2009, februari: De start van mijn nieuwe leven in Erbil

Het was vlak voor mijn verhuizing naar Erbil, toen ik de vrouw van mijn oudste zwager een bezoekje bracht. Het was er druk. Zelf hadden ze drie kinderen: een jongen van zestien, een meisje van veertien en een jongen van negen. Haar zus was op bezoek gekomen en had ook twee jongens van negen en vijf jaar en een meisje van zeven. Ik had mijn eigen twee dochters van net zeven en drie mee, wat het totaal bracht op zes kinderen onder de tien en twee pubers.

“Zou je even op de kinderen kunnen passen?” vroeg de vrouw bij wie ik op bezoek was, “Ik moet heel snel met mijn zus even naar de winkel.”
“Tuurlijk. Geen probleem,” antwoordde ik.
Ik kon goed met haar kinderen opschieten. De mijne zorgde ik altijd al voor en dus waren er alleen maar drie extra kinderen over. Aangezien dat de neefjes en het nichtje waren van de pubers, leek het me geen probleem.

Maar ik had moeten weten dat de puberjongen, zijn negenjarige broertje en het negenjarige neefje flink wat kattenkwaad uithaalden. Eerst stoeiden ze met elkaar, maar al gauw doken ze bovenop mij. Kussens die tegen de wand in de zitkamer stonden, werden over en weer gegooid en raakten vaker wel dan niet een van de kinderen.

Om een reden die mij niet duidelijk was, konden de twee neefjes niet goed spreken. Het jongetje van vijf sprak bijna helemaal niet. En zo kwam het dat het jongetje van vijf te laat aangaf dat hij moest plassen. De moeder had gelukkig wel extra kleding mee gedaan in een tasje, dus verschoonde ik de jongen, terwijl de andere kinderen nog druk aan het stoeien waren en kussen gevechten hielden.

Tijdens het geouwehoer pakte de jongen van zestien mijn tas af en haalde mijn laatste beltegoedkaartje van tien dollar eruit. Ik probeerde het terug te pakken en rende hem achterna de bezoekkamer in. Hij was sneller dan ik, rende de kamer weer uit en deed de deur tussen ons beiden op slot. Zijn zusje van veertien die mij probeerde te helpen, sloot hij op in de voortuin. Vervolgens typte hij de opwaardeercode in zijn telefoon en haalde de deur van de bezoekkamer weer van het slot. Ik probeerde de telefoon met het kaartje uit zijn handen te trekken, maar met zijn zestien jaar was hij al sterker dan ik en drukte hij uitdagend op het oké-knopje op zijn mobiel, terwijl hij met zijn andere hand mij tegenhield. Daar ging mijn laatste opwaardeerkaartje.

In werkelijkheid kon het me niet heel veel schelen. Ik was zijn tante en ik had al meer streken van hem gezien. Maar ik moest natuurlijk wel een nieuw beltegoedkaartje kopen.

Een van mijn laatste ontbijtjes bij de familie in Massif. Met de klok mee: geitenkaas, honing, komkommerschijfjes, ongeklopte slagroom, yoghurt en walnoten. Rechtsboven de nan (het brood) (februari 2009)
De winkelstraat in Massif (februari 2009)

Op een middag kort hierna stapte ik een van de vele kleine winkeltjes in de winkelstraat van Massif binnen. Een man van middelbare leeftijd zat achter de balie in het winkeltje dat ik niet groter inschatte dan drie bij drie meter.
“Hé, jij bent toch Feikje?” vroeg de man mij.
Zijn vraag verbaasde mij.
Ik had niet het idee dat ik deze man kende, dus ik vroeg: “Eh, ja, maar hoe weet je dat?”
Hij wist zelfs de naam van mijn man te noemen, wat mij alleen nog maar nieuwsgieriger maakte. De man bleek acht a negen jaar daarvoor in de Dunia-faxwinkel te hebben gewerkt. Dè faxwinkel waar ik altijd mijn brieven naar mijn ouders liet faxen in de eerste vakantiejaren dat ik in Koerdistan kwam. Ik kon niet geloven dat hij mij nog steeds herkende. Ik besefte meteen dat anonimiteit in Koerdistan voor mij dus niet zou gelden.

Regelmatig kwam ik in ons nieuwe appartement om de puntjes op de i te zetten. Eigenlijk was alles klaar, behalve de badkamer moest in de laatste week nog worden ingericht. Toen ik op een avond nog in het appartement was, zag ik meteen hoe mooi de zonsondergang was die te zien was vanuit alle kamers in het appartement.

Zonsondergang vanuit ons nieuwe appartement in Erbil (2009, februari)

6 februari verhuisden we werkelijk van Massif naar Erbil. In de week ervoor had ik alle spullen in vijf a zes keer rijden overgebracht naar ons nieuwe onderkomen. De laatste rit om spullen over te brengen en eindelijk in het appartement boven de kliniek te kunnen wonen, voelde fantastisch. De rust, mijn eigen spullen weer om me heen, niet meer leven uit koffers, de dagen zelf kunnen indelen, zelf bepalen wat en wanneer je eet, de privacy. Ik vond het heerlijk. Het feit dat we nog wat elektriciteitsproblemen hadden en daardoor niet altijd warm water, zodat ik dan niet in de ochtend kon douchen, maar ’s middags wel, omdat we dan pas hoofdstroom hadden, woog niet op tegen de voordelen vond ik.

De eerste week hadden we ook nog geen internet, maar na de vijftiende van die maand was ook dat opgelost. Hoewel de eerste tijd het bereik slecht was en we voor een beter bereik de modem in de vensterbank aan de buitenkant moesten plaatsen. We woonden op de tweede verdieping van het gebouw, maar gelukkig viel de modem nooit naar beneden.

Ons appartement lag op tien minuten rijden van het vliegveld van Erbil, maar we hadden zelden last van overkomende vliegtuigen (februari 2009)

Natuurlijk moest ik even wennen aan hoe je de hoofdstroom en de generatorstroom moest regelen, dat ik geen wasmachine of droger kon laten draaien op de generatorstroom en dat het kleine elektrische kacheltje en de koelkast uit moesten voor de generatorstroom aan kon. Zolang ik een lampje kon aandoen en mijn telefoon en laptop kon opladen, vond ik het prima.

Rond de weekenden was het ook slecht gesteld met de stroom. Donderdagmiddag viel de stroom al vrij vroeg uit en kwam pas ’s avonds rond een uur of half negen terug. Tot rond middernacht. Dan viel het weer weg. Hele nachten hadden we geen elektriciteit. Door de week kregen we vanaf ongeveer kwart over zeven stroom, maar in het weekend pas rond tien uur ’s ochtends.

Pirmam street van Erbil richting Khanzad regio waar de school stond (februari 2009)

De verhuizing naar Erbil betekende ook dat ik een totaal andere route naar school moest rijden. In plaats van twaalf kilometer woonden we nu twintig kilometer van school. Ik kwam dan wel door drukker verkeer, maar ik redde me steeds beter door de chaos van auto’s en alle andere al dan niet voertuigen die ik op de weg tegenkwam.

Khanzad hotel op de heuvel in de Khanzad regio (februari 2009)
Zestig meter street, een van de rondwegen in Erbil (februari 2009)
Het nieuwe viaduct tegenover de school. Destijds was de Khanzad regio nog een kale heuvelvlakte (februari 2009)
Een van de controlepunten om Erbil te verlaten (februari 2009)

Voor school ging mijn oudste dochter mee met een schoolreisje naar een restaurant, waar ze spelletjes speelden en patat aten. Het schoolreisje viel in het vrije weekend, op de zaterdag.

Ik moest haar naar school brengen. De mannen van de Veiligheidsdienst die het schoolterrein bewaakten, controleerden iets strenger dan normaal. De mannen vroegen mijn naam. Hoewel ik altijd de kinderen naar school bracht en weer ophaalde en hun vader dus eigenlijk nooit in beeld kwam op school, wist de ene man bij het horen van mijn naam meteen wie ik was.
“De vrouw van de dokter,” zoals ze hem altijd noemden.
Uit respect, omdat hij tandarts was. En opnieuw vroeg ik me af hoe het toch mogelijk was dat Koerden blijkbaar met minimale informatie meteen wisten wie ik was.

Hoewel het nog maar half februari was, was het klimaat alweer zo zacht, dat ik soms met het autoraam open reed en de airco aan. Mijn lange winterjas die tot mijn knieën kwam, hoefde ik in principe ook niet meer aan, maar ik was nog niet helemaal ontwend van mijn in Koerdistan verworven verlegenheid in het bijzijn van vreemde mannen. Zeker als ik mijn jas in hun bijzijn zou moeten uittrekken. Dat kwam gewoon niet in me op. Het was nog een gevolg van de drie maanden waarin ik dagelijks met mijn chauffeur samen was geweest. Hij was de connectie tussen mij en de rest van de wereld. Hoewel ik gewoon met hem mee naar buiten ging, verliep het echte contact via hem en raakte ik ontwend aan mannen die niet bij de familie behoorden.

Nu ik in Erbil woonde, moest ik ook leren zelf naar de winkels in de stad te gaan en op een dag namen twee mannen van de familie mij mee naar de grote supermarkt New City aan de zestig meter straat. Het was dezelfde supermarkt waar ik eerder al de stadsplattegrond haalde en eigenlijk de enige grote supermarkt die ik inmiddels zonder hulp kon vinden. Ik was er inmiddels al iets van drie keer geweest. Naast standaard boodschappen verkochten ze ook huishoudelijke apparaten, kleding, schoenen, tapijten, koffers en andere handige voorwerpen voor in huis.

New City, de eerste grotere supermarkt die ik kon vinden in Erbil (februari 2009)

De beide mannen van de familie haalden de bedrijfsleider van de supermarkt erbij en stelden me officieel aan hem voor. De bedrijfsleider haalde er op zijn beurt weer een inpakker en kassière bij, die mij allang herkend hadden van mijn vorige bezoekjes aan de winkel. Ik kreeg familiekorting aangeboden voor alle keren dat ik daar zou gaan winkelen.

Ik leerde de omgeving steeds beter kennen en vond zelfs een bakker waar het brood direct voor je neus uit de oven werd gehaald. Er werd op bestelling gewerkt. Je ging niet naar binnen, maar moest buiten blijven staan, legde je geld onder een ijzeren staafje tegen het wegwaaien en wachtte op je beurt. Het brood werd open en bloot recht uit de oven op een tafeltje voor de wachtende mensen gegooid. Dan kreeg je een plastic tasje, waar je de broden in kon stoppen.

Maar daar kwam die verlegenheid ook weer om de hoek, want er stonden al zo’n zeven a acht mannen en jongens op hun beurt te wachten voor het open raampje van de bakker. Ik haalde even diep adem en stapte uit de auto. Uiteindelijk moest ik toch wel brood hebben. Automatisch keken alle ogen in mijn richting. Als niet Koerdische vrouw viel ik natuurlijk enorm op tussen hen. Ik voelde me best ongemakkelijk tussen al die mannen en zou ondertussen een moord hebben gedaan om onzichtbaar te worden, maar ik bleef toch staan.

En plotseling vanuit het niets was daar een oudere man tussen die groep wachtende mannen die misschien zag dat ik me niet op mijn gemak voelde tussen al die mannen.
“Geef haar als eerste haar brood,” vertelde de oudere man aan de bakkers die binnen stonden. Nou, dat viel me weer mee. Leven in een mannenmaatschappij was dan toch niet zo erg, als de mannen zoveel rekening met de vrouwen hielden.

Daarna haalde ook heel vaak mijn oudste zwager brood voor mij. Zo hoefde ik helemaal de deur niet uit, behalve voor de school van de kinderen en om naar de supermarkt te gaan. En ik moet zeggen dat ik het best prettig vond dat ik in die beginperiode veel binnen kon blijven. Me even terug trekken in mijn eigen wereld. Geen blikken op mij gericht voelen. Thuis kon ik even weer mezelf opladen.

Tegen het eind van februari zaten we zomaar zonder waarschuwing vooraf twee en een halve dag zonder stroom. De vloerverwarming in huis werkte alleen op de hoofdstroom, dus met de dag werd het kouder in huis waar we alleen gladde tegels op de vloer hadden. Ik had weliswaar twee elektrische kacheltjes, maar zonder stroom werkten deze ook niet. En zo trok ik thuis extra dikke kleding aan en lag met een extra deken op bed.

Langzaam maar zeker zag ik de vuile was in mijn grote kartonnen verhuisdoos (ik moest nog een wasmand kopen) groeien. Met de hand wassen was geen optie, want door de stroomuitval had ik geen warm water. Geen warm water betekende ook weer niet kunnen douchen. Zo lang niet douchen was niet echt een optie voor mij en op een gegeven moment kwam ik erachter dat als ik de warme kraan erg lang opendraaide er een koud lauwe straal uitkwam. Ik nam er genoegen mee en probeerde me zo goed en zo kwaad als het ging onder het te koude water te wassen.

Twee dagen eerder waren we wel aangesloten op de hoofdstroom en de drie ampere stroom. Het verschil was te zien aan de lampjes in de meterkast. De groene lamp stond voor hoofdstroom en de rode lamp voor de drie ampere stroom, waarbij ik dus eerst alle apparaten in huis uit moest zetten.

Mijn oudste zwager legde me precies uit hoe de meterkast werkte en welke knopjes ik omhoog of omlaag moest zetten als de stroom veranderde. Voor de zekerheid schreef ik het op een briefje en legde deze vlakbij de meterkast.

Op een avond kort daarna kwam de hoofdstroom terug. Voor twee uren. Vervolgens viel het weer uit voor een uur en kwam het weer twee uren terug. Het was net voldoende om mijn wasjes te draaien en te drogen en de kinderen door een warm bad te halen.

De familie kwam in deze dagen in kleine groepjes langs om ons te feliciteren met de verhuizing. Ze namen allemaal cadeaus mee die voor de inboedel gebruikt konden worden. Van een van hen kreeg ik een kofferbak vol servies, pannen, bestek en een “samovar” (een Koerdisch theezetapparaat met waterkoker eronder). Het was zoveel dat ik de helft van de spullen niet eens kwijt kon in onze keuken. Ik liet het overtollige spul in de dozen zitten en borg dat netjes op in een kastje.

Op een avond rond zeven uur had ik net met mijn oudste dochter gezeten. Binnenkort zouden de examens eraan komen. Ze zat nog maar in de eerste klas van de basisschool, maar elke klas op die school had drie keer per jaar examens.

Mijn dochter had heel goede cijfers. Ze stond gemiddeld een 18,3 wat overeenkwam met een 9,2. Ik maakte me dan ook geen zorgen, maar wilde toch hier en daar even meekijken met wat ze leerde. Ze was dol op huiswerk maken. Terwijl ik haar wilde laten spelen, omdat ze na een uur op bed zou moeten, vroeg ze me of we nog even Engels, rekenen en Koerdisch konden doen. Zelf zat ik nog steeds op het beginnersniveau wat lezen betrof, maar mijn oudste las vlot een alinea in het Koerdisch op. Ze herkende het Koerdische alfabet wat lijkt (niet hetzelfde is) op het Arabische alfabet net zo snel als het Latijnse alfabet. Terwijl zij de zinnen hardop voorlas, was ik nog bezig met het ontleden van het eerste woordje.
“Ho, ho!” riep ik, “Mag ik heel misschien ook even de kans krijgen mee te lezen?”

Ik vond het heerlijk dat we onze kinderen de kans konden geven verschillende talen te leren. Vooral het Koerdisch, omdat zij zelf half Koerdisch waren.

Op de laatste dag van februari besloot ik het winkelcentrum Rhein Mall eens op te zoeken. Mijn oudste zwager reed voor me uit. Achteraf gezien had ik het zonder hem, maar met een kleine uitleg, ook kunnen vinden, want het zat in de straat tegenover de winkel New City, waar ik al vaker kwam.

Ik vermaakte me prima met mijn dochters. We liepen door de winkeltjes en gingen uiteindelijk door naar de bovenste verdieping waar een soort binnenspeelcentrum was met allerlei kermisachtige attracties voor kleine kinderen. Twee uur lang probeerden de meisjes diverse speeltoestellen uit.

Ik zag mezelf nooit als een standaard modelmoeder. Op zich ook logisch, want zoveel moeders gingen niet emigreren met hun dochters van Nederland naar Koerdistan-Irak. Maar zo tegen het eind van februari had ik ons leventje aardig op de rails. ’s Avonds las ik zo nu en dan voor aan de kinderen als ze net in bed lagen.

Vanuit Nederland had ik een enorme verzameling boeken meegenomen en nu koos mijn oudste het boek “Wipneus en Pim gaan op reis” uit. Zo halverwege het voorlezen, besefte ik hoe raar het leven soms kon lopen. Want lang, heel lang geleden, toen mijn zus en ik nog klein waren, las onze vader ons ook altijd voor. Hij zal vast menig boekje hebben verslonden zo staande in de hoek van de overloop tussen haar en mijn slaapkamerdeuren in, maar ik herinnerde me maar een boekje en dat was exact hetzelfde boek als waar ik die avond mijn dochters uit voorlas.

Wie had destijds, toen ik in mijn lichtroze pyjamajurkje in mijn eenpersoonsbed lag naast mijn keurig op volgorde gelegen dozijn knuffelberen met een pakje vloeitjes onder mijn kussen dat ik gebruikte bij het duimzuigen, kunnen bedenken dat ik ongeveer twee en twintig jaar later hetzelfde verhaal zou voorlezen aan mijn eigen dochters in ons eigen appartement in Koerdistan. Maar soms loopt het leven anders dan je verwachtte…

counter free