2001, september: de dag die ook mijn leven veranderde

9 september 2001: een dag die iedereen die toen leefde, zich kan herinneren. Ik denk zelfs dat de meesten exact nog weten wat ze deden, waar ze waren, wat ze voelden of dachten, enz. Ik in ieder geval wel.

Ik was nog zwanger van mijn eerste kindje. Ik had mijn eerste baan als mondhygiëniste in een algemene tandartspraktijk gevonden en kwam net thuis van mijn werk. De televisie stond aan. Het beeld van de Twin Towers waarvan op dat moment de eerste toren al in brand stond, de onvoorstelbare rookontwikkeling, deed onrealistisch aan. In mijn naïviteit en doordat ik “halverwege” het verhaal binnenkwam, ging ik er automatisch vanuit dat de mensen in het gebouw veilig geëvacueerd waren of dat op zijn minst de evacuatie volop gaande weg. De toren stortte in, maar het drong nog steeds niet tot me door hoeveel mensenlevens hier verloren gingen. Pas daarna werd het me pijnlijk duidelijk dat er nog vele mensen binnen zaten en besefte ik wat een verschrikkelijke gebeurtenis zich aan het afspelen was aan de andere kant van de wereld en waar ik nu via live televisie getuige van moest zijn.

Dat deze dag ook mijn leven zou veranderen, voelde ik in de dagen na de aanslag. Ik was nog steeds zwaar geschokt dat zoiets mogelijk was en ook ik had meegedaan met de minuten stilte die kort erna werden genomen uit respect en ter nagedachtenis voor de slachtoffers. Maar blijkbaar was dat niet genoeg? Of was mijn stilte minder waard?

Want mijn vrienden waren Koerden, hoofdzakelijk jongemannen met een Midden Oosters uiterlijk. En als we door de stad liepen, voelde ik de blikken, het verwijt van sommige Nederlanders, die meenden het recht te hebben alle moslims voor deze daad aansprakelijk te houden.

Op een dag regende het. Nee, het goot. We waren in de binnenstad en besloten onder de luifel van een ijssalon te schuilen. Twee andere groepjes hadden hetzelfde idee al gehad, want er stonden al zo’n twee a drie mensen voor de ingang van de ijssalon en een stuk of vijf mensen stonden voor het raam, half tussen de tafels en stoelen die op het terras stonden. Wij stonden aan de voorkant van het terras, voor de tafels en stoelen, nog net onder de luifel. Buik inhouden anders zouden we alsnog nat worden. Een beetje dat idee.

Het personeel van de ijssalon begon de tafels en stoelen naar binnen te dragen. Ondanks dat er twee a drie mensen voor hun deur stonden te schuilen en ze hen moesten vragen aan de kant te gaan. Maar het leek erop dat het personeel daar geen problemen mee had. Het groepje dat meer voor het raam en verspreid tussen hun meubilair instond, bleek ook geen probleem te zijn. Ons groepje daarentegen, waarin ik de enige Nederlandse was, dat op geen enkele manier in hun weg stond of in ieder geval het minste van de drie groepjes in de weg stond, werd op een onfatsoenlijke manier duidelijk gemaakt dat wij daar niet mochten staan.

Regen of geen regen. Plensbui of niet. Ik vond het prima als we in de weg stonden en ze ons niet onder de luifel wilden hebben, maar dan hadden ze ook de andere twee Nederlandse groepjes weg moeten sturen, omdat zij sowieso meer dan wij in de weg stonden. Maar dat deden ze niet. Dat was de eerste keer dat ik me gediscrimineerd voelde in eigen land.

De tweede keer liep ik door de binnenstad met mijn oudste dochter die begin 2002 geboren was. Zij zat in de buggy. Een oudere vrouw kwam op me af. Ze drukte me een religieus blaadje in mijn handen met de bedoeling dat ik deze thuis grondig zou doorspitten en me zou bekeren tot haar geloof.
“Dank u wel, mevrouw, maar ik ben niet geïnteresseerd,” zei ik.
Ze probeerde me alsnog te overtuigen.
“Ik hoef echt niet, mevrouw. Ik heb al een geloof,” ik werd wat stelliger.
“Welk geloof heb je dan, mijn kind?” wilde de oudere vrouw nog heel vriendelijk weten.
“Ik ben moslim,” antwoordde ik. Officieel was ik op dat moment nog geen moslim, maar qua levenswijze en wat ik al dan niet geloofde, zat ik het dichtst bij moslims.
De vriendelijke, maar opdringerige blik van de oudere vrouw veranderde als donderslag bij heldere hemel.
“Jij vieze, vuile terrorist!” schreeuwde ze ineens naar mij.
Heel even bleef ik verbaasd naar haar kijken. Toen ben ik doorgelopen. Ja, ik was geschokt, verontwaardigd en verbijsterd. Ik wist niet eens dat het een ding was dat je je eigen volk kon discrimineren. Maar ik wist wel dat een discussie aangaan met zo iemand onbegonnen werk was. En dus zei ik niets. Maar dit zal me altijd bij blijven.

Ook in de jaren erna vernam ik dat de Nederlandse samenleving verhardde. Steeds meer mensen lieten blijken dat ze alle moslims de schuld gaven van de aanslag op de Twin Towers. Voorheen had ik mij zo thuis gevoeld in Nederland. Ik was altijd trots geweest op mijn afkomst, hoewel ik tegenwoordig sterk betwijfel of je trots kunt zijn op iets wat je bij toeval hebt verkregen en waar je niks voor hebt hoeven doen, behalve dan geboren te worden op een bepaalde plek. Hoe dan ook, ik had me altijd sterk verbonden gevoeld met de Nederlandse samenleving, ook in de periode vanaf 1995 waarin ik voornamelijk met Koerden omging. Oké, het leukste vond ik wel dat de samenleving multicultureel was. Kunnen leren van andere gebruiken en gewoontes. Jezelf een spiegel voorgehouden krijgen. Die verscheidenheid aan culturen. Dat was Nederland voor mij. Maar zo te zien, was niet iedereen in Nederland dat met mij eens of in ieder geval leek niet iedereen er even blij mee te zijn.

Aan de andere kant kwam ik nu al een paar jaar op vakantie in Koerdistan-Irak, waar ik weliswaar nog moeite had met bepaalde gebruiken in de cultuur, maar waar mensen hun best deden mij welkom te laten voelen.

hitwebcounter