2007, mei: Op uitnodiging van de zoon van de president naar Koerdistan-Irak

Routegegevens:

Heenreis: Per vliegtuig van Nederland (Amsterdam) via Oostenrijk (Wenen) naar Koerdistan-Irak (Erbil)
Terugreis: Per vliegtuig van Koerdistan-Irak (Erbil) via Oostenrijk (Wenen) naar Nederland (Amsterdam)

***

Koninginnedag 2007 en de week erna had voor ons een speciaal tintje. Samen met een ander Nederlands gezin waren we uitgenodigd door de zoon van de president van Koerdistan. Vroeg in de ochtend vertrokken we: Schiphol-Wenen-Erbil. Alles businessclass en tot in de puntjes verzorgd. Het voelde best vreemd dat onze gezinnen de daaropvolgende week veel samen zouden zijn. Op een paar eerdere ontmoetingen en een etentje na met de ouders, kenden we elkaar helemaal niet.

In Wenen moesten we overstappen. Mijn jongste dochter moest worden getild. Een week eerder had ze haar linkerbeen gebroken. Een ongelooflijk stom ongeluk. Ik had haar op bed willen brengen en tilde haar op. Zo liep ik haar slaapkamer binnen waar hoogpolig tapijt lag. Oudroze van kleur. Een babydeken lag netjes op de grond gespreid, dus daar liep ik nietsvermoedend overheen. Ineens gleed mijn been onder mij vandaan. Er bleken dunne boekjes onder het dekentje te liggen. Ik had mijn jongste nog in mijn handen en wilde haar hoog houden, zodat ik niet op haar zou vallen. We vielen net te dicht bij de rand van haar eenpersoonsbed, zodat haar beentje iets klem kwam te zitten tussen mij en het bed. Eerst dacht ik nog dat het mee viel. Een breuk was niet zichtbaar, een zwelling of verkleuring ook niet. Toch weigerde ze te lopen op haar been.

Zoveel hoefde dat eigenlijk niet te zeggen. Ik was als klein kind ook eens gevallen, had mijn moeder gezegd. Daarna weigerde ik ook te lopen. Mijn moeder had me overal naartoe moeten tillen. Naar school, binnenshuis. Uit bezorgdheid had ze me naar de huisarts gebracht. Bij de huisarts liep ik zonder problemen. Tot ik weer alleen met mijn moeder was. Dan weigerde ik weer om te lopen. Uiteindelijk bleek er niets aan de hand met mij. Dus wie weet had mijn tweede dochter gewoon mijn genen en weigerde ze daarom om te lopen.

Ik besloot dat ik ervoor zou zorgen dat ik haar de volgende ochtend zou zien opstaan. Dan had ze een nachtje geslapen en wellicht was ze het voorval vergeten.

Die ochtend stond ik in de deuropening van haar slaapkamer toen ze van bed af ging. Overduidelijk dacht ze niet aan haar beentje, maar toen ze van bed afstapte, zakte ze direct door haar linkerbeen. Dat was voor mij een teken dat er iets niet goed zat, hoewel er nog steeds niets te zien was aan de buitenkant van het been.

Ik bracht haar naar onze huisarts, maar ook hij vermoedde eerst niet dat er iets ergs aan de hand zou zijn. Als ze later die middag nog steeds niet haar been zou gebruiken, zou hij haar doorverwijzen naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. En zo geschiedde. De rest van de dag liep ze niet en zodoende zat ik later op de dag met haar bij de röntgenafdeling van het ziekenhuis. Een haarscheurtje, zo bleek. Ze kreeg gips eromheen. Geen loopgips, maar vertel een kind van net twee jaar maar eens dat ze hele dagen rustig op een stoel moet blijven zitten. Mijn dochter was dat in ieder geval niet van plan. Dus meerdere keren moest het gips vernieuwd worden.

Vlak voor ons vertrek naar Koerdistan was ze nog met haar been voor controle geweest in het ziekenhuis. Alles zag er goed uit en we mochten met haar vliegen. Dat was een hele geruststelling, want ik had voor mezelf al uitgemaakt dat als zij niet mee zou kunnen, ik ook niet zou gaan.

Toen we boven Erbil cirkelden, keek ik uit het raam en zag de duizenden jaren oude stadsmuur onder ons. Erbil, tenminste het oorspronkelijke deel binnen de stadsmuur, is sowieso een van de oudste continu bewoonde steden ter wereld, mogelijk zelfs de oudste.

Met mijn ogen speurde ik naar de plek waar onze kliniek zou worden gebouwd. Even zag ik het, maar vrij snel daarna waren we te dicht bij de grond gekomen.

Enkele ogenblikken later landden we op het vliegveld van Erbil. Onderaan de trap van het vliegtuig werden wij opgewacht door de zoon van de president, een vriend van ons en enkele andere mannen. Onder begeleiding werden wij direct naar een apart kamertje gebracht, terwijl de andere passagiers richting de paspoortcontrole moesten lopen. We kwamen in een donkerhouten gemeubileerde kamer terecht, waar we mochten plaatsnemen op de ruime bankstellen. Dit kamertje was alleen voor de VIP’s, kregen we te horen. Mannen als Blair en Rumsfeld waren ons al voor geweest.

Mannen in zwarte pakken brachten ons flesjes mineraalwater, thee en Turkse koffie. We moesten onze paspoorten en de stickers van onze bagage afgeven, want dat zou allemaal voor ons geregeld worden.

Na een klein uurtje in deze kamer te hebben gezeten, werden we gevraagd naar de auto’s, die op het vliegveld voor ons klaar stonden, te gaan.
“Waar is onze bagage?” vroeg ik aan een van onze chauffeurs die ik toevallig al heel goed kende.
“Geen zorgen, we hebben alles,” stelde hij mij gerust.

In het volgende half uur werden we van het vliegveld naar Massif gereden in vier a vijf identieke zwarte auto’s. Voorop reed een politiewagen met zwaailichten. Op de drukkere plekken hoorden we dat de politiewagen ook zijn sirene aanzette. De chauffeurs van de president horen bij het “protocol”, zoals ze dat in Koerdistan noemen. Het zijn bijzonder goede chauffeurs, die andere weggebruikers dwingen aan de kant te gaan en je bij gekke acties van de weg rijden.

Onderweg op Gulan street van het vliegveld naar Massif (april, 2007)

Ik zat samen met de dochter van het andere gezin in een auto en vertelde haar snel over wat te doen of wat te laten in de Koerdische cultuur.
“Wat moet ik nu absoluut niet doen?” wilde ze weten.
“Lachen en knipogen naar mannen. Ik moest daar zelf ook aan wennen, maar het is hier niet zo vrij als bij ons,” legde ik uit, “Als je hier iemand leuk vindt, kun je dat laten merken door oogcontact, dus als je teveel lacht of even knipoogt naar een man, geef je een ander signaal af dan waarschijnlijk de bedoeling is. Bovendien letten anderen ook altijd op dit soort seintjes, dus wees alert.”
“En hoe weet ik of ik een man de hand mag geven of niet?”
“Dat valt hier best mee,” vond ik, “Als je twijfelt, wacht dan even af of de man jou een hand wil geven. Steekt hij een hand uit, dan is het oké.”
“En de zoon van de president?” vroeg ze tenslotte, “Kan ik hem een hand geven?”
“Bij mijn weten is die hele familie vaak in het Westen geweest. Ze zijn heel modern. Ik ga ervanuit dat hij vrouwen wel een hand geeft.”

Het gastenverblijf (2007, mei)
En dit was alleen nog maar het ontbijt… (2007, mei)
Het woonkamergedeelte in het gastenverblijf (2007, mei)

We stopten voor de deur van een van de gastverblijven in Massif. Een villa waarvan de poort bewaakt werd door enkele soldaten. Achter de enorme rode, houten voordeur was de ruime entree die doorliep tot aan de achterkant van het huis. Achter een van de deuren links was de zitkamer, waar je via een muuropening in de daarachter gelegen eetkamer kon komen. De achterste kamer was de keuken. Via de keuken leidde een deur naar de extra kamer waar het personeel van de villa zich meestal ophield. Ook de keuken was hun terrein. Zij kookten en wasten af. Aan de rechterkant van de entree was een grote open ruimte die dienst deed als woonkamer. Deze ruimte lag tussen de slaapvertrekken in. Aan de voorkant waren twee slaapkamers, waar wij zouden slapen. Het andere gezin werd verdeeld over de vier slaapkamers die aan de achterkant zaten.

De volgende dag vertrokken we met diverse auto’s richting Erbil. Een rij auto’s met geblindeerde ramen reed ons door de straten van de Koerdische hoofdstad naar het textielmuseum binnen de oorspronkelijke stadsmuur van Erbil. Buiten hingen diverse tapijten aan een muur. Binnen vertelde een man ons over de tapijten en de wijze waarop ze vervaardigd werden. Enkele lijfwachten bleven bij de ingang staan. Andere lijfwachten liepen met ons mee door het pand.

In het souvenirwinkeltje werden we verplicht iets uit te zoeken voor onszelf op hun kosten, want het geld zou gebruikt worden voor het museum en het personeel dat er werkte. Ik zocht een poster uit, waarop een dorp te zien was, waarvan de huisjes tegen een berg waren gebouwd. Op de daken van de huisjes stonden inwoners van het dorpje. Mijn oudste dochter koos voor zichzelf en haar zusje een traditioneel hoedje uit en een kleurrijk doosje.

Vervolgens reden we naar de bazaar, waar de lijfwachten ons weer begeleidden. Lokale mensen in de bazaar keken ons na. Waarschijnlijk gingen ze ervanuit dat we heel belangrijke personen waren. Natuurlijk was deze situatie voor mij ook heel vreemd. Ik mocht dan al best aparte dingen hebben beleefd, toch werd ik ook niet wekelijks als een VIP behandeld.

De tuin van het Sheraton Hotel in Erbil (2007, mei)

We namen een lopend buffet in het Erbil Sheraton Hotel, waar het op dat moment erg druk was door een conferentie die tegelijkertijd werd gehouden. Wij namen plaats aan een grote ronde tafel, terwijl de lijfwachten op kleine afstand aan een andere tafel plaatsnamen.

Na het etentje reden we langs het warenhuis, New City. Het pand bestaat nog steeds en er zit ook nog een supermarkt in, maar de inrichting is in de afgelopen jaren een aantal keer veranderd. Hoewel er tegenwoordig diverse moderne winkelcentra in de stad verspreid zitten, was New City de eerste (of een van de eerste) grotere supermarkten in Erbil.

Een van de vrouwen had maandverband nodig.
“Mannen,” besloot de vrouw van het andere gezin, “wij gaan ons even subtiel afzonderen van jullie.”
Terwijl we wegliepen van de mannen van de groep, besefte ik ineens weer dat we vanzelfsprekend gevolgd werden door een van de lijfwachten. Ik begon zachtjes te lachen. Wetende dat deze vrouwenzaken niet echt bij de mannen thuis hoorde, probeerden we de lijfwacht even kwijt te raken, zodat wij ongezien een pakje maandverband zouden kunnen kopen. Een onbegonnen zaak.
“Wat moeten we nu doen?” zei de dochter, “Die man heeft de opdracht gekregen ons in de gaten te houden. Die is natuurlijk niet weg te krijgen. “
“Nee, dat denk ik ook niet,” lachte ik, “Dan zit er niets anders op hem een beetje in verlegenheid te brengen.”
Een beetje beschaamd bleven we staan bij het rek met maandverband. De lijfwacht bleef op korte afstand van ons wachten.
“Welke moeten we kiezen?”
“Ik kan het ook niet lezen, maar dit is wel een bekend merk. Neem deze maar,” adviseerde ik en haalde een pak uit het rek.

Later in de avond kwam de zoon van de president samen met zijn gezin bij ons op bezoek in het gastenverblijf. Zijn oudste zoon kenden we al, maar we maakten nu ook kennis met zijn vrouw en de jongere kinderen. We maakten diverse foto’s met iedereen, maar de Barzani’s houden het liefst hun vrouwen uit de publiciteit.

Ik weet niet meer exact welke dag het was, maar op een gegeven moment kwam een van de zonen van het andere gezin de badkamer uitgerend. Niet bang, eerder verrast. Hij had een schorpioen ontdekt in de badkamer. Enthousiast als wij waren, renden we allemaal naar de badkamer waar de schorpioen was gesignaleerd. Een zwarte. Niet al te groot, maar ook zeker geen kleintje. Met neus en oren stonden we boven de schorpioen. Het was mijn eerste keer dat ik in het wild een schorpioen zag. Super interessant vond ik dat!

Inmiddels was het personeel ook aan komen rennen. Vanzelfsprekend gealarmeerd door onze spontane sprint naar de jongen zijn badkamer. Aan hun reactie te merken, leek het erop dat ze het heel erg vonden dat die schorpioen daar nu over de vloer rondliep. Bang dat wij daar waarschijnlijk overstuur van zouden raken. Snel haalden ze schoonmaakmiddelen en zorgden dat de schorpioen werd weggehaald.

De nachten erna liet ik mijn dochters, die ik eerst op dikke matrassen op onze slaapkamers had gelegd, op ons bed slapen en besloten we zelf op de matrassen op de grond te gaan liggen. Gewoon voor de zekerheid.

2 mei maakten we samen met de zoon van de president een ritje langs een aantal watervallen in Koerdistan, waarvan Bexal (uitspreken als bee-gaal) de bekendste was. We kwamen langs de prachtigste plekken. Zo nu en dan stopte de hele karavaan met auto’s, zodat we foto’s konden maken. We waren een grote groep. Onze beide gezinnen bestonden tezamen uit negen personen, de zoon van de president was met ons mee en vanwege zijn aanwezigheid was er extra beveiliging mee. Allemaal mannen van de Special Forces van Koerdistan.

Vlakbij Rawanduz bezochten we Jundiyan Resort onderaan de Hendrin Mountain. Een waterval dwars door het betegelde resort. Samen met de vrouw van het andere gezin was ik achterop geraakt, omdat Koerdische mensen foto’s van ons wilden maken. Een groep mannen van de Special Forces was bij ons blijven wachten, terwijl de rest van de groep vast de trap naar boven op was gelopen. Tegen de tijd dat wij ook boven aan waren gekomen, waren de andere bezoekers er blijkbaar net achter dat de zoon van de president hier rondliep. De presidentszoon is de commandant van de Special Forces, dus liep net als de andere mannen in militaire kleding. Enthousiast vroegen de bezoekers of ze met de zoon van de president op de foto mochten. Ook onze groep werd voortdurend gevraagd voor foto’s. Ik denk dat we alleen daar al zo’n vijftig tot honderd keer op de foto kwamen met voor ons totaal onbekende mensen. Wij zagen er de lol wel van in, maar de mannen van de Special Forces waren extra alert. Drukke plekken zijn wat risicovoller.

Nadat we waren vertrokken en een eindje hadden gereden, zag ik plots uit de voorste auto’s enkele commando’s springen. Gewapend met machinegeweren renden ze een stuk vooruit. De laatste commandowagen achter onze auto blokkeerde de weg door schuin op de weg voor het achteropkomend verkeer te gaan staan. Daar sprongen drie gewapende commando’s uit de auto en bleven op de weg staan. Het ging zo snel dat ik eerst niet eens in de gaten had wat er aan de hand was.
“Eruit. Snel!” hoorde ik iemand zeggen.
Ik stapte uit de auto, draaide me nog even om en knipte een foto van dit hele gebeuren. De aanwezigheid van de zoon van de president zal ongetwijfeld de reden zijn geweest dat we op deze manier de straat konden oversteken, maar ik vond dit werkelijk zo bizar!

Het afzetten van de weg, zodat wij konden oversteken (2007, mei)

We waren blijkbaar bij de watervallen van Kani Maran gearriveerd. We staken de weg over en pas daarna maakten de commandowagens weer plaats voor de rest van het verkeer dat inmiddels een kleine file begon te veroorzaken.

Op de vierde dag van ons verblijf in het gastenhuis, bezocht de ene helft van de groep de universiteit van tandheelkunde in Erbil, terwijl ik met de vrouwen en mijn oudste dochter naar New City ging: het warenhuis waar we eerder waren geweest. Mijn jongste dochter lag te slapen en bleef achter in het gastenverblijf. Het personeel van het gastenverblijf paste op haar. Hoewel wij maar met drie vrouwen waren, reden er toch twee auto’s met ons naar Erbil. De overige zitplaatsen werden opgevuld met lijfwachten.
“Willen jullie ook nog naar het Sami Abdulrahman park hier in Erbil?” opperde de chauffeur van de auto waarin ik zat.

Ik stemde in en zo reden we even later met de auto’s dwars door het park, waar in het verleden een van de detentiecentra van Saddam Hoessein had gestaan. Niet dat ik daar ooit iets van terug heb kunnen zien. Op dat moment stond het park nog vol stond met prachtige rozen en kleine boompjes. We kwamen langs het monument dat ter ere van de slachtoffers van de zelfmoordaanslag van 1 februari 2004 hier was opgesteld.

Die eerste van februari 2004 kan ik me nog goed herinneren. Zodra het nieuws van de dubbele zelfmoordaanslag kwam, stroomde ons huis in Groningen vol met bezoek en probeerden veel Koerden ons te bereiken via telefoon. Gespannen hadden we voor de televisie gezeten, waar de beelden werden getoond van slachtoffers. Er was een reële kans dat er bekenden van ons bij waren, maar hun lot was op dat moment nog onduidelijk. Van een iemand die we erg goed kenden, werd al gauw gezegd dat hij was omgekomen bij deze aanslag. Na een poosje hoorden we echter dat deze persoon drie dagen vrij had gehad vanwege het Offerfeest dat die dag was begonnen. Zijn vervanger was wel omgekomen. Vandaar de persoonswisseling.

Een andere bekende van ons zagen we op de beelden gewond worden afgevoerd. Ik had geen idee hoe oud deze beelden waren, maar op televisie konden we zien dat deze persoon nog bewoog. Het teken dat hij in ieder geval niet op slag dood was geweest. Deze persoon bleek later niet ver van de zelfmoorddader te hebben gestaan, maar stond achter iemand die de volle laag kreeg. De persoon voor hem was meteen dood. Een andere man, bij wie we enkele maanden eerder in de zomer van 2003 nog in zijn tuin in Shaqlawa hadden gegeten, was wel overleden. De gewonde bekende van ons heeft de aanslag uiteindelijk overleefd. In totaal ruim honderd personen waren minder gelukkig die dag.

Het Sami Abdulrahman park was vernoemd naar de vice-premier van Koerdistan, die ook bij deze aanslagen was omgekomen.

Tegen de avond werden we naar Lonesome Boya Temple, tussen Shaqlawa en Hiran, gebracht. Christenen noemen deze plek ook wel Raban Buya, terwijl de moslims dit Wusu Rahman noemen. De tempel is gelokaliseerd in een grot hoog in de bergen, van waar je Shaqlawa in de vallei kunt zien liggen. Overbodig om te zeggen dat dit een prachtig uitzicht geeft.

Voor je bij de tempel kwam, moest je eerst een lange trap beklimmen tot je aan een soort van plateau kwam. Vandaaruit volgde een pad dat alleen nog uit kleine steentjes bestond. Met kleine kinderen was dit niet te doen, dus ik bleef achter op het plateau met wat anderen die ook niet helemaal tot bovenaan gingen.

Een van de zonen van het andere gezin dat met ons mee was, besloot tegen middernacht nog een kapper te bezoeken. Hij was een absolute fan van het leger, dus als cadeau kreeg hij een commandopak voorzien van de Koerdische en de Nederlandse vlag.

De herder met zijn kudde (2007, mei)
Ik (2007, mei)

De volgende dag trok hij het commandopak aan voor een georganiseerde picknick hoog op de berg Safeen. De zoon van de president en zijn gezin gingen ook mee. Opnieuw arriveerde een rij identieke auto’s voor ons gastenverblijf. De rij witte auto’s, waarin wij zaten, reed weg onder begeleiding van vier commandowagens: twee voorop en twee achteraan. De rit naar de berg Safeen duurde niet zo lang vanuit Massif. De tocht op de berg daarentegen duurde stukken langer. Het middelste gedeelte was afgesloten voor burgers. Alleen militairen mochten de top van de berg beklimmen, werd ons verteld. Desondanks zag ik diverse mensen hoger op de berg, die mij geen militairen leken te zijn, waaronder een schaapsherder met zijn kudde.

De natuur boven op de berg was prachtig. Ik zag diverse struiken en er groeiden rode tulpen en klaprozen. Vanwege de nog milde weersomstandigheden was alles nog groen. Vanaf half mei ongeveer begint het al vaak te droog te worden, waardoor al het groen verdort en in geel verandert. De kleur die dan de komende ongeveer vijf a zes maanden het landschap zal overheersen.

Picknicken op zijn Koerdisch (2007, mei)

We reden tot bijna boven aan de berg op ongeveer twee kilometer hoogte, vertelden ze ons. Alsof je in een vliegtuig zat. Op de plek waar de auto’s stopten en ze ons lieten uitstappen, stonden tafels naast elkaar met stoelen eromheen. Boven de rij tafels was een doek vastgeknoopt tegen de zon of de regen. Iedereen stapte uit. De commando’s namen hun plek in. Anderen begonnen met het maken van eten. Het eten was zo uitgebreid dat het meer leek dat we uiteten waren in een restaurant dan dat dit op een picknick leek. We kregen diverse soorten soep, rijst, vlees, salades, noem maar op.

Meteen in het begin na onze aankomst, ging er iets mis. De sfeer veranderde, maar ik kon er mijn vinger niet op leggen. Ook de anderen wisten niks. Commando’s renden naar een auto en reden met haast weg. Het was duidelijk dat er iets aan de hand was, maar dat niemand ons op de hoogte wilde brengen. Het duurde een poos, maar uiteindelijk gaf een van de mannen toe: “Gewoon rustig zitten blijven. Doen alsof er niets aan de hand is, maar een van de commando’s is net van de berg gevallen.” “Hoe is het met hem?” wilden we weten.
“Hij wordt naar een ziekenhuis gebracht,” kregen we te horen. Pas veel later vernam ik dat de man was overleden tijdens zijn val, maar dat ze ons niet ongerust hadden willen maken.

Op een veilige afstand zitten wachten, terwijl de mannen aan het schieten zijn (2007, mei)

Na het eten reden we ongeveer een uur lang boven over de bergtop van Safeen. Op zoek naar een geschikte plek voor de mannen om te schieten. Wij vrouwen bleven met mijn dochters op een veilig afstand achter de mannen zitten. Eerst schoten ze met kleinere vuurwapens. Pistolen, denk ik, als leek zijnde. Even later haalde de zoon van de president een machinegeweer tevoorschijn. Het gaf zo’n lawaai dat ik schrok. Een van de zonen van het andere gezin dat naast de zoon van de president had gestaan toen hij het machinegeweer afvuurde, klaagde twee dagen lang dat hij half doof was.

Een van deze dagen werden we meegenomen naar Nechirvan Barzani. Anno 2020 is hij president van Koerdistan-Irak. In die tijd was hij nog minister-president. Opnieuw in optocht werden we gereden naar Erbil tot we aan de lange witte betonnen muur langs Pirmam street, vlak voor deze overgaat in Shoresh street, kwamen. Bij een van de zwaar bewaakte ingangen mochten we naar binnen. We reden het terrein op. De chauffeurs parkeerden de auto’s voor de deur van het enorm indrukwekkende gebouw. We kwamen binnen via een immense hal en werden ontvangen in de bezoekkamer, waar we geruime tijd spraken met de minister-president.

Een dag later maakten we een uitstapje naar Duhok. Onderweg stopten we weer voor het maken van foto’s. In Duhok aten we in een aparte kamer van het hotel-restaurant, waar ik een paar jaar ervoor ook al eens had gegeten. Via een zijdeurtje konden we naar buiten op een klein terrasje en in de grote grastuin met allerlei soorten bloemen komen. Op het terras deelde een van de mannen de plannen voor de komende twee dagen mee.
“We gaan nu eerst naar het hotel, waar we vannacht zullen overnachten. Daarna gaan we naar de Duhok dam en vervolgens naar een feest vlakbij een bekende supermarkt hier in Duhok,” vertelde hij ons. De supermarkt heette Mazi Mall, destijds was dat niet meer dan een supermarkt, maar vandaag is dit een groot en modern winkelcentrum dat je niet terug herkent van die tijd.

Het feest bleek een zing- en danswedstrijd voor Koerdische stammen te zijn. Elke stam had zijn eigen groep die optrad. Tegen de tijd dat wij arriveerden, waren er al veel bezoekers. Wij mochten door lopen naar de voorste rijen, waar bankstellen voor ons klaar stonden. Diverse cameraploegen filmden het evenement en de bezoekers. Diverse malen was me al opgevallen dat wij ook werden gefilmd, maar steeds van een afstandje. Een cameraman was duidelijk van plan deze “westerlingen” eens goed in beeld te brengen, want hij liep voor onze rij langs en stopte precies voor de blonde dochter van het gezin dat met ons was. Het kwam zo absurd over dat ik begon te lachen. Daarna was ik aan de beurt.

De scherpschutter (2007, mei)

Na een poosje verveelde mijn oudste dochter zich en wilde ze naar het speelveldje vlakbij.
“Vraag maar aan de lijfwachten of ze onze chauffeur bellen,” werd me gezegd.
Ik liep naar de lijfwachten.
“Waar is onze chauffeur?” vroeg ik.
Ze wezen in zijn richting. Ik liep met mijn oudste dochter naar hem toe. Met ons drieën liepen we naar het speelveldje, waar de chauffeur haar duwde op de schommel alsof ze een prinsesje was. Ik liep terug naar mijn plek. Mijn dochter achterlatend bij de chauffeur. Ondertussen maakte ik foto’s van de bloemen, de menigte en de scherpschutter op het dak.

Die avond bezochten we de schatrijke eigenaar van een autozaak. Een vriendelijke man vol met humor. Sowieso de laatste jaren werkte hij samen met heel bekende Iraakse en Koerdische personen. Mijn dochters en twee mannen namen plaats in de rode cabrio van de autozaakeigenaar. De eigenaar reed zelf. Mijn jongste dochter stond op de achterbank. Het dak van de auto was open. Ik zat met de dochter van het andere gezin in een van “onze” auto’s. Eigenlijk probeerde ik een foto te maken, maar we waren te ver verwijderd van de cabrio. Bovendien reed een andere auto tussen ons en de cabrio in. Onze chauffeur seinde naar de auto tussen ons in dat deze aan de kant moest gaan. De man reageerde niet of in elk geval te traag, dus haalde onze chauffeur de andere wagen in en bleef naast de cabrio rijden. Ik draaide mijn raampje naar beneden. De autozaakeigenaar keek naar mij opzij, zag dat ik een foto wilde knippen en riep lachend naar mij: “No pictures, please. This is Lady Di.”

Het was het idee van de autozaakeigenaar om na de supermarkt na een visrestaurant in Duhok te gaan, waar heerlijke vis werd geserveerd. Graten zo groot als flinke tandenstokers.

Wij zaten op het middelste grasveld. De lijfwachten op een grasveldje naast ons. Wij hadden eerst in gedachten gehad om op hun veldje te gaan zitten, maar de lijfwachten stonden dit niet toe, aangezien dat veldje te dicht bij de weg lag. Het veldje aan de andere kant van ons was leeg. Om bij het restaurant te komen, moesten we via dit lege veldje naast ons een trappetje omhoog. Bovenaan dat trappetje lag ook het pad dat naar de weg leidde. Tussen het pad en de veldjes stond een metershoge afscheiding.

Mijn jongste dochter op de arm bij een van de lijfwachten (2007, mei)

Plotseling zei mijn oudste dochter tegen mij dat haar zusje op het pad stond. Blijkbaar was ze op een onbewaakt moment weggeglipt. Ik schrok. Helemaal omdat ze richting de weg liep. Ik sprong op van mijn stoel, rende via de trap naar het pad, maar voor ik mijn dochtertje had kunnen bereiken, was een van de lijfwachten al over het hoge hek gesprongen en greep hij net op tijd mijn dochter van het pad. Handig zulke mannen. Je zou er bijna eentje voor thuis meenemen.

Mijn dochters in de hoteltuin in Duhok (2007, mei)

Die nacht verbleven we in het Jiyan hotel in Duhok. Praktisch een hele vleugel van de zesde verdieping werd afgehuurd voor de hele groep. Ons gezin kreeg een driekamersuite, evenals het echtpaar van het andere gezin. Hun kinderen hadden een aparte kamer. De lijfwachten namen kamers tussen en naast ons in beslag.

De volgende ochtend mochten wij vrouwen winkelen in Duhok. We kregen een groepje lijfwachten mee en kochten wat souvenirs voor het thuisfront.

De terugweg naar Massif duurde zo’n zes uur, doordat we weer diverse keren onderweg stopten. We aten in een restaurant, dronken thee in een ander restaurant en bezochten de Shanidar grot op Bradost Mountain. Opnieuw moesten we een enorme trap met ontelbare treden beklimmen alvorens we boven bij de grot aankwamen. Twintig jaar geleden zijn hier de overblijfselen van tien Neanderthalers, die dateerden van vijfendertigduizend tot vijfenzestigduizend jaar geleden, gevonden. Ook overblijfselen van vijfendertig personen van latere periodes (ruim tienduizend jaar geleden) schijnen in deze grot te zijn gevonden. Onlangs, in februari 2020, zijn er na opnieuw overblijfselen van een Neanderthaler gevonden. Resten die worden geschat op zeventigduizend jaar oud.

Inmiddels was deze bijzondere week tot een eind gekomen en moesten we terug naar Nederland. Het eerste deel van de reis vloog de zoon van de president met ons mee. Rond drie uur in de middag reden zwarte auto’s van het merk Mercedes 5500 voor op het terrein van het gastenverblijf. We bedankten het personeel voor alle goede zorgen en de geweldige kookkunsten. Onze bagage werd ingeladen in de auto’s en op het vliegveld mochten we opnieuw wachten in de aparte kamer waar we een week eerder ook hadden gezeten. Een van de mannen regelde onze paspoorten en bagage, terwijl wij een Koerdische tekenfilmversie van Hercules zaten te kijken in de VIP-ruimte.

In Wenen namen we afscheid van de zoon van de president en een andere man die bij hem was. Zij zouden daar blijven overnachten, terwijl wij door zouden vliegen naar Amsterdam. Op Schiphol nam ik afscheid van het andere gezin en werd ik opgehaald door een vriend. Het einde van een onvergetelijke week.

webcounterwebsite