aan het eind van Massif waar we vaak in de buurt met familie hadden gepicknickt, kom je op een plek dat bijna het einde van de wereld lijkt. In de verte zie je nog bergen, struiken en bomen vervagen. Daar, op die plek, was de begraafplaats waar mijn schoonvader werd begraven. We parkeerden de auto’s en liepen in de richting van de mannen die rond het graf stonden. De graafmachine die het gat had gegraven, stond nog aan de zijkant. Een mollah sprak naast het graf. De vrouwen bleven op afstand staan. Ze huilden nog steeds. Ik probeerde te troosten waar ik kon.

Toen de meeste mannen het graf verlieten, kwamen de vrouwen dichterbij.
“Niet huilen en je vaders naam roepen,” fluisterde een neef naar een van de dochters van mijn schoonvader.
Het schijnt dat men in de islam gelooft dat de ziel je kan horen huilen.

Twee mannen waren nog bezig met het graf. De aarde die op het graf was gelegd, vormde een soort van schuin dakje en werd aangestampt met een groot stenen blok. Op de smalle lijn die van hoofd naar voeteneind ging, plaatsten ze witte stenen. Een ander stenen blok, lag op het voeteneind en een op het hoofdeind. Daar lag mijn schoonvader. 81 jaar was hij geworden, zo stond te lezen in een artikel dat over hem werd geschreven op Kurdistan tv. Mijn schoonvader was in zijn jongere jaren een commandant van de peshmerga. Velen kenden hem.

Soms reed ik ergens en dan kwam ik een peshmerga tegen en zei hij tegen mij: “Jij bent toch de bruid van (en dan noemden ze zijn naam)?”
Hij was geliefd. Een man met een hart van goud. Altijd lachen en grapjes maken.

Tot enkele maanden geleden, hij was al ernstig ziek en herkende uiteindelijk niemand meer, glimlachte hij nog als ik op bezoek kwam.

Ergens tijdens een van mijn eerste (vakantie-)jaren in Koerdistan ging ik mee naar de plek van Massif dat destijds nog onbewoond was, maar wat gebruikt werd om te schieten met vuurwapens. Hij had een vuurwapen waar bijna niemand aan mocht komen, vertelde een van zijn kleinzonen mij eens. Samen met hem maakte ik een foto daar op de open plek met zijn vuurwapen.

In dezelfde beginjaren was ik ooit naar zijn werk gegaan. Ik zag hem in een groep met volleybal spelende mannen, allemaal peshmerga. Mijn schoonvader was de scheidrechter.
“Dus als wij denken dat jullie aan het werk zijn, zijn jullie eigenlijk dit aan het doen?” had ik gelachen. Hij kon dat soort grapjes wel waarderen.

Het was echt een heel fijne man. Nu stonden we bij zijn graf. Het duurde even tot een van de mannen vertelde dat we terug zouden gaan naar huis en dus verlieten we de begraafplaats. We kwamen langs dezelfde extra controlepunten en parkeerden onze auto’s aan beide kanten van de straat.

Tegen negen uur kwam een oudere neef binnen.
“De Asayish heeft gezegd dat we allemaal naar huis moeten. Ze hebben het voor ons toegestaan dat we zo lang samen mochten blijven, maar langer mag echt niet vanwege de strikte maatregelen tegen Corona.”

Ik stond op, evenals anderen, en liep naar buiten. Hier en daar groette ik nog wat mannen van de familie die ik nog niet had gesproken en nam afscheid. Terwijl ik op het trappetje voor mijn schoonouders’ huis zat en mijn schoenen aantrok, kwam een kleinzoon voorbij.
“Dus dat betekent dat er geen rouwdienst wordt gehouden, klopt dat?” vroeg ik hem.
Hij bevestigde mijn vermoeden.

Zodoende was ik niet van plan een dag later terug te komen en dus belde ik naar mijn schoonfamilie om te vragen hoe het ging. Hoewel ik naar zijn tante belde, nam dezelfde kleinzoon op die me eerder had gezegd dat er geen rouwdienst zou zijn.
“Waarom kom je niet langs? Iedereen is er,” vertelde hij me.
“Kan dat nog? Ik bedoel, de controlepunten worden steeds strenger. Misschien laten ze me niet nog eens door?” vroeg ik hem.
“Als er iets misgaat, bel me,” zei hij.

Ik nam de oppas mee. We kwamen langs het eerste controlepunt bij Bastora. De man maakte complimentjes over mijn Koerdisch en wilde weten waar ik vandaan kwam, omdat ik toch buitenlands leek. Daar kwamen we redelijk door heen.

Bij het normale controlepunt op de bergweg van Massif werden we doorgestuurd naar een extra controlepunt iets verderop.
“Waar gaan jullie naartoe?” vroeg een van de mannen van de Asayish.
“Naar het huis van (ik noemde mijn schoonvaders naam). Hij is gisteren overleden en ik ben zijn schoondochter,” antwoordde ik.
Ik liet hem het artikel zien dat over mijn schoonvader op Kurdistan TV was gepubliceerd.
“Jullie moeten sowieso mondmaskers en handschoenen dragen,” zei hij even later.
“Heb ik bij mij,” antwoordde ik en ik hield beide dozen omhoog.
“Eerst dragen en we gaan bellen of jullie door mogen.”
Gelukkig lieten ze ons door.

Ik kocht eerst snel broden bij de bakker, want thuis waren bepaalde artikelen op en ik wilde zo efficiënt mogelijk winkelen. Als ik het op de terugweg zou doen, had ik de weg moeten oversteken.

Het laatste controlepunt was op de hoofdstraat. Ook daar mochten we door.

Bij mijn schoonouders’ huis was het druk. Aan beide kanten van de weg stonden diverse auto’s, zodat ik een stuk verderop moest parkeren. Iedereen droeg weer mondmaskers en handschoenen. Wij groetten mijn schoonmoeder, de zus van mijn schoonvader en de rest van het bezoek. We liepen door naar de keuken, groetten daar iedereen die op de grond zat te eten. Uiteindelijk namen we plaats in de centrale hal, waar het wat minder druk was.

Na ongeveer een half uur vertrokken de oppas en ik weer richting huis.
Het eerste controlepunt op de hoofdstraat begon meteen vragen te stellen: “Waar ga je heen?”
“Mala Omar.”
“Waar kom je vandaan?”
“Het huis van (mijn schoonvader).”
“Heb je een kaart dat je buiten mag komen?” vroeg de man.
Ik wist niets van een kaart. Bedoelde hij dat ik ergens toestemming had moeten vragen? Bedoelde hij mijn verblijfsvergunning? Pas in de avond toen ik alweer thuis was, begreep ik dat alleen politie, Asayish, peshmerga en dokters buiten mogen komen. Nu heb ik toevallig wel een kaartje waarmee ik ingeschreven sta dat ik werk voor de gezondheidszorg, maar ik weet nog steeds niet of dat kaartje afdoende is. De maatregelen veranderen hier ook zo snel, dus op dat moment begreep ik niet wat de man van de Asayish bedoelde.
“Nee,” antwoordde ik, “Ik heb geen kaartje.”
“Hoe kan dat nu? Dat je geen kaartje hebt en toch hier verzeild bent geraakt?”

Wat een geluk had ik dat de auto die voor mij door hetzelfde controlepunt was gekomen, door een van de kleinzonen van mijn schoonouders werd gereden. Lachend zag ik hem de weg oversteken en op de mannen van de Asayish aflopen.
Terwijl hij voor mijn auto liep, wees ik naar hem en zei tegen de Asayish: “Kijk, hem ken ik. Hij is familie.”
De kleinzoon vertelde dat ze me door moesten laten gaan.
“Ze heeft wel geen kaartje, maar vooruit. We laten haar gaan,” hoorde ik de man van Asayish zeggen. Snel reed ik verder.
“Wist je dat ze ons vast hadden kunnen houden nu?” vroeg de oppas mij nu.
“Waarom?” wilde ik weten.
“De regels zijn aangescherpt. Mensen die nu naar buiten gaan, kunnen tot tien dagen celstraf krijgen.”
“Oh, dan hebben we geluk dat de kleinzoon ons kwam helpen. Anders waren we voorlopig nog niet thuis.”

Ik reed door naar twee supermarkten, omdat ik nog steeds wat boodschappen moest halen. Tijdens zoveel maatregelen voelt het als een enorme vrijheid dat je door de winkel kunt lopen en kunt kopen wat je nodig hebt.

Het controlepunt op de bergweg wilde weten waar ik naartoe ging.
“Mala Omar,” antwoordde ik.
“Trouwens,” ging ik verder, “als ik weer boodschappen wil doen, mag ik dan nog wel eens naar Massif komen? In Mala Omar hebben we bijna niets.”
“Jawel, maar dan moet je zeggen dat je naar Teammart gaat (een winkelketen in Irak, waarvan een van de winkels aan het begin van Massif staat),” antwoordde de man.

Door al die controlepunten raakte ik wat in de war en bij een van de volgende controlepunten, werd opnieuw gevraagd waar ik naartoe ging.
“Eh…. Mala Omar daar,” stamelde ik.
Hij liet me doorgaan en zowel de oppas als ik begonnen te lachen.
“Volgens mij liet hij je alleen doorgaan, omdat hij dacht dat je geen Koerdisch spreekt,” lachte de oppas.
“Serieus ik begin te stressen van al die vragen,” zei ik.
In ieder geval waren we blij toen we eindelijk thuis waren aangekomen. Maar voorlopig gaan ook wij zeker de deur niet meer uit. Bovendien beginnen vanaf 24 maart de echte online lessen. Het heeft even geduurd, maar het systeem is opgezet.

Hoewel de maatregelen erg strikt zijn nu, begrijp ik het wel. Er blijkt iemand te zijn geweest die zonder controle terug is gekomen uit Iran en veel mensen heeft besmet, zodat het aantal besmettingen behoorlijk omhoog is gegaan in de laatste paar dagen. Een heel dorp achter het vliegveld, waar de man vandaan kwam, schijnt nu in complete isolatie te zijn gezet.

Sinds 22 maart staat de Corona teller van Koerdistan-Irak op zesenzeventig bevestigde besmettingen van de tweeduizend zevenhonderd tien testen die zijn uitgevoerd. Een dag eerder waren het nog vierenvijftig besmettingen van tweeduizend vierhonderd zevenvijftig totaal uitgevoerde testen. Dertien mensen zijn hersteld, een is overleden, wat het aantal actieve casussen nu op tweeënzestig brengt.

De lockdown is nu voor de zoveelste maal verlengd. Momenteel tot en met 1 april. Tegen die tijd hebben we twee en een halve week lockdown gehad. En de restricties worden steeds sterker. Asayish is volop buiten om in de gaten te houden of mensen niet in overtreding gaan. Maar ik heb er vertrouwen in. Na ongeveer drie weken na de eerste besmetting dit aantal actieve casussen te hebben, is niet zo slecht als we kijken naar het verloop in andere landen.

PHP Hits Count