2011, mei en juni: Mijn dagelijkse leven

Ik pakte mijn werk weer op. 3 dagen per week van 9 tot 2 behandelde ik patiënten. Buiten die tijden was ik verantwoordelijk voor het bijhouden van de werkmail, bestellingen doen, contracten opmaken en nieuw personeel inwerken. Laat ik het zo zeggen: Ik hoefde me weer geen moment te vervelen. Thuis had ik natuurlijk de kinderen nog. Hoewel de oudste 2 naar school waren overdag, had ik een oppas nodig voor mijn zoontje. 

Op een dag reden we door onze straat en zagen een groepje Ethiopische jonge vrouwen staan. In Koerdistan-Irak bestaan bedrijven die mannen en vrouwen uit Afrikaanse en Aziatische landen halen om hier te komen werken voor een hoger salaris dan in hun thuisland, zodat ze hun achterblijvende familie financieel kunnen ondersteunen. Via dergelijke bedrijven kost het, afhankelijk van het herkomstland duizenden dollars om een persoon te regelen. 

Wij spraken dit groepje vrouwen op straat aan en vroegen of ze iemand kenden die werk als oppas/schoonmaakster zocht. Binnen enkele dagen nam een Ethiopische vrouw contact met ons op. We gaven haar een kamer in de kliniek, kwamen het salaris overeen en zij zorgde voor mijn zoontje, terwijl ik beneden in de kliniek aan het werk ging. 

Mijn zoontje was dol op haar. Steeds als hij haar zag, begon hij te lachen en stak hij zijn kleine handjes naar haar uit. Voor mij een hele geruststelling, want ik ben altijd nogal wantrouwend geweest wat oppas voor onze kinderen betreft. Zeker als ze nog niet konden praten, zoals mijn zoontje toen. 

Het baby-achtige was er inmiddels na een half jaar wel weer vanaf. Hij kon een paar minuten zelfstandig zitten en staan lukte ook al. Hoewel ik wel zelf babyvoeding kookte en in grove stukken pureerde, at hij ook af en toe met de pot mee. Zijn eerste twee tanden waren inmiddels doorgekomen.  

Eindelijk kreeg ik het idee dat ons leven een beetje op de rails begon te komen. Jarenlang hadden we keihard moeten werken om een beetje een goed leven op te bouwen en nu draaide de kliniek aardig en waren we op zoek naar een wat groter huis. Ons appartement van 120 m2 boven de kliniek had maar 2 slaapkamers en met 3 kinderen werd het wat krap. 

We bezochten huizen, waaronder een villa in American Village, die in een wijk naast de school stond. De huizen in die wijk zijn in de maten groot, groter en absurd groot. Het huis dat wij bezichtigden was een zogenaamde middenklasse. In Koerdische ogen, dus. Het had diverse kamers, waarvan meerdere ruimer dan nodig, en was bijzonder luxe ingericht. Het huis was gebouwd op een dubbele kavel, wat een flinke tuin opleverde. 

Ik kende de bewoners via school. De moeder hoorde bij ons groepje allochtone vrouwen die samen op het schoolplein stonden te praten. Van dat groepje was ik de eerste die was gekomen en ben ik de enige die nog over is. Een andere moeder, Spaans van geboorte, maar jarenlang in Engeland gewoond, keerde in de zomer dat Daesh (IS) binnenviel met haar gezin terug naar Engeland. De moeder van de villa die we bezichtigden kwam van Venezuela, haar man uit Oostenrijk en hun 3 kinderen waren in 3 andere landen in de wereld geboren. Vaak vertelde ze ons over haar leven als expat in de ongeveer 7 landen waarin ze al gewoond hadden en nu stonden ze op het punt naar Dubai te vertrekken. Wat hebben we veel gelachen om alle verhalen. 

Het was nog in de eerste week van mei waarin we met de familie naar Pendro reden, een ooit bestaand dorp midden in een prachtig berglandschap, dat ten tijde van Saddam Hoessein gebombardeerd is, zodat er slechts wat stenen over zijn van de huizen die er ooit stonden. Een van de huizen was het geboortehuis van mijn man. 

De familie en vele andere Koerden in mijn omgeving bleven een band voelen met het gebied waar hun stam vandaan kwam en dus, hoewel er niks meer in het dorp terug te vinden was, gingen ze af en toe terug voor familie picknicks en reden we 3 uur lang over wegen die niet allemaal even goed begaanbaar waren naar het dorp in de bergen.

Het was in de 3de week van mei toen ik de vrouw van mijn oudste zwager had bezocht. Zij was met haar 35 jaar maar 3 jaar ouder dan ik, maar was als 14- of 15-jarige met mijn zwager getrouwd en had dus al een zoon van 18, een dochter van 16 en een jongere zoon van 11. Haar oudste zoon was in de middag naar Erbil gegaan en naast haar eigen 2 jongere kinderen en mijn 3 kinderen had een andere zwager van mij zijn beide dochters langs gebracht. Het was een enorme drukte, maar het maakte de vrouw niets uit.
“Het zijn maar kinderen,” antwoordde ze toen ik vroeg of ze het niet te druk vond. 

Aan mij was de taak de dochters van mijn jongere zwager weer thuis te brengen. Hoewel we destijds een 7-persoonsauto hadden, zat mijn zoontje als enige in zijn maxi-cosi op de achterbank. Mijn beide dochters en de 2 nichtjes zaten met hun vieren op de passagiersstoel naast mij. 

Die ochtend had ik een cd met kinderliedjes in de auto gelegd en dus kwam de cd in de cd-speler en het volume werd op 24 gedraaid. De rit naar hun huis duurde amper 5 minuten en dus liet ik hen hun gang gaan. Daarna moest ik nog een half uur rijden tot aan huis. 

Vlakbij Khanzad, ongeveer een kwartier rijden vanaf de berg Pirmam waar ik vandaan kwam, reed ik op de linkerbaan. De wegen waren op sommige plekken zo slecht en ik heb het dan ook echt over diepe deuken in het wegdek, dat het veiliger was op die plekken op de linker rijstrook te rijden. Ik wilde net terug naar de rechterbaan gaan, toen ik het licht van een motor in mijn spiegel zag naderen. Het bleek een motor die me rechts wilde inhalen. De beide jongens die op de motor zaten, droegen een sjaal om hun hoofd als een niet zo veilig alternatief voor een helm. Alles was mogelijk. 

Thuis aangekomen bij de kliniek bleek mijn zwager, de vader van de beide nichtjes die ik net bij hun thuis had afgezet, van ons huis te vertrekken. De oudste zoon van het gezin waar ik eerder op bezoek was geweest, was samen met onze Bangladeshi schoonmaker naar beneden gegaan om de deuren te openen voor mijn zwager. Mijn jongste dochter was in slaap gevallen en de neef van 18 tilde haar op en nam haar mee naar ons appartement op de tweede verdieping van het gebouw. De schoonmaker nam een tas voor me mee. Al die hulp kwam me vaak heel goed van pas. 

Boven zat een andere neef van mijn kinderen, mijn vroegere chauffeur. Samen vertrokken ze na een minuut of 20 om verder te praten in een van de andere appartementen die op dezelfde verdieping lagen.

De kinderen waren zo moe, dat ik ze direct in hun bed had gelegd. Even had ik een moment voor mezelf en ik genoot van de stilte op onze witte leren bank in de woonkamer. Die dag was er weer veel zand in de lucht geweest, want ik wist dat het Ethiopische meisje alle meubels in ons huis met een vochtige doek had afgenomen, maar inmiddels lag er weer zoveel fijn zand op de tafel dat het leek alsof er 3 weken niet was schoongemaakt. De plek waar mijn laptop had gestaan, liet een zwart afgebakende rechthoek achter op mijn tafel, omdat daar geen zand was neergedwarreld. 

“Morgen weer een dag,” bedacht ik me en genoot nog even van mijn vrije tijd. 

De volgende dag zou ik weer vol staan met patiënten behandelingen. Heerlijk vond ik mijn werk als mondhygiëniste, hoewel het natuurlijk ook veel energie kostte. De meeste van mijn patiënten behandelde ik in het Koerdisch en ik kreeg veel leuke reacties erover. Mensen waren verbaasd dat ik Koerdisch sprak. 

Op een dag kreeg ik een Nederlandssprekende patiënt in mijn stoel en waren het juist de Koerdische woorden die het eerst bij mij omhoog kwamen, toen ik de volledige “paro-uitleg” gaf (uitleg over de meting van het tandvlees, het ontstaan en de gevolgen van tandvleesontsteking, de behandeling en de kosten ervan). Maar in Koerdistan heb je te maken met diverse dialecten, die zelfs voor Koerden niet allemaal goed verstaanbaar zijn. Ik had het Bahdini-dialect aardig onder de knie en het Hawleri-Sorani (Sorani-dialect van Erbil) begreep ik ook redelijk, maar soms waren er patiënten bij wie ik echt moeite had met het communiceren (Sorani-dialect van Slemani, bijvoorbeeld of Hawrami-dialect). Het lag niet altijd geheel aan mij, want er waren ook patiënten die zelf geen Bahdini begrepen. 

Zo sprak ik een Koerdische patiënt eens aan in het Koerdisch, maar ik had het idee dat hij me niet helemaal begreep. Hij zei dat hij Sorani was, maar wel wat Bahdini begreep. 

Toch lukte het me niet om goed met hem te communiceren en ik stond op het punt om iemand te halen om voor ons te vertalen, toen hij mij vroeg: “Ben je Koerdisch?” 

“Nee, ik ben Nederlands,” antwoordde ik. 

“Oh,” zei de man en in perfect Nederland vervolgde hij: “Ik spreek ook wel Nederlands!”

Het toeval. Sommige problemen losten zich zo vanzelf op. 

Het was 15 juni 2011. Iets voor half 8 in de ochtend. Ik was de dag gestart met mijn routinematige ochtenddrukte. Mijn dochters in hun schooluniformen geholpen, chocopops als ontbijt gegeven, tanden gepoetst, haren gekamd, mijn zoontje in bad gedaan en eten gegeven. Eenmaal de deur van mijn appartement uit, droeg ik aan mijn rechterarm mijn zoontje die in zijn maxi-cosi zat. Mijn handtas hing over mijn linkerschouder en mijn jongste dochters veel te zware trolley voor school tilde ik met mijn linkerhand. Gelukkig liepen mijn dochters al ver voor me uit. We moesten 6 trappen van elk 7 treden aflopen en al bij de tweede trap ging het mis. Ik wilde net op een plateau tussen de trappen stappen, toen ik mijn enkel verzwikte en met mijn bagage en mijn zoontje die in de maxi-cosi zat op mijn knieën viel. De schooltrolley van mijn dochter schoot uit mijn hand de derde trap af naar beneden. Een hels kabaal op de vroege ochtend. Mijn zoontje was gelukkig recht omlaag gevallen en doordat ik tijdens de val ook door mijn knieën zakte, was hij niet ver van de grond verwijderd, voordat zijn maxi-cosi deze raakte. Hij schrok niet eens. 

Ik was allang blij dat hem niets mankeerde en dat ik ook nergens pijn had en met nog trillende benen pakte ik de maxi-cosi en de rest van de bagage weer op en liep de rest van de trappen af.

Ik had die dag vast beter op bed kunnen blijven liggen, want nog geen drie kwartier na mijn valpartij van de trap, had ik mijn dochters naar school gebracht en reed ik weer terug richting huis. Ik haalde een vrachtwagen die op de rechterbaan reed in. Terwijl ik met de toegestane 100 kilometer per uur naast de vrachtwagen reed, kwam de vrachtauto ineens mijn kant uit. Blijkbaar wilde hij op zijn beurt ook een voorganger inhalen en zag daarbij mij over het hoofd. Uitwijken naar links was geen optie. Daar was de middenberm met een flinke stoeprand, waar ik niet tegenaan wilde komen. Terwijl ik de grote wielen van de vrachtauto naast mij steeds dichterbij mij zag komen, sprong ik volop op de rem. tegelijkertijd claxonneerde ik. Gelukkig reageerde de vrachtwagenchauffeur onmiddellijk en bracht zijn auto terug naar de rechterbaan. Bij wijze van verontschuldiging stak hij zijn arm uit het raam omhoog. Opnieuw had ik de schrik flink in mijn benen zitten. 

De rest van de dag was ik bang of driemaal scheepsrecht zou zijn voor mij, maar toen er die dag tot overmaat van ramp ook nog een scherp mes van het aanrecht viel, kon ik gelukkig net op tijd mijn tenen wegtrekken. Wat een geluk. Ik verspeelde die dag wat engeltjes en het heeft me vast een extra grijze haar opgeleverd, maar uiteindelijk was alles goed gegaan. 

Koerdische zomers zijn heet en het feit dat een neef van mijn man een vakantiehuisje met zwembad ergens in de middle of nowhere had gebouwd. Samen met deze neef, mijn vroegere chauffeur, de neef van mijn kinderen die voorheen regelmatig bij ons moest blijven slapen als mijn man weer eens in Nederland was, onze manager van het werk, een collega en onze Ethiopische oppas reden mijn man en ik met onze kinderen naar het stukje grond van de neef. Van de hoofdweg tussen Erbil en Pirmam, moest je nog zo’n 10 minuten door de heuvels rijden. Een steile helling af over losliggende stenen en langs uitgestrekte golvende weilanden met droog gras. Het stuk grond was afgezet met een hek. Een tweede huis met bijbehorend zwembad lag binnen hetzelfde grondgebied als het stuk grond van de neef. 

Het was al avond voor we aankwamen en al snel zou de zon achter de horizon verdwijnen. 

In Koerdistan duurt het schemer nooit lang. Je kunt letterlijk de zon onder zien gaan, omdat het maar enkele minuten in beslag neemt. De mannen en onze oppas maakten de betonnen vloer en de witte tuinmeubelen onder de overkapping schoon met een tuinslang en begonnen vervolgens met de barbecue. 

Mijn vroegere chauffeur en de neef van de kinderen die voorheen vaak bij ons had geslapen, namen mijn twee dochters mee naar het zwembad, dat we eerder al voorbij waren gereden, omdat daar het water hoger was. 

Ze waren al een poos aan het zwemmen in het ruim 2 meter diepe water, toen ik aan kwam lopen. Het water zag er aanlokkelijk uit na een hete zomerdag, waarbij het kwik gemakkelijk opliep tot 40 a 45 graden, Ik vroeg mijn man of hij bezwaar had als ik zou gaan zwemmen, maar dat bleek geen probleem. Ik trok mijn badpak aan in het huisje in aanbouw en zwom vervolgens tot het zo donker was geworden dat de heuvels rondom ons nog nauwelijks waren te onderscheiden van de hemel. 

Na het zwemmen, zaten we samen met de rest van de mannen te barbecuen en begon het flink te waaien. Warme wind. Ik vond het heerlijk en genoot volop, maar de neef waarschuwde dat het nu gevaarlijk werd buiten. Volgens hem zouden schorpioenen te voorschijn komen tijdens harde wind, omdat de muggen zouden zijn verdwenen. Ik wist nauwelijks iets van schorpioenen en het leek mij een sterk verhaal dat een mug een schorpioen zou kunnen doden, maar hij heeft het verhaal zelfs jaren later nog altijd volgehouden. Hij vertelde ook dat slangen zouden sterven als het speeksel van een mens de tong van een slang zou raken. Ik vond het moeilijk te geloven, maar was niet van plan het uit te proberen. 

Web Hits