2008 oktober: Betrapt

Half oktober en nog steeds was het weer lekker warm. Tot ’s avonds laat kon je zonder jas en met korte mouwen buiten blijven zitten. Enkele jongens in de familie hadden er een soort van routine van gemaakt elke avond op het balkon bij de keuken boven de carport een waterpijp te roken. Soms ging ik eerder slapen, soms bleef ik erbij zitten. Voor de gezelligheid. Ik rookte nooit mee.

Op een van de avonden dat ik tot ’s avonds laat met mijn chauffeur, een van zijn neven en zijn jongste oom op het balkon zou blijven zitten, deed ik nog het beetje afwas dat op het aanrecht stond, terwijl mijn chauffeur de kooltjes op het fornuis verwarmde.

De beide oudste jongens wilden liever niet dat de heer en vrouw des huizes zouden zien dat ze een waterpijp zaten te roken, dus zette mijn chauffeur een metalen plaatje dwars op het fornuis, waardoor vanuit het grootste deel in de keuken, de kooltjes op het vuur niet opvielen.

Toen de oude vrouw toch de keuken in kwam, zag ik mijn chauffeur snel de balkondeur uitlopen. Mijn blik kruiste met die van het jongere neefje dat stiekem begon te glimlachen. Niet wetende wat ik beter kon doen, bleef ik maar glazen afwassen. En toen de vieze glazen op waren, maar de vrouw nog steeds in de keuken stond, pakte ik maar glazen terug die ik al gewassen had.

Plotseling draaide de vrouw zich om en zag de kooltjes op het vuur.
“Wat is dat?” vroeg ze.
Het jongste neefje mompelde iets in de zin van: “Oh, dat is van de jongens.”
Vervolgens liep ze de keuken uit.

Het was al zo rond middernacht, toen we met ons vieren op het balkon zaten. De jongens rookten om beurten de waterpijp. We gingen er vanuit dat de oude vrouw al lang sliep. Ze sliep altijd zo rond een uur of negen, misschien tien. Maar plotseling trok ze de balkondeur open.
“Wat zijn jullie aan het doen?” vroeg ze.
“Waterpijp roken,” zei de oudste die op dat moment net de slang van de waterpijp in zijn handen had.
Ze zag er “not amused” uit, maar verdween weer in huis. Ons achterlatend met het gevoel dat we betrapt waren.

Een paar avonden later waren mijn chauffeur en zijn oom opnieuw de waterpijp aan het voorbereiden. Ik stond bij het raam in de keuken. Mijn chauffeur had net de balkondeur naar het terras geopend waar de waterpijp half klaar stond. Zijn oom stond in de voorraadkamer aan de achterkant van de keuken. Ineens stond de oude man in de keuken. Zijn vrouw stond naast hem.
“Wat doen jullie toch?” wilde de oude man weten.
De oudste van de jongens antwoordde: “We hebben honger.”
Onwillekeurig keek ik naar de klok. Bijna twaalf uur. Had iemand mij ooit zo laat nog iets zien eten? Er kwam een glimlach op mijn gezicht, waarop ik me omdraaide naar het raam.
“En waarom heb jij de deur open?” vroeg de man aan mijn chauffeur.
“Hij kijkt naar de regen,” hoorde ik de oudste jongen nog steeds vanuit de voorraadkamer aan de andere kant van de keuken voor hem antwoorden.
Er verscheen opnieuw een glimlach op mijn gezicht, die ik probeerde te verbergen. Toen mijn chauffeur zich omdraaide, zag ik dat ook hij met moeite zijn gezicht in de plooi kon houden. De man en vrouw verdwenen weer uit de keuken.

Terwijl de waterpijp in zijn volle gedaante op het aanrecht stond en de andere benodigdheden, zoals het appeltabak, of hoe het ook mag heten, op tafel en de kooltjes op het vuur lagen, kwam het echtpaar voor de tweede keer die avond de keuken binnen. Het was overduidelijk wat hier ging gebeuren. Zwijgend keken we elkaar aan. Hier viel geen excuus meer te bedenken.

Desondanks verlieten ze al gauw de keuken en kwamen daarna niet meer terug. Blijkbaar wilden ze gewoon zekerheid wat betreft hun vermoeden. Het leek erop dat ze dat nu hadden gekregen.

De oudste van de jongens legde me uit dat hij voor mij had gelogen. Hijzelf zou best in het bijzijn van de oude man de waterpijp durven roken, maar hij wilde niet dat hij dacht dat ik ook rookte, omdat ik erbij zat. Toch wel lief van hem om mij in bescherming te nemen, alhoewel de poging waarschijnlijk niet echt gelukt was.

De volgende ochtend zat ik in de zitkamer een boek te lezen. Mijn chauffeur was net wakker geworden en ging rechtop op zijn opvouwbare matras op de grond zitten om even bij te komen. De oude man kwam nu ook de kamer binnen en sprak met de chauffeur over het gebeuren van de avond ervoor. De man lachte. Nadat de man de kamer was uitgelopen, keek mijn chauffeur mij aan en zei: “Heb je wel in de gaten dat hij denkt dat jij ook gerookt hebt?”
“Ach, jullie waren erbij en weten dat dat niet zo is,” reageerde ik.
“Nou,” plaagde mijn chauffeur, “misschien weten we dat wel niet…”

***

Het liep tegen eind oktober. Half tien in de ochtend. Mijn chauffeur, zijn oom en zijn oma stonden op het punt het huis te verlaten. Het was zo’n beetje een van de eerste keren dat ik alleen thuis zou blijven. In koor riepen de beide jongens naar mij dat ik niet ondeugend mocht zijn. Natuurlijk riep ik hen een “jawel!” na.
“We gaan je slaan als je ondeugend bent,” waarschuwden de jongens mij.
Ze keken streng, maar ik wist dat ze het niet meenden.
Ik lachte hen na. Aan het eind van het tuinpad draaide mijn chauffeur zich nog eenmaal om en waarschuwde mij voor niemand de poortdeur open te doen. Ik sloot de deur achter hem en liep terug het huis in.

Om elf uur begon het te onweren. Ik wist niet of het ermee te maken had dat we bovenop een bergketen woonden, maar het onweer was hier zwaarder dan ik in Nederland gewend was. En in Koerdistan leerde ik ook dat er droog onweer bestond. In Nederland had ik dat nooit meegemaakt.

Op een gegeven moment hing de bui recht boven ons en zag ik diverse bliksemflitsen de grond inschieten, waarop elke keer aansluitend een luide donder te horen was. Ik had het nooit zo op onweer gehad en in Koerdistan vond ik dat nog even een graadje erger.

Tegen enen belde ik de zus van mijn chauffeur. We hadden eerder al afgesproken elkaar die dag om een uur te zien. Het weer was inmiddels verbeterd en we spraken af dat ik bij haar zou komen. Haar ouders waren ook thuis. Het neefje dat met mijn chauffeur en zijn oma was vertrokken van ons huis, was bij hen op bezoek. Evenals zijn moeder en zijn zusje.

“Ik stond voor de deur bij jou,” begon het neefje direct tegen mij, “waarom liet je mij er niet in?”
Verbaasd ging ik in gedachten na wat ik gedaan had dat ik de bel niet had gehoord, maar ik kon me niets bedenken. Ik was al die tijd thuis geweest.
Zijn moeder zei: “Ja, we stonden er alle drie. We hebben aangebeld, op de poort geklopt, maar jij deed niet open.”
Ik vond het wel wat vreemd, want de bel zou misschien niet te horen zijn geweest als de stroom was uitgevallen, maar de poortdeur was van een soort metaal gemaakt, dat erg veel lawaai maakte als je daar hard op klopte.
“Maar ik heb helemaal niks gehoord. Sorry,” reageerde ik.
Daarop verscheen mijn chauffeur uit een halletje dat naar de badkamer ging en uitkwam in de woonkamer.
Hij keek mij streng aan en zei: “Dus jij wilt beweren, dat als je hen wel had gehoord, dat je dan de deur had opengedaan voor hen?”
Even was ik stil.
“Meisje! Wat luister jij toch slecht!” begon mijn chauffeur weer, “Ik had toch gezegd dat je voor niemand de deur open mocht doen!”
Er verscheen een grote glimlach op mijn gezicht, toen ik besefte dat ze me net hadden getest en ik was gezakt. Met open ogen was ik erin getrapt.

PHP Hits Count