2013, april-juni: Terug aan het werk, insecticide, zwemmen en weer verhuizen

Het voordeel van leven in het Midden Oosten is dat de temperaturen meteen met het aanbreken van de lente beginnen op te lopen. Wat Nederland qua warmte zomer noemt, is bij ons de lente. Vaak wijst de thermometer in mei al 35 graden aan.

Gelukkig zou de zomervakantie niet al te lang meer op zich laten wachten. Hoewel ik bijna een jaar niet werkte, omdat ik geen geschikte oppas had, had ik sinds kort toch weer een oppas kunnen vinden. Mijn zoontje was nog maar 2,5 jaar. Daarom was ik sowieso niet van plan om fulltime te werken, want ik wilde me ook met de kinderen bezig kunnen houden. Tegelijkertijd genoot ik net zo goed van mijn werk als mondhygiëniste. 

Ik besloot te werken op de zondagen, dinsdagen en donderdagen van 9 tot 2. Zo kon ik mijn dochters naar school brengen en ophalen en had ik ook nog wat dagen met mijn zoontje over. 

Het opnieuw meedraaien op de kliniek was weer even wennen. Mijn eerste twee patiënten waren Koerden die goed Engels spraken, zodat we de behandeling ook in het Engels deden. Met mijn volgende patiënt deed ik weer alles in het Koerdisch. Ik verbaasde me er zelf over hoe als automatisch de woorden en zinnen weer naar boven kwamen. 

Mijn eerste werkdag verliep bijna geheel vlekkeloos, behalve dat ik toch één klein detail vergeten was. Eén van mijn patiënten droeg een vuurwapen achter bij zijn broek in. Een pistool. Ik had het niet gemerkt, tot ik de behandelstoel met de patiënt erin van de zitstand terug deed naar de ligstand. 

Voorheen vroegen we altijd mensen hun vuurwapens in te leveren bij de balie of gewoon niet mee naar binnen te nemen en ik had er ook geen moeite mee als iemand zijn vuurwapen even op de kast of een stoel zou leggen, maar achter in de broek laten zitten tijdens de behandeling, was niet echt handig. Met het veranderen van de stand van de behandelstoel valt er gemakkelijk een en ander op de grond. Soms een telefoon, die nog in een broekzak stak, andere keren een loszittend haarklemmetje. Deze keer was het een vuurwapen. 

Ik hoorde de doffe klap van het vallen van het pistool. Gelukkig ging het niet af, want de loop wees precies richting mij toen hij eenmaal op de grond lag. Ik zou dus toch meer op de vuurwapens moeten letten. Maar ja, dat onderdeel zit in Nederland natuurlijk ook niet standaard bij de opleiding in. 

Toen ik na het werk in de middag mijn dochters van school wilde halen, rende een vriendinnetje van mijn oudste met hen mee. Ze vroeg of mijn dochters bij haar thuis mochten spelen. Alle meiden sprongen bij mij in de auto en ik bracht ze weg. Om 6 uur ‘s avonds stond ik er weer. 

De meiden waren buiten aan het spelen en ik wilde net mijn zoon uit zijn autostoel halen, toen er ineens een dikke witte mist zich om ons heen vormde. Zonder rekening te houden met anderen, spoot een kleine vrachtwagen een enorme wolk insecticide rond. Een wolk van 3 tot 4 meter hoog, 5 meter breed, die zich pas vervaagde toen de vrachtwagen 30 meter verderop was. De wolk was zo dicht dat we voor een paar seconden niets konden zien. Ikzelf stond al buiten de auto en met mijn zoontje nog in de auto deed ik snel de deur weer dicht, zodat hij zo weinig mogelijk van de wolk zou inademen. Mijn oudste en haar vriendin bukten snel. Wat mijn tweede dochter deed, kon ik door de dichte mist niet eens zien. Alsof we niet genoeg in de wolk waren gedompeld, kwam de vrachtwagen voor een tweede maal terug met de witte wolk weer achter zich aan. Inmiddels had ik mijn zoontje uit de auto gehaald en samen met de meiden renden we naast een van de huizen, zodat we niet nog eens de insecticide over ons heen zouden krijgen. 

Een buurman van het vriendinnetje die niet ver van ons vandaan stond, mopperde dat hij hen al had gezegd dat het ongezond was zo roekeloos die insecticide rond te spuiten, maar blijkbaar hadden ze niet naar hem geluisterd. 

Terwijl we weer terug wilden rijden naar huis, gaf de vriendin ons een kartonnen doos met twee landschildpadden, elk zo groot als een flinke galiameloen. Hun chauffeur had ze gevonden bij zijn boerderij in Sulaimaniya en aan hen gegeven. Nu mochten wij ze hebben. Zij woonden in een flatje en hadden niet echt plek voor de beesten. Wij hadden tenminste een tuintje waar ze in konden lopen. 

Thuis zette ik snel de kinderen onder de douche. Mijn zoontje eerst, toen de meiden, ik als laatste. Het kon toeval zijn, omdat we ‘s nachts ook de airconditioning gebruikten, maar die nacht werd mijn zoon ziek. Hij kreeg flinke koorts, die in de nacht erger werd, zodat hij begon te huilen. Ik gaf hem een zetpil. Normaal geef ik bij koorts zelden iets, tenzij ik merk dat ze echt last hebben van de koorts. Gelukkig was mijn zoon de volgende ochtend weer helemaal blij en in de ban van de nieuwe schildpadden. Met gewone baby’s was hij altijd heel voorzichtig, maar met de schildpadden bleek hij toch best hardhandig en moest ik hem goed in de gaten houden als hij ze wilde aanraken. 

Het werd eind mei. We hadden al diverse weken warme weer gehad, maar voor het openlucht zwembad Aqua Tarin waar je gemengd kon zwemmen, was dat geen noodzaak geweest om het zwembad eerder te openen. Pas per 20 mei hadden ze hun deuren weer geopend. Blijkbaar waren de lokale mensen en de Arabieren die er veelal kwamen te zwemmen alsnog van mening dat het niet echt zwemweer was, want waar ik verwachtte dat het reuze druk zou zijn, viel dat enorm mee. 

Zelf kwamen we pas tegen twee uur in de middag aan, omdat we eerst uit eten waren geweest in een restaurant in Erbil. 

De controle bleek enorm aangescherpt. Er stond een vrouw bij de bewaking die overfanatiek bleek. Haar handscanner ging bij het minste of geringste af en zijzelf was minstens zo alert als de scanner zelf. Ik was inmiddels wel wat gewend. Jaar in jaar uit werd ik met regelmaat al gefouilleerd en werd mijn tas al gescand of handmatig gecontroleerd. Normaal vind ik controles helemaal niet erg, maar zij werkte me op mijn zenuwen. 

“Waar is je telefoon?” wilde de vrouw van de bewaking weten.
“Niet meegenomen, antwoordde ik.
“Waar is je horloge?” zei ze toen.
“Horloge? Ik heb geen horloge”
“Nee, ik bedoel je kluissleutel.” 

Mijn zoontje had het kluissleuteltje en ze griste het van hem af en liep ons voor naar de kluissleutels. Veel hielp het niet, want ze kon de bijbehorende kluis niet vinden en dus haalde ze een andere op. Misschien bedoelde ze het wel goed, maar als ik dingen moet doen, vind ik het erg vervelend als iemand me constant voor de voeten loopt en blijft lopen, zoals deze mevrouw deed. Ze opende het kluisje voor ons en liep weer weg om vervolgens weer terug te komen.
“Die tas mag niet mee naar binnen,” zei ze, “De inhoud wel, maar de tas niet.”
Ik zag de noodzaak niet zo in, maar goed, ik haalde de zwembandjes, handdoeken en zonnebrandcrème uit mijn verder lege tas en gaf ze aan mijn oudste dochter. We hadden allemaal onze zwemkleding al aan en dus trok mijn oudste haar t-shirt vast uit. De mevrouw van de bewaking kwam terug.
“Zo kun je echt niet hier zwemmen, hoor.”
De vrouw wees naar mijn oudste die een bikini droeg. Nu wist ik toevallig dat je bij AquaTarin wel vrij bent om welke zwemkleding dan ook te dragen, dus ik begon me al aardig te irriteren aan deze mevrouw. Ik wilde net mijn tuniek uitdoen, toen ze weer terugkwam.
“Je mag je hier niet uitkleden, hoor. Dat moet in de kleedhokjes.” 

Zelfs in deze hitte had ik al 3 lagen kleding over elkaar aan: mijn zwempak, t-shirt met daar overheen de tuniek en een legging met daaroverheen een broek, dus met het uittrekken van alleen mijn tuniek zou werkelijk niets zichtbaar worden, dus ik had geen behoefte eerst naar de kleedhokjes te gaan met alle drie kinderen en vervolgens weer opnieuw naar de kluisjes. En dus trok ik mijn tuniek en broek uit.
Weer stond de mevrouw achter mij: “Niet hier uitkleden.”
Inmiddels begon ik echt nerveus te worden van deze mevrouw, want ze leek niks anders te doen te hebben dan ons (en een klein groepje dat een meter of drie verder dan ons stond) lastig te vallen. Mijn zoontje werd nu ook onrustig en begon te huilen.
Opnieuw kwam ze bij ons: “Niet hier blijven staan, want ik moet hier elke keer langs.” “Misschien moet je dan niet zoveel hier langs lopen,” antwoordde ik toen, “dan irriteer je me ook niet zo.”

Het was er al uit voor ik er erg in had. Het zijn van die woorden die je wel eens denkt, maar eigenlijk niet hardop hoort te zeggen, maar gedane zaken nemen geen keer en bovendien werkte ze me echt op mijn zenuwen, dus besloot ik ook niet sorry te zeggen. De “hint” kwam blijkbaar over, want ineens liet ze ons met rust. Eindelijk konden we ons rustig verder klaarmaken om te gaan zwemmen.

Mijn man zat inmiddels al lang en breed bij het zwembad op ons vertrouwde plekje. Blijkbaar had hij bij de mannenkleedkamers geen last gehad van een bemoeizuchtige bewaker. De rest van de middag vermaakten we ons goed. We hadden heerlijk gezwommen en het leek er zelfs op dat ik nu eindelijk een perfect zwemtenue voor AquaTarin had gevonden. Als vrouwzijnde mocht je in AquaTarin gewoon in zwemkleding zwemmen, maar ik had wel een aantal keer last gehad van opdringerige mannen die dachten dat ik er voor hen kwam zwemmen. Het waren geen Koerden die dat deden. 

Het jaar ervoor was ik dus al begonnen met over mijn zwempak een zwart t-shirt en een zwarte legging tot aan mijn enkels te dragen in het zwembad, iets wat mij niet zo spannend leek, maar dat leek die mannen niet echt te weerhouden en dus had ik nu besloten ook een beigekleurig rokje over mijn legging aan te trekken. Ik had daar geen moeite mee en de mannen lieten me met rust als ik in het water was. Overigens stond er wel altijd om de paar meter een badmeester aan de kant van het water, die opletten dat de mannen niet bij de vrouwen kwamen, maar sommige bezoekers hadden gewoon een rare mentaliteit. Zo nu en dan gebeurde het dan ook wel dat ze zo’n man het zwembad uitzetten. 

De zomervakantie brachten we deels door in Nederland. Ik had weer drukke weken achter de rug. Werken, familiepicknicks, verhuizen, voorbereidingen voor ons familiebezoek aan Nederland en ik was inmiddels zwanger van ons vierde kindje.

De verhuizing kwam een klein beetje sneller dan ik verwachtte. Ergens op een ochtend begin juli 2013 vertelde mijn man mij dat we die dag zouden gaan verhuizen. We hadden al enige weken gezocht naar een andere woning, dus in die zin was ik voorbereid, maar ik ging ervan uit dat de verhuizing wat later stond gepland. Met een man als de mijne moest ik wel flexibel zijn als het om verhuizen ging, dus ik liet het zoals altijd weer over me heen komen. 

Zo zat ik om 11 uur ‘s ochtends nog doodgemoedereerd in mijn woonkamer en werd ik een half uur later al gebeld door mijn man, die zei dat ik naar de kliniek moest komen om een appartement uit te kiezen waar ik wilde wonen. 

De auto was niet thuis, dus ik nam een taxi naar de kliniek. Samen met mijn oudste dochter en mijn zoon, want mijn tweede dochter was logeren bij mijn oudste zwager en zijn gezin. Voorbereid als ik was, pakte ik per direct een tasje met de belangrijkste spullen, zoals wat kleding, in, zodat we in ieder geval in de kliniek konden blijven slapen. 

In de kliniek mocht ik kiezen uit twee van de zes appartementen. In het ene appartement hadden we eerder al eens gewoond en had een heel kleine keuken. De tweede werd eigenlijk tijdelijk bewoond door een collega die in het tandtechnisch laboratorium werkte. Hij verhuisde net zo makkelijk naar het andere appartement, terwijl wij intrek namen in het zijne.  

Onze oppas/schoonmaakster maakte vast beide appartementen schoon, terwijl de mannen hielpen met verhuizen. 

Met twee auto’s reden we terug naar ons oude huis in Harsham, waar we zoveel spullen inpakten als we in een rit konden meenemen. Ik nam vooral op de belangrijkste spullen mee: matrassen, beddengoed, kleding, toiletspullen en wat speelgoed voor de kinderen. Zoals ik al vermoedde, zouden we diezelfde nacht al blijven slapen in het nieuwe appartement. Ondertussen moest ik ook mijn tweede dochter weer ophalen van mijn zwagers huis. 

Op de terugweg reed ik naar de kliniek in plaats van naar ons oude huis in Harsham, waarop mijn dochter vroeg: “Ik dacht dat we naar huis zouden gaan, waarom rij je naar de kliniek?” 
“We gaan ook naar huis, maar we zijn verhuisd,” antwoordde ik haar. 

De volgende twee dagen reden de jongens nog continu op en neer om spullen over te brengen. Zelf was ik alleen maar maar 1x terug geweest naar Harsham om te controleren of echt alles was meegenomen en maakte ik vooral het nieuwe appartement op orde. In drie dagen tijd was de verhuizing achter de rug. 

Ik wist dat ook deze verhuizing niet onze laatste zou zijn. Mijn man had in die periode net een kavel aangekocht op Mazra3a Mala Omar, een soort van boerderijgrond naast het dorpje Mala Omar. Vlak achter de school van de kinderen en tussen Erbil, waar we werkten en waar ik de boodschappen deed, en Massif op de berg Pirmam, waar mijn schoonfamilie woonde. Een rustig plekje in de heuvels afgezonderd van de drukte. Daar zouden we een huis gaan bouwen.

Ik had inmiddels al in zoveel huizen gewoond en ik hield me al jaren bezig met het tekenen van plattegronden van huizen, dat ik al een aardig idee had wat ik wel of juist absoluut niet wilde in ons huis. Daar waar in veel Koerdische huizen geen rekening was gehouden met een grote wasmachine of een plekje om de was op te hangen, wilde ik een hele wasruimte.

Opnieuw woonden we nu in een appartement van 120m2, en hoewel dat met maar twee slaapkamers enerzijds wat krap was voor ons uitbreidende gezin, waardeerde ik de eenvoudige indeling van alles gelijkvloers. Nu we een kavel hadden gekocht, begon ik weer plattegronden te tekenen van hoe ons huis er uit zou moeten zien.

web counter