2011, februari 27: Herinneringen aan mijn opa

Als je geëmigreerd bent, gaat het leven van achtergebleven familie en vrienden natuurlijk gewoon door. Dan kan het ook voorkomen, dat je op een dag het telefoontje krijgt dat iemand van je dierbaren is overleden. Mijn opa, de vader van mijn moeder, overleed 27 februari 2011. Mijn vader bracht mij die avond om 20 over 11 telefonisch op de hoogte.

Het kwam niet plotseling. Drie jaren ervoor had hij al behoorlijk ziek in het ziekenhuis gelegen en waren we opgeroepen door de artsen om te waken. Mijn opa lag op sterven. De familie had een waakschema gemaakt en per twee personen brachten we de uren bij hem door, wachtend op zijn overlijden. Opa lag aan de zuurstof, maar met regelmaat zette hij zijn kapje van zijn mond af, op zijn voorhoofd. Steeds hadden we het kapje weer voorzichtig teruggezet. Op een gegeven moment, mijn zus en ik waren aan het waken, zagen we een enorme bult ontstaan op de borstkas van mijn opa. Ongerust dat we waren dat zijn aorta op springen stond, riepen we snel het verplegend personeel erbij.

Na een week of drie waken, stuurden de mensen van het ziekenhuis ons naar huis, want het overlijden liet langer dan verwacht op zich wachten en we moesten wel energie over houden voor als het daadwerkelijk zo ver was. De wonderen waren de wereld nog niet uit, want mijn opa krabbelde weer op. Eerst in een rolstoel, niet in staat zelf te lopen. Maar na verloop van tijd was hij zelfs weer sterk genoeg achter zijn rollator te lopen. De arts die hem later tijdens een controle weer sprak, was verbaasd en zei dat als hij niet met eigen ogen had gezien hoe mijn opa eraan toe was geweest, hij het nooit had geloofd dat hij dat had kunnen overleven.

Begin januari 2011 was hij op een nacht gevallen en sindsdien kon hij niet meer op zijn benen staan. Het had uren geduurd voor hij weer in zijn bed lag. Sindsdien was het bergafwaarts gegaan.

Dankbaar voor de drie extra jaren dat mijn opa nog mocht leven, overleed hij op 27 februari 2011. Hij had een heel mooie leeftijd bereikt: 85 jaar. Zijn lichaam was nu echt op.

De laatste keer dat ik mijn opa zag (februari 2011)

Kort voor zijn overlijden, tijdens mijn verblijf van een week waarin ik vaccinaties had moeten regelen voor mijn zoontje en mijzelf, had ik hem nog bezocht in Nederland. De keer dat ik voorgoed afscheid van hem nam, was ik naar zijn bed in de woonkamer gelopen. Ik gaf hem een knuffel en een kus en vertelde dat ik terug zou gaan naar Koerdistan.
Mijn opa sprak alleen maar Fries.
“Do, leave (Doei, lieverd),” was het laatste dat hij tegen mij zei.
Mijn ogen schoten vol bij het horen van zijn stem, maar ik wilde niet huilen in zijn bijzijn en liep snel terug naar de keuken, waar mijn oma en mijn moeder stonden. Daar zijn in stilte nog heel wat tranen gevallen.

Opa was in mijn ogen altijd een man zonder zorgen geweest. Dat zal ongetwijfeld een enigszins vertekend beeld zijn geweest, maar oma was altijd degene die alles regelde. Oma was fel, reageerde snel en gaf haar ongezouten mening die niet noodzakelijkerwijs hetgeen was wat mensen wilden horen, maar dat kon haar niets schelen. Opa was daarentegen rustiger en neutraal. Mengde zich zelden in discussies. Hij zei niet zoveel, maar hij kon wel lachen. Dan lachte zijn hele buik met hem mee.

In zijn jongere jaren, toen ik nog op de basisschool zat, ging hij een dag in de week naar de veemarkt. Ik kan me nog herinneren hoe ik een keer van school mocht thuis blijven om met hem mee te kunnen gaan. En zo liepen opa en ik samen over de veemarkt tussen de dieren. We waren al vroeg in de ochtend vertrokken, maar ik was net als opa dol op dieren, dus ik genoot volop.

Een andere keer, ik was nog steeds heel klein, had hij een ekster gevangen en bewaarde hij de vogel voor mij. Een paar keer per dag kwam ik de vogel een soort pap voeren met een lepeltje. Soms stond ik bij hem in zijn duivenhok dat achter in zijn garage was gebouwd. Of ging hij schapen scheren. Vissen behoorde ook tot zijn hobbies. Ik heb nog vele herinneringen aan zomers waarin we met mijn ouders en mijn opa en oma naar de Afsluitdijk gingen of onder een brug meer in de buurt van ons huis en dat mijn opa en mijn vader daar hun vishengels uitzetten. Enkele keren deed ik mee met mijn eigen vishengeltje van bamboe.

Naarmate mijn opa ouder werd, werd hij minder vertrouwd met traplopen en werd er een traplift in hun huis gebouwd. De stoel was vastgemaakt op de plek van de leuning en mijn oudste dochter, die toen een jaar of 4 moet zijn geweest, wilde ook wel eens op de stoel naar boven gaan.
Voorzichtig ging ze op de stoel zitten en net voordat de traplift in beweging kwam, zei ze: “Ben ik niet te zwaar?”
We lachten allemaal. Mijn opa’s buik lachte weer volop mee. Heerlijke herinneringen aan zo’n lieve man.

Voor de begrafenis ben ik niet meer geweest, maar het was goed zo. Ik had al heel bewust afscheid van hem genomen, toen ik hem twee weken eerder voor het laatst had gezien.

Mijn opa en oma
Web Hits