2014, juli en augustus: 10-daagse autoreis naar Koerdistan met 4 kinderen

Na een maand vakantie in Nederland te hadden doorgebracht, vertrokken we met de auto terug naar Koerdistan. Speciaal voor deze rit kochten we een 7-persoons Kia Carnival. Een ruime wagen, maar met 2 volwassenen en 4 jonge kinderen op een reis van 4500 kilometer was dat geen overbodige luxe. We zetten de auto over op export. Officieel dan, want de auto was van 2005 en Koerdistan accepteerde geen auto’s die permanent in het land bleven en ouder waren dan 2 jaar. Oudere auto’s mochten het land wel in, maar je paspoort werd dan een soort van onderpand, zodat ze zeker wisten dat je het land met de bewuste auto zou verlaten.

Ik heb wel eens mijn paspoort aan de grens moeten afgeven en die ik dan pas weer kon krijgen als ik me met de auto aan de grens meldde. Die keer kreeg ik alleen een stempel van een auto in mijn paspoort. Maar ook dan kon ik het land niet zomaar zonder auto verlaten. Daarvoor had je dan eerst weer een document nodig, waaruit zou blijken dat ik de auto aan de grens had afgegeven.

Dag 1 – Nederland, Duitsland en Oostenrijk
Het was maandag, 3 augustus, 10:11 uur. Mijn ouders zwaaiden ons na toen we hun straat uitreden. Waar de meeste andere mensen langere reizen weken of maanden van te voren uitstippelen, deden wij onze autoreizen altijd op de bonnefooi. Dat we wisten dat Koerdistan onze eindbestemming was, was voldoende. Er leidden meer wegen naar Rome, of Koerdistan in ons geval, dus bekeken we onderweg welke route we wilden nemen. Bij een kringloopwinkel had ik een eenvoudige wereldatlas gekocht, waarmee de route halverwege de reis werd uitgestippeld.
“Welke weg gaan we nemen?” vroeg mijn man mij nog voor we het dorp van mijn ouders hadden verlaten, “We kunnen deze keer ook via Polen gaan.”
“Maar dan moeten we door de Oekraïne,” antwoordde ik met het oog op de onrust destijds in dat land.
“Misschien door het westen van de Oekraïne?” ging hij verder, “Of de kust van Kroatië. Daar is het heel mooi en we hebben het nog niet eerder gezien. Of zullen we via Italië gaan?”
Ik overdacht de mogelijkheden, terwijl de kaart van Europa op mijn schoot lag en ik globaal de verschillende routes volgde.
“Snel beslissen, want als we via Polen rijden, moeten we via Groningen,” drong mijn man aan.
We kozen voor de kust van Kroatië. Met nadruk op de kust, want de binnenlanden hadden we al gezien en die vonden we niet echt heel bijzonder.
“Dan gaan we bij Arnhem de grens over,” besloot mijn man.

De atlas lag nog steeds op mijn schoot. Ik pakte er een leeg schrift bij en schreef de eerste paar steden op die we op onze voorlopige route zouden moeten passeren. Uit de radio klonk het “eeuwenoude” liedje “Rocky” van Don Mercedes. Dat liedje bestond al toen ik nog klein was. Ik had het jaren niet meer gehoord en was eigenlijk allang vergeten dat het ooit bestaan had. Mijn man draaide het volume wat hoger. We waren helemaal in de stemming om aan de lange reis te beginnen.

De reis uitstippelen

Voor het gevoel wordt de wereld een heel stuk kleiner als je zo’n lange autoreis voor de boeg hebt. Je stelt je in op het aantal kilometers dat je wilt rijden. 2 uur rijden komt ineens gevoelsmatig overeen met een kwartier rijden. Toen we na zo’n 1,5 uur Arnhem op de borden zagen staan, was ik er dan ook verbaasd over dat we al Arnhem naderden.

Voor onze zoon van 3 en jongste dochter van 6 maand oud was dit hun eerste lange autoreis. Onze beide oudste dochters van 12 en 9 hadden de reizen al vaker gedaan.

Iets voor enen in de middag stopten we bij een Burger King in Zevenaar. We aten buiten en vertrokken even later richting het centrum om nog wat geld te pinnen voor onderweg. Nederland voorlopig achter ons latend, reden we het tweede land van onze reis binnen: Duitsland.

Vroeg in de avond arriveerden we in Frankfurt en we besloten wat te eten bij een wegrestaurantje. In mijn beste Duits bestelde ik het eten.

Eten in een restaurant in Duitsland

De avond viel.
Vanuit zijn autostoel riep mijn zoon mij: “Mama! Zijn we al in Koerdistan?”
“Nee, nog niet”, antwoordde ik, “Koerdistan is heel ver.”
“Nog 5 minuten?” ging hij verder.
“Nou, niet echt”, zei ik, “meer iets van 5 dagen.”

Evenlater maakte hij allerlei gekke geluiden in de auto. Hij was altijd al een clown geweest. Maakte vaak grapjes. Ik maande hem wat zachter te doen, waarop hij spontaan begon te zingen: ”Sorry, sorry, so-horry!”

Even na 10 uur in de avond reden we Oostenrijk binnen. De diesel bleek stukken duurder dan in Duitsland: EUR1,55 per liter. Oostenrijk is een mooi land, maar veel zagen we niet doordat de nacht al was gevallen. In de verte zagen we bliksemflitsen. Het regende niet. Nog niet. Het liedje “Lady in Red” klonk nu luid uit de radio. In de auto hing een goede sfeer. Na het liedje kwam dan toch de regen. Zware regen. We reden door. Stoppen had weinig zin. Als we zo naar een hotel wilden, zouden de kinderen wakker worden en zou iedereen kletsnat worden. We besloten door te rijden.

Na een poosje werd de regenbui iets minder hevig en waren mijn man en ik ook beiden moe geworden. Alsnog probeerden we een hotel te vinden in Klaus; een dorpje zonder verlichting langs de weg. Bij een benzinestation vroeg ik een vrouw achter de balie naar een geschikte slaapplek, maar zij gaf aan dat het moeilijk zou worden een hotel of een andere overnachtingsplaats op dit tijdstip in deze buurt te vinden. We reden wat verder. De kinderen sliepen al een poosje. Als alternatief zochten we dan maar een betrouwbaar plekje aan de kant van de weg waar we in de auto zouden kunnen slapen. Dat moest in het licht van een drukker bezochte plek zijn, een benzinestation, winkel of wegrestaurant dat 24 uur per dag open zou zijn.

Dag 2 – Oostenrijk, Slovenië en Kroatië
Om 5 voor 4 werd ik wakker. Ik lag opgepropt op de passagiersstoel met mijn jongste op schoot. Ik had haar uit de maxi-cosi gehaald, omdat mij dat wat comfortabeler leek voor haar. Mijn voeten had ik op het dashboard, mijn stoel stond in halve ligstand. Meer kon ik niet achterover, want mijn oudste dochter lag achter mij. Ik voel een ongemakkelijke, stijve pijn in mijn nek, heup, billen en rug. Ik zette mijn jongste terug in haar maxi-cosi. Ze lachte breeduit naar mij. De schat. Ze zat al uren in de auto en nog bleef ze lachen. Ik liep naar het wegrestaurant, waarin nog 3 mannen zaten te koffiedrinken. Even een plasje plegen. Mijn tweede dochter moest ook. Ik kocht wat chocolade voor de kinderen en koffie voor mijn man.

Een half uurtje nadat ik wakker was geworden, waren we alweer op weg naar onze volgende bestemming: Graz. In deze vroege ochtend hoorden we de lambada, wel heel swingende muziek, al op de radio.

Meteen nadat de winkels waren opengegaan in Maribor, Slovenië, haalde mijn man verse croissantjes, hazelnootpasta, vruchtensap en dergelijke bij een plaatselijke supermarkt en ontbeten we in het gras bij de parkeerplaats van een benzinestation. Wij zochten niet per definitie luxe op. Het was het avontuur dat gold.

Rond het middaguur arriveerden we in Zadar, Kroatië. Het eerste plaatsje van waar we langs de kust wilden rijden. Nog gebroken van het slapen in de auto, besloten we onze benen te strekken in een winkelcentrum. We parkeerden de auto in de parkeergarage eronder en dronken wat op een terrasje bij het cafeetje. Mijn man had zijn iPad meegenomen en elke keer als we een hotel zochten, vroegen we het wachtwoord voor het internet en zochten dan naar leuke hotelletjes of appartementjes om te overnachten. Vaak koos mijn man een stuk of 3 opties uit en liet de definitieve keus aan ons over. Zo ook die keer.

Appartement Patricija in Zadar leek ons wel wat. Het was even moeilijk zoeken, omdat we dachten dat het om een hotelappartement ging. We verwachten dus een receptie om in checken. Bij een eetgelegenheid vroegen we of de eigenaresse even kon bellen naar het nummer van het appartement. Mensen onderweg zijn vaak zo vriendelijk. Zelf had ik geen belbereik met mijn telefoon van Nederland, dus dan was het wel heel fijn als anderen je wilden helpen.

De eigenaresse van het appartement liet weten onderweg te zijn. We konden gewoon voor het appartementje wachten. Ze gaf ons een korte rondleiding: ruime woonkamer met open keukentje, magnetron en waterkoker, een met zonovergoten balkon over de hele breedte van de woning, 2 slaapkamers met elk een tweepersoonsbed en een eigen badkamer. Het zag er superschoon uit. Het enige wat ik miste, was een föhn.

In het winkelcentrum vlakbij hadden we samen de boodschappen gehaald bij de supermarkt: gegrilde kip, gerookte zalmfilet, brood en smeerkaas. In een van de slaapkamers fabriceerde ik met 2 dekens uit de kast en de 2 eettafelstoelen die in de slaapkamer stonden een veilige slaapplek voor mijn jongste.

Dag 3 – Kroatie, Bosnie en Hercegovina, nogmaals Kroatie en Montenegro
Rond half 10 de volgende ochtend verlieten we het appartement in Zadar. We reden een stukje over de snelweg en daarna langs de kust. We stopten bij een benzinestation niet ver van een meer verwijderd. Buiten op het terrasje dronken we wat en mijn 2 middelste kinderen speelden in het kleine speeltuintje ernaast.

Nadat we nog een stukje gereden hadden en een mooie plek aan de kust vonden, besloten we daar het water in te gaan. We huurden een waterfiets en ik verbaasde me over de schoonheid van het water. Zelfs waar het water zo’n 2 meter diep was, kon ik nog duidelijk de bodem zien. Het zout van de zee liet witte strepen achter op mijn donkergekleurde legging.

Mijn tweede dochter hield haar zwempak aan en mijn man stapte in zijn onderbroek, waarin hij gezwommen had, in de auto. Daarna reden we vrijwel onophoudelijk langs de kust van de Adriatische Zee. Een fantastisch uitzicht! We kregen wat trek en mijn man zag een bordje naar een restaurant dat hij begon te volgen. Het was een doodlopend straatje. Het was zo smal dat als je wilde keren, je deels gebruik moest maken van de erven van de huizen in de straat. Een oudere man zat langs de kant. Hij wees naar een trappetje en gebaarden dat we daar naar beneden moesten gaan om bij het restaurant te komen. We stapten uit de auto en liepen vervolgens de meerdere trappetjes af naar het restaurantje dat direct naast zee lag. Als salade aten we gevulde tomaten en een salade van zoute visjes en kaas. Mijn tweede dochter maakte van elke gelegenheid gebruik om te zwemmen. Vaak deed ze haar zwempak niet eens uit en ook deze keer lag ze meteen weer in de zee, terwijl wij op het eten zaten te wachten. Het hoofdgerecht werd gebracht. We hadden 3 soorten gerechten besteld: seafood spaghetti, gegrilde kip en iets met rundvlees. Nadat ook mijn zoon nog even in de zee had gezwommen, vertrokken we weer richting de auto.

De avond was al gevallen, toen we bij een benzinestation stopten en mijn man uitstapte om te tanken. Ik had de man die stond te tanken bij de pomp naast de onze al gezien. Ineens kreeg hij de slappe lach. Hij stond letterlijk krom van het lachen. Ineens besefte ik dat hij om mijn man lachte. Mijn man had nog steeds geen lange broek aan en stond dus in zijn onderbroek te tanken! Hoe kon die man ook vermoeden dat wij gewoon vroeger op de dag en kilometers eerder gezwommen hadden?

3 minuten voor 9 passeerden we de grens met Bosnie en Hercegovina. Het was een onbenullig kort stukje door het land. Puur en alleen omdat de weg nu eenmaal zo liep, want 12 minuten later stonden we opnieuw voor de grens met Kroatie.

Dubrovnik is een mooie stad. Zelfs bij nacht. Aan onze rechterkant zagen we beneden ons een verlicht bouwwerk dat me deed denken aan een ministukje Chinese Muur. Wellicht was het gewoon een overblijfsel van een kasteel geweest?

Tegen middernacht bereikten we de grens met Montenegro. De douane-beambte controleerde onze autopapieren en vroeg waarom op het groene papier geen gegevens waren ingevuld. De papieren had ik gekregen bij het regelen van de exportpapieren voor de auto in Oldenburg en de baliemedewerkster had deze bewust of onbewust niet ingevuld. Het gele papier was wel ingevuld en dus wezen we de man op deze papieren. De man accepteerde de informatie op het gele papier en we mochten verder.
“Misschien krijgen we bij Turkije wel problemen met dat groene papier, omdat er niks is ingevuld door de medewerkster in Oldenburg,” vroeg mijn man zich hardop af.
Turkije is voor Koerden en mensen met de bestemming Koerdistan altijd een lastig land geweest dat puur door de ligging ook niet erg makkelijk te ontwijken is.

Dag 4 – Montenegro en Albanië
Ik was even in de war geraakt bij het kaartlezen en de borden op de weg en in Herceg-Novi stuurde ik mijn man per ongeluk de verkeerde kant op, waardoor we in de binnenstad belandden. Met Duits kwam je hier nog steeds ver, want een man wist ons zo de weg uit de stad te vertellen.

Ook deze nacht brachten we weer door in de auto. We stonden stil voor een supermarkt die de naam Mini Maxi droeg. Rechts naast de winkel was een restaurantje. Er tegenover de zee. Mijn beide jongste kinderen waren wat onrustig. Eerst had ik alleen mijn dochtertje op schoot en nam ook even mijn zoon erbij. Mijn dochter bleef onrustig, zodat ik uiteindelijk mijn zoon maar weer naar zijn autostoel achter in de auto stuurde. Het was inmiddels 2:45 uur. Iedereen sliep, maar ik was nog wakker. Een half uur later werd mijn jongste nog een keer wakker, maar daarna viel ik ook eindelijk in slaap. Iets na half 6 werd ik alweer wakker. Mijn rechterknie voelde beurs aan. Alsof ik er hard op gevallen was. Ik gaf mijn jongste een schone luier en haar ochtendflesje. Ik voelde me compleet gebroken en kon niet meer slapen. Ons drinkwater was ook bijna op. Lichamelijk waren deze reizen niet altijd de beste keus, maar de ervaringen die je onderweg opdeed, waren de pijntjes meer dan waard.

Om kwart voor 6 stopte een kleine vrachtauto schuinachter onze auto en leverde vers fruit in houten boxen af dat waarschijnlijk voor de winkel in de buurt bestemd was. Het bleef onbeheerd staan. Nadat mijn zoontje wakker werd, liepen we samen naar de overkant van de straat en keken naar de vissen in de zee. We zaten op een trapje op de oever. Na een uurtje werd ook eindelijk mijn man wakker en haalde ik koffie in het restaurant voor hem en iets te drinken voor de kinderen. Daarna reden we verder.

Visjes kijken in Montenegro

Mijn man vond dat het tijd was om de auto een onderhoudsbeurt te geven en zo gingen we op zoek naar een plaatselijke Kia dealer. Aan de overkant van een redelijk druk kruispunt zagen we er een en mijn man stopte de auto aan de kant van de weg. Ik stak het kruispunt over en liep het bedrijf binnen. De medewerker begreep geen woord Engels. Gelukkig was er een man met zijn vrouw aanwezig die er ook voor hun auto leken te komen. De man sprak wel goed Engels en vertaalde voor mij. Het bleek dat we naar de Kia Service moesten rijden.
“Ben je een beetje bekend in Podgorica?” vroeg de man aan mij.
Ik schudde ontkennend mijn hoofd.
“Wanneer ben je aangekomen?” vroeg hij.
“Nu net,” antwoordde ik.
De man, hij was bijna 2 meter lang, en ook zijn vrouw torende hoog boven mij uit, was heel vriendelijk en besloot ons de weg te wijzen. We mochten achter hem en zijn vrouw aanrijden, terwijl zij ons via allerlei weggetjes die we zelf nooit zouden hebben gevonden, de weg wezen naar de Kia Service. Hij liet zelfs zijn telefoonnummer achter bij de Kia Service voor het geval hij nog moest tolken voor ons, want ook deze medewerkers spraken geen Engels. We wachtten er zo’n 1,5 uur tot de auto klaar was. Vervolgens brachten ze ons naar een ander bedrijf waar we nog 3 uur moesten wachten tot de airco klaar was. Gelukkig bleken we op loopafstand van restaurant Kristal te zitten en gebruikten we deze wachttijd door vast wat te eten. Mijn man bestelde. De ober sprak in de taal van het land. Mijn man knikte dapper ja.
Ik wist dat mijn man een flinke hand vol talen begreep, dus ik ging ervanuit dat hij de ober vast wel een beetje had verstaan, tot mijn man mij vroeg: “Wat zei de ober nu allemaal?”
“Geen idee, mijn Montenegrijns is ook niet al te best,” lachte ik.

Blijkbaar hadden we een visgerecht besteld. Wij zijn dol op vis. Het ene gerecht was makkelijk te herkennen, maar het andere niet. Het leek op holle visjes waar de kop vanaf was. Het smaakte prima. Toen ik beter keek, merk ik dat er kleine inktvispootjes doorheen zaten. Ineens “viel het kwartje” bij mij. De holle visjes waren blijkbaar de kopjes van de baby inktvisjes. Nadat ik mijn man mijn vermoeden vertelde, hoefde hij spontaan niet meer van dat gerecht mee te eten. Hij had het nog niet geproefd, maar blijkbaar stond het hem nu helemaal tegen. De kinderen bedankten ook en zo had ik het inktvisgerecht voor mezelf. De tentakels liet ik wel liggen.

Laat in de middag arriveerden we in Albanië. De vele kleurrijke huisjes in wat volgens mij een Victoriaanse stijl was, vielen direct op. Het had iets schattigs. In Tirana wilden we een appartementje zoeken, maar het kostte ons, met het vage adressysteem, heel veel moeite om eindelijk bij het kantoortje uit te komen dat de sleutels van de appartementen verstrekte. We kwamen in de juiste straat aan: Boulevardi Bajram Curri. Lokale mensen legden ons uit dat we in de buurt van een bepaald parkje moesten zijn volgens het adres dat we hen lieten zien. Dat parkje konden we met aanwijzingen vinden. Uiteindelijk vonden we zelfs het bewuste gebouw, maar ook in dat gebouw kon niemand ons helpen het kantoor te vinden. Ik liep om het gebouw heen en aan de achterkant zat een pizzeria met huisnummer 7. Wij waren op zoek naar huisnummer 8. Met goede hoop stapte ik op de medewerkers af, maar zelfs zij wisten niet waar nummer 8 moest zijn. Ze boden aan voor mij te bellen en na een minuut of 2 kwam een man van het kantoor van nummer 8 aanlopen.

Met ons allen reden we naar het kantoortje dat aan de voorkant van het gebouw bleek te zijn. Logica qua nummering was hier blijkbaar ver te zoeken. We ontvingen de sleutel van het appartement dat zo’n 500 meter verderop in de straat bleek te zijn. De man reed met ons mee en we parkeerden de auto aan de kant van de weg. Het was een klein donker appartementje. In een van de kamers stond een eenpersoonsbed, daarnaast direct een tweepersoonsbed en daar weer naast een bank. Aan de andere kant van de kamer was de open keuken. Ik keek rond en vroeg me af waar de badkamer moest zijn. De man liep ons voor naar wat ik voor een balkon had aangezien. Daar zat links de badkamer met een toilet. Erg hygiënisch zag het er niet uit, maar we namen het voor lief. Het zou maar voor een nachtje zijn. Ik haalde wat kleine boodschappen in de mini supermarkt recht tegenover de ingang van de portiek, zodat we in ieder geval weer iets te eten en te drinken hadden.

Dag 5 – Albanië en Griekenland
10 uur in de ochtend verlieten we het appartement. Mijn man zat nog even op een terras met een koffie en zijn sigaret. Mijn oudste dochter zat al met mijn jongste in de auto. Ik had intussen de spullen ingepakt in de auto en liep nog wat met mijn middelste kinderen door de winkelstraat. Ik probeerde iets te eten te bestellen bij een kraampje en vroeg in het Engels of er iets zonder varkensvlees was. De vrouw begreep geen Engels, dus met “pig” en “pork” kwam ik niet zo ver. Om me wat beter uit te drukken, knorde ik als een varkentje, wat natuurlijk op de lachspieren van de kinderen werkte. Maar goed. De vrouw begreep me. Vvrijwel alles wat ze verkocht, bevatte varkensvlees, dus kocht ik alleen een cola.

We liepen verder door de winkelstraat en mijn dochter ontdekte een dierenwinkel. Mijn zoon was meteen helemaal weg van het konijn dat buiten in een hokje zat. Het was zo’n groot, wit wollig konijn, dat hij het liefst op de reis had meegenomen. Ineens zagen we binnen in de winkel 2 apen in aparte kooien zitten. De ene aap was wat kleiner en vrij rustig, maar de grotere liep actief heen en weer en stak, als er een kind te dicht bij de kooi kwam, zijn lange dunne armen tussen de tralies door. Mijn zoontje schrok even, maar vond het ook best spannend.

Foto’s waren verboden, gaf de vrouw van de dierenwinkel aan toen een andere bezoeker die met haar telefoon een foto wilde maken van de aap. Ik bedacht me dat het misschien niet eens legaal zou zijn om exotische dieren vast te houden.

Nadat mijn oudste en ik evenlater de sleutel van het appartement lopend hadden teruggebracht, reisden we verder richting Elbasan. Inmiddels hadden we besloten via Thessaloniki in Griekenland te rijden in plaats van via Athene. Eigenlijk wilden we met zo’n soort cruiseschip naar Turkije varen, maar Athene was nog zo’n 900 km en dat zou niet zo snel rijden via de binnenwegen die we zouden moeten nemen.

‘s Middags om kwart voor 3 stonden we op de grens met Macedonië. Al die landen waren we doorgereden zonder problemen met onze autopapieren, maar de douanebeambte van Macedonië accepteerde de met de hand ingevulde verzekeringspapieren niet. Het moest volgens hem geprint zijn. We konden een nieuw verzekeringsbewijs kopen voor EUR50,-. Puur uit principe keerden we om op de grens en kwamen zo voor de tweede maal in de rij voor de paspoortcontrole. Een medewerker stuurde ons door naar de controle met de honden. De zwarte hond was groot en zag er een beetje agressief uit toen ik de mensen probeerde duidelijk te maken dat we niet in Macedonië waren geweest. De eerste man zei dat we toch de controle moesten hebben. Ik liep achter de man aan en probeerde het nog eens bij een vrouw in uniform. Ik legde haar uit dat we rechtsomkeert hadden gemaakt en dat we niet in Macedonië waren geweest. Van haar mochten we zonder controle door de honden verder rijden.

We waren nu op zoek naar een route rechtstreeks naar Griekenland. We namen de weg via Korce in Albanië. Onderweg kwamen we langs een restaurantje dat ook weer aan het water lag. In de tuintjes met gras stonden meubeltjes gemaakt van boomstammen. Er was een kleine steiger waar mijn man en beide middelste kinderen het water ingingen. Het water was helder, maar op de stenen zag ik algen. Er zwommen kleine visjes in de zee. We aten er zalm en een andere soortgelijke vis en salades.

We bereikten de grens met Griekenland om kwart voor 8. De douanier waarschuwde ons dat we in Turkije problemen zouden krijgen met onze autopapieren.
“Turkije gaat jullie verzekeringspapieren niet accepteren,” vertelde hij ons.

We legden hem uit dat Turkije gewoon volgens de papieren onder de landen moest vallen waar de auto verzekerd zou moeten zijn, maar hij hield voet bij stuk. We bedankten hem voor zijn zorgen en vertelden hem dat we dat probleem in Turkije wel zouden oplossen.

In Griekenland reden we op een stuk weg waar door middel van waarschuwingsborden aan de kant van de straat werd gewaarschuwd voor beren en ander klein wild, waarvan wij vermoedden dat het misschien om hyena’s en wolven zou gaan.

Niet meteen een plek waar je zou moeten willen uitstappen, bedachten we ons. Veilig vanachter de autoramen tuurden we naar buiten, terwijl mijn man door het landschap reed. Van achter het glas zou ik het best interessant hebben gevonden wilde dieren te spotten.

Plots minderde mijn man vaart.
“Wat is er?” vroeg ik hem.
“Volgens mij is dat politie achter ons,” antwoordde hij, terwijl hij met een twijfelachtige blik in zijn achteruitkijkspiegel keek.
Ik zag 3 jonge mannen op ons afkomen. We waren niet zeker of het überhaupt politie was en op reis moet je altijd opletten dat je niet beroofd wordt, dus we waren alert. Aan de andere kant kun je ook niet doorrijden als je denkt dat je door de politie gestopt wordt, dus we stopten. De mannen vroegen onze paspoorten en wierpen een blik in onze auto. Geen van hen droeg politiekleding. Met onze paspoorten nog in de hand, liepen ze naar de achterkant van onze auto en bleven er een poosje staan.
“Zal ik uitstappen?” vroeg ik aan mijn man, “Het duurt mij te lang.”

Mijn man knikte. Ik ben altijd degene geweest die eventuele problemen moest oplossen. Vrouwen komen meestal minder agressief over. In landen als Turkije was het ook nodig, omdat ik de Nederlander was en mijn man de Koerd. Maar nu waren we niet echt zeker wat er aan de hand was, dus besloot ik dat ik beter het eerste contact kon leggen. Ik liep op de mannen af, terwijl ik een blik op hun auto wierp. Met uitzondering van een sirenelampje op het dashboard, leek het niet op een politiewagen.
“Is er een probleem?” vroeg ik.
De mannen antwoordden ontkennend.
“We willen alleen controleren waar jullie de grens over zijn gekomen.”
“Jullie dragen helemaal geen politiekleding,” reageerde ik met een wedervraag, “Hoe weet ik zeker dat jullie politie zijn?”
Een van de mannen haalde een identiteitsbewijs te voorschijn. Het was in het Grieks geschreven, maar voor zover ik het kon herkennen, leek het een politiepasje. Al snel kreeg ik onze paspoorten terug.
“Volgens mij zijn ze meer op zoek naar mensensmokkelaars of illegalen,” zei ik tegen mijn man toen ik weer eenmaal naast hem in de auto was gaan zitten en we toestemming hadden gekregen om door te rijden.

Griekenland is een prachtig land is, zeker als je de binnenwegen neemt, maar deze keer namen we de snelweg naar Thessaloniki. De bootmaatschappijen in de haven waren allemaal al gesloten. De man die er wel was, een soort van bewaker, wist niet zo veel te vertellen, behalve dat er de volgende ochtend wel een schip om 8 uur zou vertrekken en dat de maatschappijen om 7 uur ‘s ochtends open zouden zijn. Wat de bestemming van de schepen was, wist hij niet. Vanwege zijn vage antwoorden, lieten we het schip voor wat het was.

In de stad vroegen we bij een drinkgelegenheid om het wachtwoord van Wi-Fi en zochten via de iPad naar een geschikte plek om te slapen. Het werd het Nouvelle Hotel in Oraiokastro. Zo’n 7 km uit het centrum. Heel schoon was het hier ook niet, maar het personeel was erg vriendelijk en er scheen een dinopark te zijn. Weliswaar was het dinopark zo laat in de avond al dicht en kropen we snel ons bed in.

Het Dinopark bij het hotel

Dag 6 – Griekenland en Turkije
Op dat tijdstip waren we de enige gasten in het hotelrestaurant. Een vrouw van het hotel serveerde ons het ontbijt. De varkensprodukten verving ze met kip. Na het ontbijt wilde mijn zoon direct naar het dinopark. Mijn man moest eigenlijk nog wat op internet doen en wilde dan ook eerst in het restaurant blijven zitten, maar mijn zoontje vertelde zijn vader: “Papa, niet bang zijn voor dino’s. Dino’s zijn lief. Die kun je aaien.”
En zo liepen we evenlater met het hele gezin door het dinopark. De dinosaurusbeelden waren wat meer amateuristisch dan die in het Dinobos in Amersfoort, dat we diezelfde zomer in Nederland hadden bezocht, maar goed genoeg voor mijn zoontje. Hij leefde zich helemaal uit. Ik had mijn jongste in de buikdrager en liep met mijn zoontje het hele dinopark uit. De rest besloot halverwege al naar het zwembad te gaan. Het was inderdaad ook heel erg warm. Wij wilden ook zwemmen, maar niet voordat we de hele route hadden gelopen en een soort openluchtmuseum over het leven in de Romeinse tijd hadden bekeken.

Die dag checkten we te laat uit, maar het personeel maakte er niet zo’n punt van. We betaalden voor die ene nacht en om iets voor tweeën in de middag reden we over de A2 richting Kavala. Kavala is ook een prachtig gebied met heel helder zeewater. In het verleden hebben we tijdens zo’n autoreis er al eens gezwommen.

Vroeg in de avond reden we Turkije binnen. Ons op een-na-laatste land op deze reis. Vlak voor de grens had ik voor alle zekerheid het groene autopapier verder ingevuld om problemen aan de grens te voorkomen. En inderdaad, zonder problemen kwamen we de grens over.

In het verleden waren we al talloze keren door Turkije gereden en beiden hadden we geen zin om nu weer de gebruikelijke weg van Istanbul via Ankara naar de grens met Koerdistan-Irak in het zuidoosten te rijden. Een weg die normaal gesproken ongeveer zo’n 24 uur duurt. Deze keer wilden we liever langer onderweg zijn, maar meer zien. We kozen voor de west- en zuidkust. Die waren nieuw voor ons. En dus reden we vrijwel direct bij binnenkomst in Turkije eerst richting het zuiden.

Bij Eceabat namen we een veerpont waar we in een half uur een klein stukje water moesten oversteken. De rij wachtende auto’s voor de veerpont was lang en ging maar langzaam vooruit. Ik stapte vast uit om te kijken wat de prijzen en tijden van de veerpont zouden zijn. Alle informatie stond in het Turks aangegeven en ik begreep er niet veel van. Ik sprak een man op de fiets aan en vroeg of hij Turks kon lezen en voor me wilde vertalen wat er stond. In goed Engels legde hij me alles uit. Het kostte 29 TL voor een normale personenauto en 2,50 TL per persoon. Studenten hadden korting.

Ik zat alweer in de auto, toen ineens de rij voor ons vertrok. Dezelfde man die net eerder voor me had vertaald, kwam naar ons toe en informeerde ons over een wijziging. De boot waar we nu voor stonden te wachten, zou pas om 2 uur ’s nachts vertrekken, maar de boot ernaast zou wel om 11 uur afvaren.

Terwijl we nog met de auto in de rij stonden, vroegen we om het Wi-Fi internet bij een van de restaurantjes aan de andere kant van de straat. Door de afstand was het niet heel sterk en met regelmaat viel de verbinding weg. Het geluid van een binnengekomen berichtje trok onze aandacht. Mijn ouders waren ongerust. Ze schreven dat het onveilig was in Erbil en dat we per direct moesten terugkeren. Maar het hoe en waarom ontging mij compleet. De internetverbinding die steeds wegviel, was daarbij niet echt handig, want met horten en stoten hoorden we iets over IS dat tot aan Erbil was gekomen en dat er werd gevochten in de regio. Om meer duidelijkheid te krijgen, namen we contact op met familie en vrienden die op dat moment in Erbil en Massif waren. Zij waren wat afwachtender in hun houding. IS was vlakbij, zo werd bevestigd, en er werd gevochten, maar de kilometerslange rijen met vluchtende auto’s die vanuit Erbil richting Massif waren gekomen, werden bij het controlepunt op de berg Pirmam, nog voor Massif, gekeerd door de Asayish (Veiligheidsdienst). Het was even spannend, maar het was geen reden om direct terug te keren naar Nederland, vertelden ze ons. En dus besloten we in rustig tempo door te rijden naar Koerdistan.

Aan de overkant van het water, in Canakkale, vroegen we of er toevallig schepen waren die verder naar Turkije zouden varen, maar op deze plek voeren de boten alleen tussen Eceabat en Canakkale. Er was wel een bus die naar Izmir reed, kreeg ik te horen, maar daar had ik niet zoveel aan. We waren zelf al met de auto.

Dag 8 – Turkije
Rond 11 uur de volgende ochtend, na het ontbijt, vertrokken we uit het Ozhan Hotel. We waren van plan een paar dagen in Antalya te blijven, maar Alanya leek ons ook leuk en het Ozhan Hotel was meer geschikt voor een nachtje. Een zwembad had ik er niet eens gezien.

In Konakli, niet ver van Alanya, sliepen we in Terrace Residences. Het hotel beviel prima. Het zwemwater was er precies op temperatuur. Niet te warm, niet te koud. Bij het zwembad maakten we kennis met een Koerdische man die in het hotel werkte. ’s Avonds nodigde de man ons uit naar een restaurant in Manavgat te komen, waar we met hem en zijn vrouw gingen eten.
“Misschien moet ik je met de kinderen naar Nederland terugsturen,” zei mijn man later die avond tegen mij toen we weer op de hotelkamer waren.
“Waarom?” vroeg ik hem.
“Je ouders zijn ongerust over dat gedoe met IS.”
“Wat ga jij dan doen?” wilde ik weten.
“Ik ga door naar Koerdistan. Ik kan de kliniek niet zo achterlaten.”
“Dan gaan wij ook door. Als het voor jou veilig is, dan is het voor ons ook veilig,” besloot ik.

Dag 9 – Turkije
Die ochtend gingen we na het ontbijt weer zwemmen. Rond het middaguur vervolgden we onze reis. Nog steeds richting Koerdistan. In zee lagen van die voor toeristen bedoelde piratenschepen. We hadden nog zo’n 270 km tot aan Mersin te gaan, toen we op het buitenterras van een restaurant onder een pergola met druivenbomen aten. Direct ernaast was het ravijn met in de diepte een paar rotsen in de zee. Wat een uitzicht! Adembenemend! Een plek waarvan ik hoop dat we er ooit weer eens naar terug zullen gaan.

Het toilet voor rolstoelgebruikers was iets minder ideaal. Volgens het bordje zou het toilet geschikt zijn voor rolstoelgebruikers, ware het niet dat een rolstoelgebruiker wel eerst even een trappetje moest afhobbelen. Maar dat mocht de pret niet drukken. Te meer, daar er, als je daadwerkelijk bij de toiletten stond, er eigenlijk helemaal niet een speciaal rolstoeltoilet aanwezig bleek te zijn.

We zaten nog steeds op de route langs de kust. Onderweg kwamen we over kronkelige bergweggetjes en langs diverse bananenplantages. Het IS-probleem hadden we voor ons uitgeschoven en we genoten als altijd van de reis. Mijn grootste probleem bij de bananenplantages was eigenlijk meer of we wel voldoende brandstof hadden. Er was geen benzinestation te bekennen en dat terwijl de tank inmiddels bijna leeg was. Het lampje van de brandstoftank brandde al even en ik begon het steeds spannender te vinden. Ik voelde zo geen behoefte om hier aan de kant van de weg te moeten staan, alleen omdat we geen brandstof meer hadden.

Uiteindelijk kwamen we langs een houten hokje, waar wat jerrycans buiten stonden. Een ouder echtpaar kwam op ons aflopen. We vroegen naar het dichtstbijzijnde benzinestation en we begrepen dat dat 10km verderop moet zijn. Onmogelijk met onze lege tank. Maar deze mensen waren zo vriendelijk dat we 20 liter diesel van hen mochten overnemen. Zo reden we door tot het benzinestation, dat inderdaad exact 10km verderop stond, zoals het echtpaar al had verteld. Daar tankten we bij. Overigens was het eigenlijk helemaal niet nodig geweest om op een lege tank te rijden, maar mijn man vond het niet nodig vol te tanken. En zo reden we die rit voor mijn gevoel op een vrijwel altijd lege tank van Nederland naar Koerdistan.

Jerrycans diesel overnemen aan de kant van de weg

Nadat we opnieuw in de zee hadden gezwommen en weer een stuk hadden gereden, kochten we fruit bij een kraampje dat langs de kant van de weg stond. Heerlijk zoete vijgen, zachte perziken, licht zure appels, kleine bananen en zure druiven. Toevallig stopte er ook een Turkse man die ons in het Nederlands aansprak. We spraken even met elkaar en vervolgden daarna ieder onze weg. Een paar uur later kwamen we ze op de snelweg tegen. We herkenden hun nummerbord en zij het onze. Als groet knipperden we even met onze lichten.

Het werd alweer donker toen we door een automatisch tolcontrole reden, waar je kon kiezen voor OCS en HGS, ofzo. Wij kozen voor HGS, niet wetende wat het betekent en blijkbaar hadden we de verkeerde gekozen, want een alarm ging af. Mijn man twijfelde nog of hij moest stoppen, minderde vaart, stopte even, maar er was niemand die echt reageerde en aan wie we informatie zouden konden vragen. En zo reden we door.

Bij een wegrestaurant besloten we nishk (soep) te eten. Ik liep eerst door naar de toiletten, terwijl mijn man alvast plaatsnam aan een tafeltje. Zodra ik naar het tafeltje liep, zag ik een jongen en een man lachen. Het waren dezelfde Turkse mensen uit Nederland. Opnieuw raakten we met elkaar in gesprek. Zij waren 31 juli al van huis vertrokken en dus ook al enige tijd onderweg. Zij hoefden maar tot Gaziantep en daar zaten we nog maar 190 km vandaan. We vroegen de man hoe het zat met het alarm bij de tolwegen. Volgens hem kwam die informatie pas na een week bij de grens aan en hoefde er niet betaald te worden als je dan het land al uit was. De man raadde ons aan net als zij naar een hotel in een dorp in de buurt van Gaziantep te gaan. Het hotel zou erg goed zijn en van een vriend van hem. We reden achter elkaar aan naar het hotel.

Het Ugurlu Hotel was inderdaad een heel mooie, maar wel prijzige plek. Vooral de natuurstenen badkamer met een jumbosize bad van dezelfde steen was prachtig. Fijn voor een nachtje, maar dat was eigenlijk sowieso de tijd die we doorgaans doorbrachten in de hotelletjes die we onderweg bezochten.

Dag 10 – Turkije en Koerdistan
De volgende ochtend namen we afscheid van het Turks-Nederlandse gezin, ontbeten we in het restaurant en gingen mijn man en beide middelste kinderen nog even zwemmen. Ik had geen zin meer om te zwemmen. Ik had me gedoucht en was klaar om schoon en fris de Koerdische grens over te gaan.

Het was bijna half 1 toen we vertrokken. Het hotel stond in de middle of nowhere en de avond ervoor, toen ik de laatste 100km naar het hotel had gereden, was ik te moe geweest om echt op te letten waar we langsreden. We moesten dus even zoeken en vragen voor we de weg naar Sanliurfa hadden gevonden. Twee jongens op een scooter reden ons naar een kruispunt waar onze bestemming op de borden stond aangegeven.

Toen we eindelijk het bordje met “Habur 370” (370 km tot aan de grens met Irak) ontdekten, hadden we echt zo’n bijna-thuis gevoel. Tegelijkertijd besefte ik hoe raar dat was. We moesten nog 370 km tot aan de grens. Dan nog ruim 200 km tot aan Erbil en wij noemden dat “bijna thuis”, maar ja, op zo’n lange reis, we waren met onze omweg al ruim 5000 km onderweg, leken de laatste 570 km ook niet zo ver meer.

Grotendeels rijd je het laatste stuk van Turkije op enkele meters afstand van de Syrische grens. Het prikkeldraad op de voorgrond is de grens. Het weiland erachter is Syrië

Na een poosje was onze diesel weer bijna op en brandde het lampje van de brandstoftank voor de zoveelste keer die reis. Gelukkig konden we opnieuw een jerrycan diesel overnemen van een man aan de kant van de weg. We dronken er nog wat thee en ik liep nog even naar het toilet. Ik was al veel gewend, maar dit was een van de vieste wc’s die ik onderweg was tegengekomen. De stank was niet te harden. Het enige positieve was dat je tenminste muren voor de privacy om je heen had. Buiten waste ik mijn handen. Boven de kraan hing een kapotte autospiegel aan de muur. Op een houten plankje lag wat zeep, maar het leek me hygiënischer dat niet te gebruiken.

Om kwart voor 6 kwamen we in Silopi aan. Het laatste dorpje voor de grens. We stopten bij een klein winkeltje, waar we papieren lieten invullen die we nodig hadden om de grens over te kunnen gaan. Het waren van die kleine dingen die je moest weten, want anders reed je er zo aan voorbij. Bij de grens merkte ik dat het geboortejaar van mijn oudste dochter fout was ingevuld. Op het formulier was ze 11 jaar jonger, maar niemand scheen er een probleem van te maken. In no-time bereikten we de Koerdische kant van de grens. Eindelijk hadden we Koerdistan bereikt.

Ondanks dat de auto op mijn naam stond en ik in het verleden mijn paspoort had moeten inleveren als een soort van onderpand, waarbij zij garantie hadden dat de auto Koerdistan weer zou verlaten, hoefde ik deze keer mijn paspoort niet achter te laten. Wel kreeg ik een stempel met een auto in mijn paspoort. Wat dus ook betekende dat ik het land niet zomaar mocht verlaten zonder auto of zonder bewijs dat ik de auto aan de grens had afgestaan (als hij stuk ging).

Nu we eenmaal Koerdistan hadden bereikt, vroegen we een peshmerga op de grens hoe de veiligheid op dat moment in Koerdistan en Erbil was. Volgens hem konden we veilig Erbil bereiken.

Van Nederland tot aan de grens met Koerdistan-Irak was ik verantwoordelijk voor het kaartlezen en de route uitstippelen, maar binnen Koerdistan viel mijn taak weg. De bewegwijzering was niet consequent, zodat je nooit wist welke kant je op moest rijden. We moesten diverse mensen vragen voor we uiteindelijk op de goede weg zaten. Tegenwoordig is dat overigens wel wat beter, maar ook nog niet perfect.

In Duhok aten we buiten bij een restaurant, terwijl mijn tweede dochter en mijn zoon in de speeltuin speelden.

Onderweg lette ik meer op dan anders om te kijken of er wat veranderd was aan de veiligheid. Ik zag een groepje mensen dat onder een viaduct wilde gaan slapen. Ik ging ervanuit dat het vluchtelingen waren. De peshmerga’s bij de controleposten leken extra alert. Of misschien kwam het doordat ze ons niet kenden, omdat we deze route nooit namen.

Bij vrijwel alle controleposten werd gevraagd naar onze paspoorten. Ik liet bij alle controlepunten mijn eqama (verblijfsvergunning) zien, omdat ze dan zouden weten dat ik al bekend was bij de Asayish. Op zich voldeed een paspoort ook.

Via Kalak bereikten we Erbil. Zonder problemen. Inmiddels was het al wel iets na middernacht toen we daadwerkelijk ons huis bereikten, maar ik was blij weer thuis te zijn. Na zoveel dagen onderweg te zijn geweest, was een fatsoenlijk bed in je eigen huis toch wel erg fijn.

web counter